Deze rapportage bevat een analyse van het maatschappelijk debat over de terreinen onderwijs, cultuur, wetenschap en media. De analyses zijn in de periode 2010-2015 gemaakt. De analyses van het maatschappelijk debat zijn bedoeld om het beleid beter te doen aansluiten bij de maatschappelijke vraag. De analyse van het media-debat is van de hand van Andra Leurdijk en Saskia Welchen.
DOCUMENT
Wat kan een reguliere school doen om ook slechthorende kinderen onderwijs te kunnen geven, in een klimaat waarin deze kinderen zich prettig voelen en tot hun recht komen? Inclusief onderwijs betekent dat elk kind de mogelijkheid krijgt om effectief onderwijs te volgen in de eigen buurt, waarbij verschillen tussen kinderen worden gewaardeerd en gerespecteerd. Bij inclusief onderwijs kan elk kind zijn of haar capaciteiten volledig ontplooien. Dat zou dus ook voor slechthorende kinderen moeten gelden. Maar is inclusief onderwijs voor deze groep mogelijk, terwijl recht wordt gedaan aan hun bijzondere communicatiebehoefte? In dit dossier vind je een interview met Annemiek Voor in 't Holt over dit onderwerp. Daarnaast biedt haar achtergrondartikel "Westervoort Inclusief. Een fictieve inclusieve school met dove en slechthorende leerlingen" tal van handvatten waarmee leerkrachten van diverse schooltypen hun onderwijs toegankelijk kunnen maken voor kinderen met een gehoorverlies. Ook vind je verschillende instrumenten waarmee je zelf als horende leraar een indruk kunt krijgen wat jouw slechthorende leerling(en) hoort, en vooral: wat niet. Door een blaffend hondje wordt in een powerpointboekje uitgelegd hoe het oor in elkaar zit, leuk om met de klas eens te bekijken. Op de pagina Voor kids: zo werkt je oor zijn ook nog handige links voor kinderen te vinden. Met een checklist kun je nagaan in hoeverre je zelf daadwerkelijk een actieve luisteraar bent.
DOCUMENT
Waar binnen onderwijs en onderzoek in primair en voortgezet onderwijs al veel aandacht is voor differentiatie, is dit in de context van onderwijs aan leerlingen met auditieve en/of communicatieve beperkingen nog onderbelicht. Met deze studie zijn kenmerken van differentiatie geïdentificeerd op basis van een literatuurverkenning, aangevuld met een praktijkverkenning in so en vso scholen voor cluster-2, en regulier onderwijs aan leerlingen met een auditieve en/of communicatieve beperking met een ondersteuningsarrangement. Differentiatieprincipes uit regulier onderwijs lijken ook van toepassing voor onderwijs aan deze doelgroep, maar de invulling in de praktijk vereist met name aanvullende kennis van professionals. Ook is er, omdat vaak meerdere professionals betrokken zijn, behoefte aan het versterken van interprofessionele samenwerking. Tot slot lijken veel vormen van afstemming in het cluster-2 onderwijs met name gericht op het toegankelijk maken van onderwijs, maar is er nog winst te behalen in het verder afstemmen op cognitieve verschillen tussen leerlingen. Op basis van deze studie, doen wij vijf aanbevelingen. Twee aanbevelingen betreffen onderzoek, namelijk: 1) het specifiek zoeken naar literatuur over de afzonderlijke differentiatieprincipes en 2) onderzoeken hoe differentiatie en interprofessionele samenwerking specifiek in elk van de verschillende contexten wordt vormgegeven. Daarnaast doen wij drie aanbevelingen voor de praktijk: 3) het ontwerpen van een geïntegreerde professionaliseringsaanpak waarin doelgroepspecifieke kennis wordt gecombineerd met inzichten over differentiatie, 4) reflecteren op de interprofessionele samenwerking op het gebied van differentiatie om deze samenwerking te versterken en te verduurzamen, en 5) aandacht voor interprofessioneel samenwerken in de initiële opleidingen en in professionaliseringstrajecten.
DOCUMENT
De Nederlandse overheid probeert nu al bijna twintig jaar de integratie van leerlingen met een beperking of 'special educational needs' in het reguliere onderwijs vorm te geven. Dit proces begon in 1990 met Weer Samen Naar School. Hoewel de integratie van sommige groepen leerlingen, bijvoorbeeld van leerlingen met een visuele beperking, redelijk succesvol genoemd kan worden, lijkt de integratie van andere groepen leerlingen, bijvoorbeeld van leerlingen met complex en sterk uitdagend gedrag, te stagneren of zelfs af te nemen. In 2005 en 2006 presenteerde de teonmalige minister van onderwijs, van der Hoeven, onder de noemer Passend Onderwijs voorstellen om het integratieproces van nieuwe impuslen te voorzien. In dit artikel wordt betoogd dat wanneer de overheid, met in haar keilzog het Nederlandse onderwijsveld, niet de transformatie realiseert van het inegratiedenken naar het inclusiedenken, het maar de zeer de vraag is of Passend Onderwijs erin zal slagen daadwerkelijk de integratie van leerlingen met een beperking verder te stimuleren.
DOCUMENT
Binnen Passend Onderwijs, zoals dat nu vorm begint te krijgen, zijn voor de diensten Ambulante Begeleiding ingrijpende veranderingen te verwachten. De "gedwongen winkelnering" komt te vervallen en het geld gaat rechtsreeks naar de samenwerkingsverbanden, waardoor de regie van de leerlingondersteuning en -begeleiding meer bij de samenwerkingsverbanden PO en VO komt te liggen. Dit vraagt in elk geval van de externe dienstverleners meer vraaggestuurd of dialooggestuurd werken en leidt naar verwachting tot een vraag om een verbreed aanbod: zowel leerling- als systeemgericht, zowel proces- als resultaatgericht. De nadruk binnen dit spectrum zal per onderwijssoort, per samenwerkingsverband en per school kunnen verschillen. De werkwijze van de externe dienstverleners zal moeten aansluiten op de werkwijze van het samenwerkingsverband, waarbij flexibel en clusteroverstijgend werken de nieuwe trend lijkt. Om zo te kunnen werken is het belangrijk dat externe dienstverleners weten wat hun potentiële klanten willen. Zij moeten zich hiertoe dicht op de samenwerkingsverbanden bewegen. Ze dienen de samenwerking met dienstverleners en specialisten uit andere clusters te zoeken en een eigen gespecialiseerd en deskundig netwerk te ontwikkelen en te onderhouden. Daarnaast is het hebben van een duidelijke visie, transparantie in de uitvoering en een gedegen kwaliteitsbeleid (waarin de meerwaarde van de AB voor de opbrengsten van het regulier onderwijs naar voren komt) belangrijk. Wat betreft de professionaliteit van de uitvoerende externe dienstverleners kan gezegd worden dat ingezet moet worden op behoud van de eerste professionaliteit (vakmanschap, kennis en kunde) en ontwikkeling van de tweede professionaliteit (attitude, communicatie en reflectie met het doel adequaat en flexibel in te kunnen spelen op wensen van de klant).
DOCUMENT
Hoe verhoudt zich inclusief onderwijs, waarbij we alle kinderen zonder uitzondering, een plekje toebedelen in het regulier onderwijs, tot remedial teaching, waarbij we kinderen een min of meer exclusieve, op maat gesneden begeleiding geven?
DOCUMENT
Case report. Dossiernummer 405-17-720 In deze studie onderzochten we de opzet en inhoud van professionalisering van leraren in basis- en voortgezet onderwijs aan nieuwkomers-kinderen in Zweden en Vlaanderen. Dit deden we tegen de achtergrond van zorgen in Nederland rond de kwaliteit van onderwijs aan deze doelgroep. Opleiding en van leraren maakt deel uit van deze bredere problematiek. De centrale onderzoeksvraag was: Hoe wordt in Zweden en Vlaanderen vorm en inhoud gegeven aan de professionalisering van leraren die onderwijs verzorgen aan nieuwkomers, en welke aanknopingspunten biedt dit voor Nederland? Om niet alleen de opzet van professionalisering op hoofdlijnen, maar ook de inhoud aandacht te kunnen geven, werden drie inhoudelijke professionaliseringsthema’s nader onder de loep genomen waarop vanuit de discussies rond 'Ruimte voor nieuwe talenten' (Schrijfgroep LPTN, 2017) een duidelijke scholingsbehoefte in het veld bestond: (1) de intake van nieuwkomers; (2) de verhouding tussen onderwijs in de tweede taal en de positie van moedertalen; (3) de methodiek van tweede-taalonderwijs. Het onderzoek werd uitgevoerd via een combinatie van deskresearch, interviews met sleutelpersonen uit beleid, professionalisering en wetenschap, en praktijkbezoeken. Het analysekader, tussentijdse bevindingen en eindresultaten zijn op drie momenten voorgelegd aan Nederlandse referenten die een rol spelen bij beleid, professionalisering, praktijk en wetenschap, om de betekenis voor Nederland gezamenlijk met betrokkenen te kunnen duiden.
DOCUMENT
Het Lectoraat Jeugd is door een Beleidsadviseur Sociaal Domein van de Gemeente Wijk bij Duurstede benaderd om de Pilot Onderwijs Zorg Arrangement (het OZA) in haar gemeente te evalueren. Binnen het OZA werken SBO-school De Driehoek, basisschool Het Baken en Loket Wijk (Sociaal Wijkteam) intensief samen met als doel kinderen binnen de gemeente op te vangen en zo te voorkomen dat zij aangewezen zijn op speciaal onderwijs buiten de gemeente. De Driehoek en het Baken verzorgen samen het onderwijsprogramma binnen de brede school Het Anker. Binnen het OZA worden zij ondersteund door de inzet van hulpverlening vanuit Loket Wijk (Collegevoorstel, 2017). De pilot werd vanaf januari 2017 gefinancierd door de gemeente en liep tot augustus 2018. Om tot besluitvorming te kunnen komen over al dan niet voortzetten van het OZA is de gemeente op zoek naar informatie over de meerwaarde van deze pilot. Dit in relatie tot de beoogde doelstelling: ‘Dat leerlingen onderwijs krijgen op de voor hen meest passende plek: daar waar zij zich in een veilige omgeving maximaal cognitief en sociaal emotioneel kunnen ontwikkelen. Zo mogelijk dichtbij huis en tevens in of dichtbij het regulier basisonderwijs, waar nodig ondersteund met specialistische voorzieningen.’ (Collegevoorstel zaaknummer 21231, 27 juni 2017, p. 1).
DOCUMENT
Het onderwijsbeleid is erop gericht te bevorderen dat scholen kunnen omgaan met verschillen tussen leerlingen en dat meer leerlingen met gedragsproblemen, opvoedingsmoeilijkheden, ontwikkelings-problemen en beperkingen kunnen profiteren van goede onderwijsondersteuning in het regulier onderwijs. Scholen, samenwerkingsverbanden en hun besturen richten zich, ook vanuit dit streven, op verdere professionalisering van leerkrachten, goede leergerichte voorzieningen en passende ondersteuning voor leerlingen en leerkrachten.
DOCUMENT
Orthopedagogen Sarah Torenstra-Brinkers en Sofie Sergeant gaan in gesprek met leerlingen en ouders, en voeren een voorzichtige verkenning rondom het dilemma: leiden we ‘hoogbegaafde kinderen’ het beste op in settings waar diversiteit troef is, of juist in aparte settings? De term ‘hoogbegaafdheid’ wordt onder de loep genomen, alsook het waarom van het label. Vervolgens staan de auteurs – samen met diverse stakeholders – stil bij wat de leerlingen nodig versus te bieden hebben. Tot slot wordt er samen nagedacht over: wat kan ons huidig onderwijs leren van het onderwijs aan kinderen die hoogbegaafd worden genoemd? En, wat zou de rol van orthopedagogen kunnen zijn in dit proces?
DOCUMENT