In dit boek staat de relevantie van onderzoek voor de praktijk centraal. Op concrete wijze wordt uitgelegd wat onderzoek inhoudt en worden de vijf fasen uit de cyclus voor praktijkgericht onderzoek behandeld.
DOCUMENT
In dit artikel worden de posities van verschillende actoren, die actief zijn op het gebied van maatschappelijk verantwoord ondernemen en assurance, geïdentificeerd en geanalyseerd. De nadruk wordt momenteel gelegd op vrijwillige activiteiten op het gebied van maatschappelijk verantwoord ondernemen en het rapporteren over deze activiteiten, ondanks dat een nieuwe richtlijn op Europees niveau bepaalde Nederlandse ondernemingen verplicht te rapporteren over maatschappelijk verantwoord ondernemen. Door het vrijwillige karakter van rapportages over maatschappelijk verantwoord ondernemen en het ontbreken van formele regelgeving is er een verhoogd risico dat bedrijven misbruik maken van mvo-rapportages voor bijvoorbeeld zakelijk of persoonlijk gewin. De verwachting is echter dat het belang en de kwaliteit van mvo-rapportages zal toenemen in de nabije toekomst om transparantie te verhogen binnen verschillende branches en sectoren. Hierdoor kunnen mvo-rapportages en de controle hierop ingezet worden om onethisch gedrag te verminderen en meer openheid van zaken te geven hoe ondernemingen te werk gaan.
DOCUMENT
Bij het werken met een leerlandschap formuleert een student voor zichzelf - in samenspraak met zijn leerteam - leervragen en leeractiviteiten. Hij doet steeds (pedagogisch) onderzoek in de dagelijkse werkelijkheid van de school. Bij het doen van (pedagogisch) onderzoek kan Digital Storytelling een rol spelen. Een hulpmiddel dat gericht is op het ondersteunen van het complexe proces van observeren, interpreteren, concluderen, documenteren, rapporteren en betekenisgeving. Met het inzetten van multimedia komt bovendien aan de orde: het aantrekkelijke karakter van het werken met deze multimedia. Die aantrekkelijkheid betreft zowel het plezier dat aan het werken met media valt te beleven als de voldoening bij het beantwoorden van een beeldende leervraag.
DOCUMENT
The SUSTainable Artistic INnovation (SUSTAIN) project is a collaborative project between The Hague University of Applied Sciences and Avans University of Applied Sciences. The research was conducted by Jacco van Uden (professor Change Management) and Kim Caarls of The Hague University of Applied Sciences; and Godelieve Spaas (professor Common Economics), Olga Mink and Marga Rotteveel of Avans University of Applied Sciences. We also worked closely with six Spacemakers: Art Partner, Circus Andersom, Future of Work, In4Art, V2_ and Waag. SUSTAIN explores the role of Spacemakers: parties that want to contribute to systemic change by creating space for art in unusual places, such as within the economy, science or technology. The aim: to use art to work towards a sustainable and just society - ecologically, economically and socially. Expectations of what art can do in spheres other than the art world itself are sometimes high. For example, when we claim that art can be the engine of innovation and reflection. But experience shows: art is no panacea. Not everyone sees or recognises the added value of art in transition issues. And when art does come to the table, we do not always manage to make the disruption work. Artists explore the unknown, question what seems logical and connect seemingly disparate elements. It is precisely these qualities that are key to achieving systemic transitions. However, it is not always easy to access the spaces where artists want to make an impact. With this practical research, SUSTAIN offers more insight into the exact role, method and added value of Spacemakers in the transition to be made. The research and results contribute to the further professionalisation of this emerging sector. Just how Spacemaking practices are shaped by different organisations was examined: - Why do Spacemakers do what they do? - What do they see as the promise of art outside the arts? - How do they specifically go about making space for art? - How do Spacemakers deal with the tensions that arise when art gets involved in non-art matters and vice versa? - How do Spacemakers deal with the complicated question of the added value or impact of art and of themselves as space makers? SUSTAIN has produced two key outcomes: 1) The Spacemaker Toolbox, a practical tool for Spacemakers to explore and professionalise their work internally. It involves four models with instructions for use. 2) The Spacemaker Stories, a series of cahiers in which we look at Spacemaker practice from a distance and help Spacemakers articulate more clearly what they do, why they do it, how they do it and what value they create. The five cahiers are: The Calling (38 p.), The Promise of Art (39 p.), The Tension (49 p.), The Help (44 p.) and The Gift (30 p.).
MULTIFILE
The SUSTainable Artistic INnovation (SUSTAIN) project is a collaborative project between The Hague University of Applied Sciences and Avans University of Applied Sciences. The research was conducted by Jacco van Uden (professor Change Management) and Kim Caarls of The Hague University of Applied Sciences; and Godelieve Spaas (professor Common Economics), Olga Mink and Marga Rotteveel of Avans University of Applied Sciences. We also worked closely with six Spacemakers: Art Partner, Circus Andersom, Future of Work, In4Art, V2_ and Waag. SUSTAIN explores the role of Spacemakers: parties that want to contribute to systemic change by creating space for art in unusual places, such as within the economy, science or technology. The aim: to use art to work towards a sustainable and just society - ecologically, economically and socially. Expectations of what art can do in spheres other than the art world itself are sometimes high. For example, when we claim that art can be the engine of innovation and reflection. But experience shows: art is no panacea. Not everyone sees or recognises the added value of art in transition issues. And when art does come to the table, we do not always manage to make the disruption work. Artists explore the unknown, question what seems logical and connect seemingly disparate elements. It is precisely these qualities that are key to achieving systemic transitions. However, it is not always easy to access the spaces where artists want to make an impact. With this practical research, SUSTAIN offers more insight into the exact role, method and added value of Spacemakers in the transition to be made. The research and results contribute to the further professionalisation of this emerging sector. Just how Spacemaking practices are shaped by different organisations was examined: - Why do Spacemakers do what they do? - What do they see as the promise of art outside the arts? - How do they specifically go about making space for art? - How do Spacemakers deal with the tensions that arise when art gets involved in non-art matters and vice versa? - How do Spacemakers deal with the complicated question of the added value or impact of art and of themselves as space makers? SUSTAIN has produced two key outcomes: 1) The Spacemaker Toolbox, a practical tool for Spacemakers to explore and professionalise their work internally. It involves four models with instructions for use. 2) The Spacemaker Stories, a series of cahiers in which we look at Spacemaker practice from a distance and help Spacemakers articulate more clearly what they do, why they do it, how they do it and what value they create. The five cahiers are: The Calling (38 p.), The Promise of Art (39 p.), The Tension (49 p.), The Help (44 p.) and The Gift (30 p.).
MULTIFILE
De wet bepaalt hoe ziekenhuizen een calamiteit moeten onderzoeken en aan wie ze moeten rapporteren. De daaruit voortvloeiende verbetermaatregelen zijn lang niet altijd effectief. Internationaal en nationaal is hier nog veel te verbeteren.
MULTIFILE
We rapporteren in dit artikel onze veldverkenning naar de stand van zaken van kenniscentra (maatschappelijk) vastgoed in Nederland en België, naar kenmerken, financiering en onderlinge verbanden. Vanzelfsprekend kijken we ook naar de vraag of de verscheidene lectoraten maatschappelijk vastgoed binnen kenniscentra van hogescholen flexibel en marktvolgend zijn, een voorwaarde die we hierboven al formuleerden
DOCUMENT
Deze publicatie van The British Council richt zich op innovatieve onderwijspraktijken in initiële lerarenopleidingen voor docenten Engels over de hele wereld. Elk van de 14 hoofdstukken is geschreven door een andere lerarenopleider die vanuit een geheel eigen context zijn of haar innovatie toelicht. In mijn bijdrage Beyond Theory and Practice: Introducing Praxis in Pre-Service Language Teacher Education (hoofdstuk 13) beschrijf ik een deel van de eerstejaars module Language Learning & Teaching 1 die ik in 2011-2012 voor de opleiding IDEE heb ontwikkeld. Steeds weer blijkt dat het voor studenten enorm ingewikkeld is om theorie en praktijk met elkaar te verbinden. Studenten zien slechts een beperkte relevantie van theorie voor hun lespraktijk of vinden het moeilijk deze theorie toe te passen in diezelfde lespraktijk. Zij rapporteren een gebrek aan (voor)beelden die een dergelijke integratie illustreren. Studenten spenderen veel uren aan het observeren van ervaren docenten, maar richten zich hierbij niet vanzelf op de beweegredenen van de docent. Zij weten wel wat docenten doen, maar komen niet te weten waarom docenten dit doen. Dit hindert hen in het ontwikkelen van een meer theoretisch begrip van het onderwijs. Studenten kijken veel, maar zien weinig. In dit hoofdstuk beschrijf ik de aanpak die ik gehanteerd heb om studenten te leren observeren en interpreteren met gebruikmaking van een theoretisch kader. Ik beschrijf en illustreer het ontwerp met voorbeelden uit mijn lespraktijk. Kort gezegd, hebben de studenten op basis van verzameld video materiaal in een reeks van drie maal twee lessen geleerd om op een specifieke manier een lesobservatie uit te voeren. De lessen van en gesprekken met docenten betroffen achtereenvolgens leesvaardigheid, spreekvaardigheid en woordenschatverwerving en beslaan de volgende stappen. Voorts evalueer ik de opbrengst van deze interventie. Ik maak daarbij onderscheid tussen het effect op de attitude en het vermogen van studenten om taallessen te duiden vanuit een theoretisch kader. Op beide aspecten heeft de module een positief effect gehad: studenten rapporteren een hogere bereidheid om nieuwe ideeën over leren en doceren te omarmen; zij zijn zich meer bewust van hun eigen ideeën over taalonderwijs en hebben meer inzicht gekregen in de ideeën van de docenten met wie zij samenwerken op stage. Hun kritisch denkvermogen is verder ontwikkeld en een behoorlijk aantal studenten aan het einde van de module een duidelijk onderscheid maakt tussen de rol van een docent en de rol van een taaldocent. Studenten blijken aan het einde van de module goed in staat om taallessen te duiden en zijn zich ook bewust van dit vermogen. Wat ten grondslag ligt aan het succes van deze aanpak is dat praktijkvoorbeelden als startpunt van het leerproces worden gebruikt en dat theoretische kennis ingezet wordt om deze praktijkvoorbeelden te doorgronden. Hierbij blijkt het van groot belang dat studenten eerst hun eigen ideeën over het bestudeerde onderwerp kunnen expliciteren, alvorens kennis te maken met theoretische modellen. De rol van de docent ervaren zij hierin als leidend: het is de docent die studenten laat zien wat er te observeren is in een les, hoe ze deze observaties kritisch kunnen bevragen en hoe ze theorie kunnen gebruiken om tot een interpretatie van het geobserveerde te komen. Studenten geven aan dat zij het meeste geleerd hebben van het praten over hun observaties, maar tonen tegelijkertijd terughoudendheid om dit ook te doen met hun werkbegeleiders. Hieraan ten grondslag ligt de angst dat scholen een kritische toon niet op prijs zullen stellen. Het hoofdstuk sluit dan ook af met een pleidooi voor het opzetten van Communities of Practice, zodat speerpunten in het opleidingsprogramma meer gezamenlijk gedragen wordt door werkbegeleiders en docentenopleiders. Voorwerk voor het opzetten van dergelijke vaknetwerken wordt momenteel uitgevoerd door mede-onderzoeker en -opleider Liz Dale
DOCUMENT
De Handreiking. De covid-19-pandemie heeft wereldwijd een grote impact op het persoonlijke, sociale en maatschappelijke leven. Het virus bedreigt de fysieke gezondheid, de sociale contacten en de financieel-economische bestaanszekerheid van velen. De pandemie leidt tot polarisatie in de samenleving, tot een toename van sociale ongelijkheid, tot een bedreiging van democratische rechten en tot internationale spanningen. Ook het sociaal werk is niet onberoerd gebleven. Sociale professionals en sociale-dienstverleningsorganisaties komen onder druk te staan en de kwaliteit en de kwantiteit van de dienstverlening worden bedreigd. In het sociaal domein zien we veel veerkracht en inventiviteit in reactie op deze uitdagingen, maar ook ethische nood. Internationaal onderzoek onder meer dan 600 sociale professionals uit meer dan 50 landen heeft laten zien dat zij worstelen met vele ethische uitdagingen. Zij worden geconfronteerd met richtlijnen die niet altijd goed aansluiten op de specifieke context waarin zij werken. De richtlijnen voor sociaal contact belemmeren bijvoorbeeld het aangaan en onderhouden van vertrouwelijke en empathische relaties, het beoordelen van problematische situaties en het verlenen van dienstverlening op maat. Professionals zijn vanwege de beperkte mogelijkheden voor dienstverlening vaker gedwongen om prioriteiten te stellen in de behoeften en noden van dienstengebruikers. Ook ervaren zij spanningen tussen de belangen van henzelf en hun naasten enerzijds en de belangen van dienstengebruikers anderzijds, bijvoorbeeld met betrekking tot gezondheidsrisico’s. Professionals rapporteren dan ook een breed scala aan voornamelijk negatieve emoties, zoals angst, teleurstelling, hulpeloosheid, verdriet, boosheid, schaamte en schuldgevoelens. Er is sprake van fysieke, emotionele en morele stress en uitputting.
DOCUMENT