Achtergrond: Zelfbeschadigend gedrag door forensisch psychiatrische patiënten maakt vaak grote indruk op alle betrokkenen en is een belangrijke voorspeller voor geweld naar anderen tijdens de behandeling. Doel: Beschrijven van incidenten van zelfbeschadiging door patiënten die opgenomen zijn in de forensische psychiatrie. Methode: Alle geregistreerde incidenten van zelfbeschadiging tijdens behandeling in een forensisch psychiatrisch centrum tussen 2008 en 2019 werden geanalyseerd en gecodeerd wat betreft ernst met de MOAS+. Resultaten: In de periode 2008-2019 werden in totaal 299 incidenten van zelfbeschadiging geregistreerd, gepleegd door 106 patiënten. De meerderheid van de incidenten (87,6%) betrof zelfbeschadigend gedrag zonder suïcidale intentie. De meest toegepaste methoden waren zichzelf snijden met glas, gebroken servies of een (scheer)mes en het inslikken van gevaarlijke vloeistoffen of voorwerpen. Er waren 10 suïcides, nagenoeg alle middels verhanging met een touw of riem. De meerderheid van de incidenten werd als sterk of extreem ernstig gescoord op de MOAS+. Vrouwelijke patiënten hadden gemiddeld drie keer zoveel incidenten als mannelijke patiënten. Conclusie: Incidenten van zelfbeschadiging komen regelmatig voor in de forensische psychiatrie en zijn doorgaans ernstig van aard. Meer onderzoek naar de invloed op betrokkenen en getuigen, motieven en aanleidingen voor het zelfbeschadigende gedrag en effectieve behandeling hiervan is noodzakelijk.
In deze bijdrage gaat de auteur in op het begeleiden van professionals werkzaam in een forensisch psychiatrische kliniek, waar patiënten verblijven die kampen met een psychiatrische stoornis en die een fors delict op hun naam hebben staan. Dat vereist werken volgens twee sporen: vanuit een hiërarchische positie handhaven van veiligheidsmaatregelen en tegelijkertijd investeren in een relatie die bijdraagt aan behandeling en uiteindelijke resocialisatie in de samenleving. Naar aanleiding hiervan wordt voor deze bijdrage gesproken met twee begeleidingskundigen: Pim Suijdendorp (Van der Hoeven Kliniek) en Annet van den Broek (Pompekliniek).
MULTIFILE
Aan patiënten opgenomen in de forensische zorg zit een steekje los. Maar volgens de publieke opinie ook aan de professionals, en in de processen hapert ook het een en ander. In haar oratie ging Vivienne de Vogel in op deze losse steekjes en hoe deze te herstellen zijn. Ze benadrukt daarbij het belang van onderzoek vanuit drie perspectieven: patiënten, professionals en processen. ‘Een geïntegreerd perspectief is nodig om de kwaliteit van de forensische zorg verder te verbeteren.’
Ontwikkelen interactieve website ter ondersteuning van verpleegkundigen en psychiatrische patiënten bij het toepassen van Cognitieve Adaptieve Therapie.De bijdrage van UCD is advisering over user centered design aspecten
Kinderen en jeugdigen met psychosociale en/of psychiatrische problematiek krijgen binnen instellingen voor kinder- en jeugdbehandeling vaak psychomotorische therapie (PMT) aangeboden. Binnen PMT wordt gebruik gemaakt van bewegings- en lichaamsgerichte methoden, een werkwijze die vanwege het concrete en ervaringsgerichte karakter vaak goed aansluit bij kinderen en jeugdigen. Hoewel PMT, zowel in de eerstelijns jeugd-ggz als in tweedelijns en specialistische centra, goede resultaten laat zien, ervaren psychomotorisch therapeuten een lacune als het gaat om objectief vaststellen van het behandelresultaat. De psychomotorische therapeuten geven aan sterke behoefte te hebben aan meetinstrumenten om de behandeluitkomst meer gestandaardiseerd in kaart te brengen, zowel in het kader van evaluatie van individuele behandelingen als in het bredere kader van evidentie voor het vak. In dit project zetten twee organisaties voor kinder- en jeugdpsychiatrische zorg, Levvel en Behandelcentrum Zorgplein Dronten, samen met de werkveldgroep Kind & Jeugd van de Nederlandse Vereniging voor Psychomotorische therapie (NVPMT) en het lectoraat Bewegen, Gezondheid en Welzijn van Hogeschool Windesheim een eerste stap op de weg naar een gestandaardiseerde evaluatie van psychomotorische therapie binnen de kinder- en jeugdpsychiatrie. Met behulp van interviews en focusgroepen met psychomotorisch therapeuten, patiënten en hun naasten, worden eerst de gezamenlijk gedragen behandeldoelen voor psychomotorische therapie geïnventariseerd en vervolgens geprioriteerd. Het gaat hier om uitkomsten, vaak aangeduid met Patient Reported Outcomes( PRO’s) die specifiek zijn voor PMT, zoals bij voorbeeld een positievere lichaamswaardering of een betere spanningsregulatie. De partners in het project zien het vaststellen van deze PRO’s als opmaat tot vervolgonderzoek, waarbij aan deze PRO’s meetinstrumenten gekoppeld kunnen worden, waarmee uiteindelijk een standaard behandelevaluatie protocol tot stand moet komen waarmee ook in meer algemene zin meer zicht verworven kan worden op de effectiviteit van psychomotorische interventies binnen de kinder- en jeugdpsychiatrische behandeling.
Aanleiding De somatische zorg voor patiënten met een ernstige psychische aandoening (EPA) schiet in de Nederlandse gezondheidszorg op een aantal punten ernstig tekort. Dit leidt ertoe dat deze patiënten eerder ziek worden en een beduidend kortere levensverwachting hebben dan gemiddeld. In navolging van de groeiende aandacht binnen de gezondheidszorg voor dit thema, zijn er landelijk twee multidisciplinaire richtlijnen ontwikkeld. De eerste richtlijn is voor somatische screening bij patiënten met EPA en de tweede voor de toepassing van leefstijlinterventies ter bevordering van de gezondheid van deze patiënten. De interventies vinden o.a. plaats op voeding, bewegen, roken, alcoholgebruik, middelenmisbruik, slaap en seksueel risicovol gedrag. In dit RAAK-project worden de twee richtlijnen aan de praktijk getoetst. Doelstelling Het RAAK-project beoogt implementatie en evaluatie van de reeds ontwikkelde richtlijnen in twee GGZ-instellingen bij een groep van 750 patiënten. De (post-)hbo-opgeleide verpleegkundig specialisten vervullen een spilfunctie bij de uitvoering van de screening en de leefstijlinterventies en hebben een coördinerende functie naar andere betrokken disciplines (arts, psychiater, diëtist, fysiotherapeut, etc.). Bij gebleken gezondheidsproblemen wordt effectieve behandeling ingezet, gemonitord en geëvalueerd. Ter ondersteuning van de verpleegkundigen zijn de belangrijkste aanbevelingen uit de richtlijnen vertaald in twee methodieken: de Verpleegkundige Monitoring bij Somatiek en Leefstijl (VMSL-GGZ) en Leefstijl in Beeld. Hierbij horen e-healthtools en een e-learningmodule. Een uitgebreide evaluatie zal uitwijzen of de richtlijnen rond somatiek en leefstijl effectief geïmplementeerd kunnen worden in de GGZ-beroepspraktijk. Boogde resultaten Het project brengt tot op het niveau van de patiënt de resultaten in beeld van het werken met richtlijnen en methodieken bij: 1) screening van patiënten met een ernstige psychische aandoening op dreigende gezondheidsproblemen; 2) toepassing van interventies als de gezondheid in gevaar is. De bij de methodieken horende e-healthtools en e-learningmodule zijn doorontwikkeld en breed inzetbaar. Verspreiding van kennis en ervaring die is opgedaan in het project vindt plaats via de netwerken van het consortium. Borging van de inzichten in het onderwijs is eveneens een primaire doelstelling.