Dr. Marian Thunnissen is lector Dynamische Talentinterventies aan Fontys Hogeschool HRM en Psychologie in Eindhoven. Volgens haar bestaat er verwarring over de definitie van talent en dat komt de invoering van talentmanagement niet ten goede. ln haar lectorale rede geeft zij een overzicht van de wetenschappelijke discussies rond het begrip talent en bouwt tegelijkertijd op naar een definitie die beter aansluit op de (Nederlandse) praktijk. Voor Personeelbeleid schreef zij op basis van dat hoofdstuk een doorwrocht artikel
De transitie naar een gerobotiseerde industriële omgeving is in volle gang. Robots zijn zich aan het ontwikkelen tot collaboratieve robots (co-bots) en worden zo meer een collega dan een geïsoleerde machine in een kooi. Een goede co-bot-mens-samenwerking heeft positieve effecten op de werkbeleving, resulteert in minder stress, verzuim, minder ‘bijna-ongelukken’ en leidt tot hogere productiviteit en kwaliteit op de werkvloer. Onderling vertrouwen tussen medewerker en co-bot speelt een belangrijke rol in een goede samenwerking en voor effectieve teamprestaties. De interactie tussen medewerker en co-bot dient daartoe zo natuurlijk mogelijk, voorspelbaar en intuïtief te verlopen. Op dit terrein valt nog veel winst te boeken in het industriële MKB. Co-bots moeten leren anticiperen op wat in de directe omgeving komen gaat, zodat de medewerker nimmer in een onveilige situatie verkeert en zich comfortabel voelt in de samenwerking met de co-bot. Van de andere kant moeten medewerkers leren begrijpen hoe co-bots werken en wat ze van hen kunnen verwachten. Ambitie van het project “Close Encounters with Co-bots” is het verbeteren van de effectieve samenwerking tussen medewerker en co-bot op de industriële werkvloer en daarbij vertrouwen en beleefde veiligheid te borgen voor de medewerker. In het project wordt daartoe gewerkt aan begrip van de co-bot in de mens, begrip van de mens in de co-bot, het bouwen aan technische oplossingen voor effectieve communicatie, en prototyping en testing in relevante praktijkomgevingen in het MKB. Het bedrijfsleven kan met de resultaten van het project versneld de door hen gewenste leercurve doorlopen om samenwerkende industriële mens-co-bot-systemen substantieel te laten bijdragen aan operationele winst in economisch, (productie)technisch en sociaal opzicht. Het project is een interdisciplinair samenwerking tussen de vakgebieden psychologie, mechatronica en ICT binnen Fontys Hogescholen en Saxion Hogeschool. De negen participerende (MKB) bedrijven zijn actief als industrieel productiebedrijf, in robotica ontwikkeling, als systeem- en robotleverancier, in productieautomatisering en in de sociale werkvoorziening. Daarnaast zijn kennisinstelling TU/e, coöperatie Brainport Industries en samenwerkingsverband Holland Robotics nauw betrokken. In het project zal bestaande kennis toepasbaar worden gemaakt en zal nieuwe kennis worden ontwikkeld t.b.v. een natuurlijke, voorspelbare en intuïtieve samenwerking tussen medewerker en co-bot op de industriële werkvloer. Verder zal verankering van kennis en kunde in onderwijs en lectoraten plaatsvinden en een vergroting van de kwaliteit van docenten en afstudeerders. Er zullen circa 17 docent-onderzoekers van de hogescholen en circa 100 studenten betrokken worden, die in de vorm van studentenprojecten, stages en afstudeeronderzoeken werken aan interessante vraagstukken direct uit de beroepspraktijk.
Leerkrachten van basisscholen ervaren handelingsverlegenheid bij het lesgeven aan leerlingen met autisme spectrum stoornis (ASS). Dit is een urgent probleem, want sinds de invoering van de Wet Passend onderwijs in 2014 zijn leerkrachten in het regulier onderwijs zelf verantwoordelijk voor het aanbieden van een passend onderwijsaanbod voor alle kinderen en worden leerkrachten in het speciaal (basis-)onderwijs geconfronteerd met zwaardere problematiek. Bovenstaande sluit aan bij de thema?s ?adaptief onderwijzen? en ?talentontwikkeling?, die hoog op de agenda staan van landelijke en regionale onderwijsinstellingen. De vraag die leerkrachten stellen is: Hoe zorg ik ervoor dat kinderen met ASS zelfstandig werken in de klas, zodat zij het optimale halen uit zichzelf en mee kunnen komen met de rest van de klas? Een voorbeeld van deze vraag is te vinden op zien op deze video: https://vimeo.com/138308381 (Wachtwoord: Raak040915). Om deze vraag te beantwoorden, wordt in dit project de TalentenKracht werkwijze uitgewerkt. Hiermee leert de leerkracht de verborgen talenten boven te halen bij de leerling met ASS en tegelijkertijd het talent bij zichzelf om de leerling met ASS adequaat te kunnen coachen. Hierdoor ontstaat een positieve talentspiraal. Het project wordt uitgevoerd door een consortium bestaande uit de schoolbesturen van RENN4 Noord-Nederland, SCSOG Groningen en COG Assen, het lectoraat Leren en Gedrag ingebed in het Lectoraat Integraal Jeugdbeleid (IJB), de Pedagogische Academie en Toegepaste Psychologie van de Hanzehogeschool Groningen, Orthopedagogiek van de Rijksuniversiteit Groningen en de onderzoeksafdeling van RENN4. Na afloop van dit project kunnen leerkrachten een positieve talentspiraal op gang brengen in de dagelijkse klassenpraktijk. Ook hebben zij de beschikking over een methode netwerkleren, waarmee op een duurzame manier gewerkt kan worden aan professionalisering wat betreft het werken met kinderen met ASS. Via diverse kanalen wordt de kennis beschikbaar gesteld voor een bredere groep scholen en het onderwijs- en onderzoeksveld.
In Nederland zijn ongeveer 15.000 leerlingen tussen zeven en twintig jaar die om uiteenlopende redenen niet naar school gaan. In de drie noordelijke provincies zijn dat ongeveer 4000 jongeren. Oorzaken liggen vaak in psychosociale problemen, zoals depressie, autisme en hoogbegaafdheid. Om dichter bij een oplossing te komen, werken wij sinds november 2021 in het KIEM-onderzoek Ontwikkelrecht samen met zorg-, onderwijs-, en cultuurinstellingen. In het project stimuleren we de thuiszittende jongeren door middel van kunstlessen van kunststudenten tot het zetten van de stap terug richting school. In Ontwikkelrecht II gaan we een belangrijke kennislacune onderzoeken die uit Ontwikkelrecht naar voren kwam. Onbekend is namelijk hoe de gevonden werkende principes en expertise duurzaam toegankelijk gemaakt kunnen worden binnen het netwerk van samenwerkende partijen. Het netwerk streeft naar het doorontwikkelen van de ingezette veranderingen, maar herkent tevens dat er nog geen sprake is van een gezamenlijk visie of stabiele samenwerkingsstructuur. Dat leidt tot de volgende onderzoeksvraag, die we in Ontwikkelrecht II gaan onderzoeken: Hoe kunnen we de werkende elementen van de kunstinterventies en de praktijkexpertise van de zorginstellingen toegankelijk maken voor de samenwerkende partners in het consortium? Deze hoofdvraag valt uiteen in de volgende deelvragen: 1. Welke werkende principes uit de kunstroute zijn overdraagbaar naar andersoortige interventies, door bijvoorbeeld de PABO-Zorgopleiding? 2. Welke plek kan de praktijkexpertise van zorgmedewerkers krijgen in het curriculum van educatieve opleidingen van de Hanzehogeschool? 3. Welke nieuwe manieren zijn er voor Mkb’ers uit de cultuursector om inclusiever samen te werken door het duurzaam betrekken van nieuwe doelgroepen? 4. Wat zijn de ingrediënten van een toekomstvisie voor een ontwikkelingsgerichte transdisciplinaire samenwerking binnen het consortium?