This book fills an important gap in the sport governance literature by engaging in critical reflection on the concept of ‘good governance’. It examines the theoretical perspectives that lead to different conceptualisations of governance and, therefore, to different standards for institutional quality. It explores the different practical strategies that have been employed to achieve the implementation of good governance principles. The first part of the book aims to shed light on the complexity and nuances of good governance by examining theoretical perspectives including leadership, value, feminism, culture and systems. The second part of the book has a practical focus, concentrating on reform strategies, from compliance policies and codes of ethics to external reporting and integrity systems. Together, these studies shed important new light on how we define and understand governance, and on the limits and capabilities of different methods for inducing good governance. With higher ethical standards demanded in sport business and management than ever before, this book is important reading for all advanced students and researchers with an interest in sport governance and sport policy, and for all sport industry professionals looking to improve their professional practice.
This research is part of a comprehensive PhD research project that focuses on the existence and development of leadership in sport management practices. The underpinning factors that are associated with successfully leading top teams in sport are often used as an example in regard to being successful in non sport business (Westerbeek & Smith, 2005). This paper aims to identify what are specific qualities of leadership as exhibited by sport team captains making use of leadership profiles derived from the evolutionary theory by Van Vugt and Ahuja (2011). The following research question was designed for this research: What kind of leadership characteristics do sport team captains show in the age group of fifteen years and older?
Background Insufficient postmatch recovery in elite players may cause an increased risk of injuries, illnesses and non-functional over-reaching.Objective To evaluate postmatch recovery time courses of physical performance and biochemical markers in team ball sport players.Study design Systematic review.Data sources PubMed and Web of Science.Eligibility criteria for selecting studies This systematic review was conducted according to Preferred Reporting Items for Systematic Reviews andMeta-Analyses guidelines. The Critical Review Form for Quantitative Studies was used to evaluate quality. Studies were included if they met the following criteria: (1) Original research evaluated players’ physical recovery postmatch;(2) team/intermittent sports; and (3) at least two postmeasurements were compared with baseline values. Results Twenty-eight studies were eligible. Meanmethodological quality was 11.2±1.11. Most used performance tests and biochemical markers were the countermovement jump test, sprint tests and creatine kinase (CK), cortisol (C) and testosterone (T), respectively.Summary/conclusions The current evidence demonstrates that underlying mechanisms of muscle recovery are still in progress while performance recoveryis already reached. CK recovery time courses are up to ≥72 hours. Soccer and rugby players need more time to recover for sprint performance, CK and C in comparison to other team ball sports. There are more high-quality studies needed regarding recovery in various team sports and recovery strategies on an individual level should be evaluated. Clinical relevance Ongoing insufficient recovery can be prevented by the use of the presented recovery time courses as specific practical recovery guidelines.
LINK
Aanleiding Nieuwsuitgeverijen bevinden zich in zwaar weer. Economische malaise en toegenomen concurrentie in het pluriforme medialandschap dwingen uitgeverijen om enerzijds kosten te besparen en tegelijkertijd te investeren in innovatie. De verdere automatisering van de nieuwsredactie vormt hierbij een uitdaging. Buiten de branche ontstaan technieken die uitgeverijen hierbij zouden kunnen gebruiken. Deze zijn nog niet 'vertaald' naar gebruiksvriendelijke systemen voor redactieprocessen. De deelnemers aan het project formuleren voor dit braakliggend terrein een praktijkgericht onderzoek. Doelstelling Dit onderzoek wil antwoord geven op de vraag: Hoe kunnen bewezen en nieuw te ontwikkelen technieken uit het domein van 'natural language processing' een bijdrage leveren aan de automatisering van een nieuwsredactie en het journalistieke product? 'Natural language processing' - het automatisch genereren van taal - is het onderwerp van het onderzoek. In het werkveld staat deze ontwikkeling bekend als 'automated journalism' of 'robotjournalistiek'. Het onderzoek richt zich enerzijds op ontwikkeling van algoritmes ('robots') en anderzijds op de impact van deze technologische ontwikkelingen op het nieuwsveld. De impact wordt onderzocht uit zowel het perspectief van de journalist als de nieuwsconsument. De projectdeelnemers ontwikkelen binnen dit onderzoek twee prototypes die samen het automated-journalismsysteem vormen. Dit systeem gaat tijdens en na het project gebruikt worden door onderzoekers, journalisten, docenten en studenten. Beoogde resultaten Het concrete resultaat van het project is een prototype van een geautomatiseerd redactiesysteem. Verder levert het project inzicht op in de verankering van dit soort systemen binnen een nieuwsredactie. Het onderzoek biedt een nieuw perspectief op de manier waarop de nieuwsconsument de ontwikkeling van 'automated journalism' in Nederland waardeert. Het projectteam deelt de onderzoekresultaten door middel van presentaties voor de uitgeverijbranche, presentaties op wetenschappelijke conferenties, publicaties in (vak)tijdschriften, reflectiebijeenkomsten met collega-opleidingen en een samenvattende white paper.
De effecten en de werkzame bestandsdelen van interventies in de openbare ruimte zijn nog weinig onderzocht doordat deelnemers vaak niet geregistreerd worden en het ontbreekt aan een praktisch toegepast en uniform meetinstrument dat vergelijking mogelijk maakt. Gemeenten en sportservice organisaties geven wel aan dat ze behoefte hebben aan monitoring en evaluatie zodat ze op dit thema kunnen bijsturen en opschalen. In dit project willen HAN, Team Sportservice, Clever Sports en twee gemeenten samen met buurtsportcoaches aan de slag gaan omdat zij vanuit gemeenten de taak hebben om meer mensen te laten bewegen in de buurt. Daarbij wordt een meetinstrument ontwikkeld voor effecten in de openbare ruimte. Dit gaat buurtsportcoaches en beleidsambtenaren helpen om samen dezelfde taal over de opbrengsten te spreken en leerervaringen uit te wisselen. Er worden drie interventies op acht plekken onderzocht. De projectresultaten zijn een gevalideerd meetinstrument waarvan het gebruik opgeschaald wordt naar andere gemeenten in het netwerk. Verder worden de opbrengsten van bewegen in de openbare ruimte in een rapportage opgeleverd, waarbij ook aandacht is hoe de opgehaalde opbrengsten gezien worden door professionals in andere beleidsdomeinen. Tot slot helpt dit project de HAN om hun kennis over effecten van sport bij toekomstige evaluaties in te zetten.
Big data spelen een steeds grotere rol in de (semi)professionele sport. De hoeveelheid gegevens die opgeslagen wordt, groeit exponentieel. Sportbegeleiders (coaches, inspanningsfysiologen, sportfysiotherapeuten en sportartsen) maken steeds vaker gebruik van sensoren om sporters te monitoren. Tijdens trainingen en wedstrijden worden de hartslagen, afgelegde afstanden, snelheden en versnellingen van sporters gemeten. Het analyseren van deze data vormt een grote uitdaging voor het begeleidingsteam van de sporters. Sportbegeleiders willen big data graag inzetten om meer grip te krijgen op sportblessures. Blessures kunnen namelijk desastreuze gevolgen hebben voor teamprestaties en de carrière van (semi)professionele sporters. In totaal stopt maar liefst 33% van de topsporters door blessures met hun sportloopbaan. Daarnaast is uitval door blessures een belangrijke oorzaak van stagnatie van talentontwikkeling. Het lectoraat Sportzorg van de Hogeschool van Amsterdam heeft veel expertise op het gebied van blessurepreventie in de sport. Sportbegeleiders hebben het lectoraat Sportzorg benaderd om antwoord te krijgen op de onderzoeksvraag: Wat zijn op data gebaseerde indicatoren om sportblessures te voorspellen? Deze onderzoeksvraagstelling is opgesplitst in de volgende deelvragen: 1. Hoe kan met sensoren relevante data van sporters verzameld worden om de sportbelasting in kaart te brengen? 2. Welke parameters kunnen blessures voorspellen? 3. Hoe kunnen deze parameters op betekenisvolle en eenvoudige wijze naar sportbegeleiders en sporters teruggekoppeld worden? Het project resulteert in de volgende projectresultaten: - Een overzicht van nauwkeurige en gebruiksvriendelijke sensoren om sportbelasting in kaart te brengen - Een overzicht van relevante parameters die blessures kunnen voorspellen - Een online tool dat per sporter aangeeft of de sporter wel of niet training- of wedstrijdfit is Bij dit project zijn de volgende organisaties betrokken: Hogeschool van Amsterdam, Universiteit Leiden, VUmc, Rijksuniversiteit Groningen (RuG), Amsterdam Institute of Sport Science (AISS), Johan Sports, Centrum voor Topsport en Onderwijs (CTO) Amsterdam, Koninklijke Nederlandse Voetbalbond (KNVB), de Nederlandse Vereniging voor Fysiotherapie in de Sport (NVFS), VV Noordwijk (voetbalclub) en Black Eagles (basketbalclub).