Van leraren wordt immers verwacht dat zij hun leerlingen voorbereiden op de veranderende wereld die steeds internationaler wordt. Het Hoger Onderwijs moet anticiperen op deze ontwikkelingen en 'Internationalisering' een plaats geven in haar programma's. In dit artikel wordt weergegeven hoe internationalisering op dit moment vorm krijgt in een Masteropleiding voor leraren die zich richt op de speciale onderwijszorg (Fontys OSO M SEN). Daarbij wordt, in navolging van de definitie van Jane Knight (2008) een brede definitie van internationalisering gebruikt, namelijk: het proces van het integreren van een internationale, interculturele of globale dimensie in het doel, de functies of de levering van het onderwijs. Het gaat om de wijze waarop een leraar omgaat met en oog heeft voor deze internationale, interculturele en globale dimensie. In hoeverre is er oog voor de diversiteit aan culturele achtergronden van de kinderen in de klas, hoe communiceert de leraar met ouders die zelf de Nederlandse taal niet beheersen, hoe bespreekt hij actuele (politieke) ontwikkelingen.
DOCUMENT
Momenteel zoekt de commissie Wijffels naar nieuwe bankmodellen voor Nederland. De commissie doet aanbevelingen over hoe spaargeld in de toekomst wordt beschermd bij een bankfaillissement. Hierachter ligt de vraag hoe private en publieke belangen worden vastgelegd in de structuur van het Nederlandse bankwezen. De geschiedenis laat zien dat de private bank een onjuist rolmodel is gebleken. Eigenlijk gaat het in Nederland altijd om vormen van publiek-private samenwerking bij banken of nemen belanghebbenden zelf het initiatief tot een bank.
LINK
Hoe verhoudt de Noord-Europese economie zich tot het vrije marktmodel en tot het sociale marktmodel, en welke elementen uit beide modellen vormen de economie van de Noord-Europese regio? De auteurs onderscheiden specifieke kenmerken, kansen en bedreigingen voor de Noord-Europese economie. Zo kan wellicht een ‘race to the bottom’ worden voorkomen, een economie waar alles draait om de laagst mogelijke prijs, en waarin bedrijven, landen en regio’s volstrekt op zichzelf zijn aangewezen.
DOCUMENT
Breedtesport en topsport ontwikkelen zich in een verschillende richting, maar blijven elkaar beinvloeden. Deze beinvloeding kan worden onderscheiden naar effecten die samenhangen met de veronderstelde aanvoerfunctie van de breedtesport en effecten die voortkomen uit de veronderstelde aanjaagfunctie van de topsport. Beide functies maken onderdeel uit van de zogenoemde 'double pyramid theory'. Volgens deze theorie brengen duizenden sportbeoefenaars een paar Olympische kampioenen voort (aanvoerfunctie), terwijl deze kampioenen door hun rolmodel weer duizenden mensen stimuleren om één of andere vorm van sport te gaan beoefenen (aanjaagfunctie). Onderzoek wijst echter uit dat er geen sprake is van een gelijke mate van beïnvloeding tussen topsport en breedtesport. De topsport kan niet zonder breedtesport, maar andersom is dit in veel mindere mate het geval. Breedtesporters ontlenen vooral als publiek veel plezier aan de topsport, maar een groot deel van de sportbeoefenaars, vooral buiten verenigingsverband, zal in hun sportbeoefening nauwelijks een relatie met de topsport ervaren.
DOCUMENT
The Best of Both Worlds: Success factors of Turkish-Dutch innovative entrepreneurs In recent years, a number of countries, among them the Netherlands, attach great importance to stimulating the economic development in the country, by promoting entrepreneurship in general and within the ethnic and cultural entrepreneurial groups in particular. Innovation is generally the result of an interactive process involving synergy between the diverse backgrounds and characteristics. Based on a qualitative research, this article provides an overview of insights in the critical success factors of Turkish-Dutch innovative entrepreneurs in the Netherlands. The success factors of ethnic entrepreneurs are approached in this study from three different dimensions: individual factors, social factors, and environmental factors. The individual factors are presented as personality traits and personal motivations. The social factors are discussed from the perspective of social networks, socio-cultural and socio-economic characteristics. As for environmental factors, they are divided into regional characteristics as well as the availability of resources and the presence of opportunities. Turkish-Dutch entrepreneurs, also called “ethnic entrepreneurs”, appear proficient in linking different innovation opportunities to their own strengths. They are operating better in both worlds, and are successfully navigating between the two cultures. This article also formulates several suggestions for the Dutch government, business world and educational institutions to stimulate innovation. SAMENVATTING Het beste van beide werelden: Succesfactoren van Turks-Nederlandse innovatieve ondernemers De laatste jaren hechten vele landen, onder andere Nederland, er groot belang aan om de economische ontwikkelingen op een hoger niveau te tillen door ondernemerschap in het algemeen, en binnen de etnische en culturele groepen in het bijzonder, te stimuleren. Innovatie is een gevolg van een interactief proces waarbij synergie ontstaat tussen de diverse achtergronden en kenmerken. Gebaseerd op een kwalitatief onderzoek worden in dit artikel, aan de hand van drie verschillende dimensies, te weten individuele, sociale en omgevingsfactoren, de succesfactoren van Turks-Nederlandse innovatieve ondernemers inzichtelijk gemaakt. De Turks-Nederlandse ondernemers, ook wel “etnische ondernemers” genoemd, blijken bedreven te zijn in het koppelen van innovatiekansen aan hun eigen sterke punten. Ze komen beter tot hun recht in beide werelden, en navigeren op succesvolle wijze tussen de twee culturen door. Dit artikel formuleert een aantal aanbevelingen voor de Nederlandse overheid, het bedrijfsleven en de klanten.
DOCUMENT
Begin juni 2016 overleed Muhammad Ali, volgens velen de grootste sportman allertijden. De betekenis van Ali voor de sport is groot geweest. Maar zijn betekenis voor de mensheid is nog groter. Ali stond voor de idealen van gelijkheid, rechtvaardigheid, vrijheid en vrede. Hij staat op een lijn met Martin Luther King en Nelson Mandela. Een prachtig voorbeeld van hoe sport kan bijdragen aan een betere wereld.
DOCUMENT
Background: Physical activity (PA) is important in combating childhood obesity. Parents, and thus parental PA, could influence PA in young children. We examined whether the time spent at different intensities of PA and the type of parental PA are associated with the PA of children aged 4–7 years, and whether the associations between child-parent pairs were sex-specific. Methods: All the participants were recruited from the Groningen Expert Center for Kids with Obesity (GECKO) birth cohort (babies born between 1 April 2006 and 1 April 2007 in Drenthe province, the Netherlands) and were aged 4–7 years during measurement. PA in children was measured using the ActiGraph GT3X (worn at least 3 days, ≥10 h per day). PA in parents was assessed using the validated SQUASH questionnaire. Results: Of the N = 1146 children with valid ActiGraph data and 838 mothers and 814 fathers with valid questionnaire data, 623 child-parent pairs with complete data were analysed. More leisure time PA in mothers was associated with more time spent in moderate-to-vigorous PA (MVPA) in children (Spearman r = 0.079, P < .05). Maternal PA was significantly related to PA in girls, but not boys. More time spent in maternal vigorous PA, in sports activity, and leisure time PA, were all related to higher MVPA in girls (Spearman r = 0.159, r = 0.133 and r = 0.127 respectively, Pall < .05). In fathers, PA levels were predominantly related to PA in sons. High MVPA in fathers was also related to high MVPA in sons (r = 0.132, P < 0.5). Spending more time in light PA was related to more sedentary time and less time in MVPA in sons. Conclusions: Higher PA in mothers, for instance in leisure activities, is related to higher PA in daughters, and more active fathers are related to more active sons. To support PA in young children, interventions could focus on the PA of the parent of the same sex as the child. Special attention may be needed for families where the parents have sedentary jobs, as children from these families seem to adopt more sedentary behaviour.
LINK
Dit artikel is het derde deel van een drieluik over media, sport en ethiek in BVVS-Netwerk. In het eerste deel hebben we allerlei ontwikkelingen met betrekking tot de sportmedia in beeld gebracht (julinummer BVVS-Netwerk). In het tweede deel is het fenomeen 'mediasport' behandeld. In dit afsluitende artikel behandelen we een aantal ethische aspecten van sportmedia en mediasport. In dit artikel zullen de volgende zaken aan de orde komen: - de ethische invloed van sportmedia op de sportwereld; - de ethische invloed van de sportmedia op de sportmediaconsument; - de ethische invloed van de sportmedia op de samenleving en op de jeugd; - sportsterren als rolmodel en de bijdrage van de sportmedia daarbij.
DOCUMENT
De lerarenopleiding speelt een belangrijke rol bij de voorbereiding van leraren in opleiding op het gebruik van technologie voor onderwijzen en leren. Uit de literatuur blijkt echter dat lerarenopleiders vaak moeite hebben om een doeltreffende ICT-integratie te modelleren. De bereidheid om ICT in het onderwijs te gebruiken heeft betrekking op het verwerven van kennis, vaardigheden en attitudes over het gebruik van technologie voor onderwijzen en leren. Wanneer deze bereidheid tot uiting komt in het feitelijke gebruik van technologie in de klas, en het vermogen om op dit gebruik te reflecteren, past dit in de conceptualisering van 'didactische ICT-competentie'. Een curriculumherziening op vijf locaties van de Lerarenopleiding Basisonderwijs (Pabo) van Hogeschool Inholland in Nederland vormde de aanleiding voor deze studie. Het doel van dit onderzoek is het meten van de perceptie van leraren in opleiding van de strategieën die lerarenopleiders gebruiken om de ontwikkeling van effectief gebruik van informatie- en communicatietechnologie (ICT) in de klas te ondersteunen. Het Synthesis of Qualitative Data (SQD) model definieert zes kernstrategieën voor de ondersteuning van leerkrachten in opleiding om ICT in het onderwijs te gebruiken, namelijk (1) rolmodellering; (2) reflectie over de rol van technologie;(3) leren van technologie door (her)ontwerpen van lessen; (4) samenwerken met collega's; (5) authentieke Teaching, Learning & Technology en (6) voortdurende feedback. De centrale vraag van dit onderzoek luidt: Hoe percipiëren leraren in opleiding van vijf lerarenopleidingen deze strategieën die lerarenopleiders gebruiken om de ontwikkeling van hun didactische ICT-competenties te ondersteunen? Er werd gebruik gemaakt van een mixed-methods onderzoeksopzet. De SQD-vragenlijst met 24 items (zespunts Likert-schaal) werd vertaald naar het Nederlands en uitgebreid met zes open vragen, die verdere uitwijding bij elk van de kernstrategieën mogelijk maakten. Vijf locaties van de Lerarenopleiding Basisonderwijs (Pabo) van Hogeschool Inholland in Nederland waren erbij betrokken. De strategieën "authentieke technologie-ervaring" en "rolmodellering door de lerarenopleider" worden het meest herkend. Het geven van voortdurende feedback was de minst erkende strategie omdat feedback vooral als summatief werd ervaren. De meerderheid van de lerarenopleiders werd niet herkend als rolmodel voor ICT-integratie. Lerarenopleiders in digitale geletterdheid echter wel. Hoewel de stages een ruimte bieden om te oefenen, worden de zittende leerkrachten niet erkend als inspirerende voorbeelden van ICT-integratie. Als leerkrachten in opleiding te weinig rolmodellen zien die vakspecifieke ICT-integratie tonen, ontwikkelen zij zelf geen doeltreffende ICT-integratie. Verder onderzoek zou zich moeten richten op de vraag hoe het aantal erkende strategieën kan verhoogd worden, te beginnen met het "geven van continue feedback".
DOCUMENT
Hoofdstuk in Onbevoegd Gezag. Hoe burgers zelf de gezagscrisis aanpakken. Bevlogenheid wordt vaak genoemd als kracht van een goede jongerenwerker. Als bedaagde vijft iger die zijn werk en privéleven van elkaar scheidt, lijkt Coen Stevens niet het aangewezen rolmodel voor de Gaanderense jeugd. Zijn kracht schuilt eerder in de nuchtere benadering van plattelandsjongeren en de vertrou- wenwekkende manier waarop hij zorgt voor continuïteit in de spanningsvolle levens van deze adolescenten. Door het arrangeren van ontmoetingsplekken zorgt hij letterlijk als kwartiermaker voor continuïteit tussen de leefwereld van deze jongeren en de systemen waar zij mee te maken krijgen. Gezag verschijnt hier echter niet als eigenschap van een persoon, noch als kenmerk van een ge- zagsrelatie, maar als een zeker gewicht dat we aan de wereld geven.
LINK