Deze inventarisatiestudie laat zien hoe mbo-docenten Nederlands en Engels denken en rapporteren over hun handelen ten aanzien van het erkennen en benutten van meertalige competenties voor studie en beroep. Met betrekking tot studie laten de resultaten zien dat docenten twijfelen aan de voordelen van meertaligheid en liever geen andere talen dan het Nederlands of Engels laten gebruiken in de klas. Met betrekking tot beroep wordt duidelijk dat docenten aangeven veel taaloefening te bieden in beroepssituaties, maar niet in meertalige beroepssituaties. Met name bij het oefenen met mediërende strategieën en Engels als lingua franca verschillen de opvattingen en gerapporteerde praktijken van docenten Nederlands en Engels van elkaar.
MULTIFILE
Bij het werken met een leerlandschap formuleert een student voor zichzelf - in samenspraak met zijn leerteam - leervragen en leeractiviteiten. Hij doet steeds (pedagogisch) onderzoek in de dagelijkse werkelijkheid van de school. Bij het doen van (pedagogisch) onderzoek kan Digital Storytelling een rol spelen. Een hulpmiddel dat gericht is op het ondersteunen van het complexe proces van observeren, interpreteren, concluderen, documenteren, rapporteren en betekenisgeving. Met het inzetten van multimedia komt bovendien aan de orde: het aantrekkelijke karakter van het werken met deze multimedia. Die aantrekkelijkheid betreft zowel het plezier dat aan het werken met media valt te beleven als de voldoening bij het beantwoorden van een beeldende leervraag.
Door klimaatverandering gaat het harder regenen, is het vaker heet en langer droog. Als we niets doen zorgt dat voor wateroverlast, overstromingen en schade aan bomen en planten. Maar wat is er nodig om die problemen aan te pakken? Wat doet de overheid - en wat kun je ook echt zelf doen? Deze aflevering gaat over klimaatverandering in steden en dorpen. Te gast zijn Lisette Klok, onderzoeker en docent klimaatbestendige stad aan de Hogeschool van Amsterdam. En Ed Anker, wethouder bij de gemeente Zwolle, met klimaatadaptatie in portefeuille. In de reportage, halverwege deze aflevering, gaan we op bezoek in het 'minibos' dat Maarten Bruns in zijn achtertuin heeft gemaakt.
LINK
In Nederland wonen 80.000 mensen met dementie in zorginstellingen. Om goede zorg te kunnen verlenen is goede communicatie tussen de zorgverlener en de zorgontvanger noodzakelijk. Communicatie tussen een persoon met dementie en zorgprofessionals is lastig. Bij dementie zijn vaak zowel het spreken als begrijpen van taal beperkt (Ripich 1994) door problemen in het geheugen en woordvindingsproblemen. Het niet meer kunnen uiten van behoeftes en wensen via spreken, wordt door mensen met een dementie dikwijls (onbewust) gecompenseerd met non-verbale, gedragsmatige manieren van communiceren, bijvoorbeeld door zich terug te trekken, of juist opstandig te worden. Zorgprofessionals rapporteren dat zij moeite hebben om te achterhalen wat er precies in het hoofd omgaat wanneer mensen met dementie ‘onbegrepen gedrag’ vertonen en welke technieken zorgprofessionals kunnen inzetten om de communicatie open te houden (Groot 2019). In Nederland zijn verschillende interventies ontwikkeld om de communicatie tussen zorgprofessionals en mensen met dementie te verbeteren. Deze blijken de praktijk echter nauwelijks te bereiken, of de doorwerking te missen die nodig is. Opvallend is dat er nauwelijks interprofessionele samenwerking is tussen de logopedisten, experts op het gebied van taal(problemen) en communicatie, en verzorgenden of verpleegkundigen. Een combinatie van expertise op het gebied van dementie, neurologische taalstoornissen en implementatie van interventies is noodzakelijk om de communicatie en daarmee optimale, persoonsgerichte zorg voor mensen met dementie te verbeteren. Het consortium bundelt expertise op het gebied van dementie, neurologische taalproblemen en implementatie. Binnen een zorginstelling worden belemmerende en faciliterende factoren geïdentificeerd om optimale communicatie met mensen met dementie te bewerkstelligen op alle niveaus in de organisatie. Dit leidt enerzijds tot een concreet advies aan de betrokken instelling over het optimaliseren van de communicatie tussen zorgprofessionals en mensen met dementie in de veronderstelling dat onbegrepen gedrag zal verminderen. Anderzijds geeft deze analyse input voor een gezamenlijk te formuleren RAAK-Publiek project.
Een groot deel van de volwassen bevolking (43%) voelt zich eenzaam. Eenzaamheid vermindert kwaliteit van leven en is slecht voor de gezondheid. Volgens de cognitieve discrepantietheorie betreft eenzaamheid een discrepantie tussen gerealiseerde (kwaliteit van) relaties en behoeften en verwachtingen van relaties, i.e. relatiestandaarden. Dit veronderstelt twee manieren om eenzaamheid te verminderen, namelijk het verbeteren van relaties en het bijstellen van relatiestandaarden, i.e. het formuleren van realistische, haalbare standaarden. Onrealistische relatiestandaarden zijn niet realiseerbaar en moeten worden bijgesteld teneinde eenzaamheid te kunnen adresseren. Voor beide manieren is inzicht in relatiestandaarden en de mogelijkheid tot het bijstellen daarvan belangrijk. Relatiestandaarden bieden inzicht in welke elementen van relaties van belang zijn. Kennis hierover maakt gericht werken aan realisatie van relatiestandaarden makkelijker. De centrale onderzoeksvraag luidt: In hoeverre draagt inzicht in relatiestandaarden bij aan een vermindering van eenzaamheid en in hoeverre is dit effect beïnvloedbaar door interventie middels reflectieve vragen over relatiestandaarden? Vijf deelvragen zijn geformuleerd, welke worden onderzocht in drie deelstudies. In deelstudie 1 wordt middels een kwalitatieve methode onderzocht welke aspecten van relatiestandaarden van belang zijn. Op basis hiervan wordt een kwantitatief meetinstrument ontwikkeld. In deelstudie 2 wordt het ontwikkelde meetinstrument op kwantitatieve wijze getoetst met als doel relatiestandaarden van groepen mensen en de relatie tussen relatiestandaarden en eenzaamheid te onderzoeken. In deelstudie 3 wordt middels een ontwikkel- en ontwerpproject technologie ontwikkeld welke inzicht biedt in (veranderingen van) relatiestandaarden en eenzaamheid. Middels een kwantitatieve methode wordt het effect van inzicht in relatiestandaarden op verandering in relatiestandaarden en eenzaamheid longitudinaal onderzocht. Bij een selectie deelnemers wordt geïntervenieerd door het stellen van reflectieve vragen over relatiestandaarden. Het effect hiervan wordt tevens onderzocht. In een kwalitatieve studie wordt het gebruik van de technologie geëvalueerd met als aandachtspunt de vraag of gebruikers dankzij de technologie beter weten hoe te handelen in geval van eenzaamheid.
Met ingang van 2023 krijgen alle kinderen in het primair onderwijs minimaal twee uur per week bewegingsonderwijs door een vakleerkracht. Voor de vakleerkrachten bewegingsonderwijs betekent dit een aanzienlijke uitbreiding van het aantal lesuren. Echter zijn de werkomstandigheden niet altijd optimaal, zeker niet wat akoestiek betreft. Sportaccommodaties voldoen vaak niet aan de normen voor een goede akoestiek, waardoor de leraren aan hoge geluidsniveaus worden blootgesteld. In de praktijk komen er regelmatig klachten betreffende geluidsoverlast in sportaccommodaties. Blootstelling aan hoge geluidsniveaus kan op lange termijn voor onherstelbare gehoorproblemen zorgen. Daarnaast zijn er ook secundaire effecten en hebben veel vakleerkrachten stemproblemen, vermoeidheid en concentratieverlies als gevolg van de rumoerige werksituatie. Met dit onderzoek willen we een bijdrage leveren aan het realiseren van een gezonde werkomgeving voor vakleerkrachten bewegingsonderwijs in het primair onderwijs. Preventie van beroepsslechthorendheid begint met kennis over- en bewustzijn van de risico’s die (teveel) blootstelling aan geluid met zich mee kan brengen. In dit onderzoek gaan we daarom inventariseren wat de kwaliteit van het gehoor is, wat de geluidsniveaus zijn waaraan vakleerkrachten worden blootgesteld, wat de relatie is tussen de akoestische parameters van de sportaccommodatie en de geluidsniveaus tijdens de les, hoe de geluidsniveaus inzichtelijk gemaakt kunnen worden en wat de impact van geluid is op het welbevinden, de communicatie en de didactiek van vakleerkrachten. Daarbij wordt er ook een applicatie ontwikkeld die de geluidsniveaus inzichtelijk maakt. Tenslotte brengen we de opgedane kennis en inzichten samen in voorlichtingsmateriaal voor studenten en vakleerkrachten met als doel om een gezonde werkomgeving voor de vakleerkrachten bewegingsonderwijs te realiseren.