De wijkagent wordt nogal eens gezien als het visitekaartje van de politie naar de burger. De wijkagent beweegt zich tussen de burgers, tussen een groot aantal partners in de wijk en heeft intern te maken met verschillende afdelingen als de recherche en de surveillancedienst. Met al deze partijen wil hij verbinding maken én behouden. In dit onderzoek wordt de wijkagent in het Haagse stadsdeel Laak gevolgd in zijn dagelijkse werkpraktijk. De wijkagent probeert de verbindende factor te zijn als het gaat om veiligheid in de wijk. Iets wat niet altijd lukt. De wijkagent kán ook niet alle burgers bereiken. Veel andere maatschappelijke organisaties leunen op de politie, omdat zij niet met 24 uursdiensten werken en minder doorzettingsmacht hebben. Dit leidt tot grote ergernis van de wijkagent. Intern is de recherche een belangrijke partner, maar door de verschillende culturen en andere agenda's is deze samenwerking niet zo sterk als die zou kunnen zijn. 'Verbinden' als doelstelling bij het werk van de wijkagent is gemakkelijker gezegd dan gedaan. Bij de Nationale Politie is er voor de wijkagent een belangrijke rol weggelegd. Het vergt nog de nodige aandachtom deze ambitie waar te maken. ABSTRACT The community police officer is often seen as the 'business card' of the police to citizens. The community police officer operates amongst citizens, between a large number of local partners and deals within the police organisation with many different departments such as criminal investigation and surveillance. The goal is to create and maintain bonds with al different stakeholders. In this research, community police officers in the district 'Laak' in The Hague are followed during their daily routine. The community police officer tries to act as the bonding figure in relation to safety in the local community. A goal that is not always achieved. It is not possible for community police officers to reach all citizens. Many other community organisations lean on the police as they do not work in 24-hour shifts and have less vigour. This leads to much frustration amongst community police officers. Within the organisation the department of criminal investigation is an important partner but due to cultural differences and diverging agendas, co-operation is not as strong as it could be. 'Bonding' as the goal of community police officers is easier said than done. The community police officer has an important role within the National Police. It will take more attention to fulfil this ambition.
DOCUMENT
Als de veiligheid verbetert, maar de Rotterdammers dat niet lijken te merken, schiet het veiligheidsbeleid tekort. Bij de behandeling van het nieuwe veiligheidsprogramma, #Veilig010 (Gemeente Rotterdam, 2013), werd een raadsbrede motie ingediend om te achterhalen wat achter deze ontwikkeling schuilgaat. En vooral natuurlijk, wat daaraan gedaan zou kunnen worden. Dus werd besloten tot een zogenaamde ‘brede consultatie’. Als Rotterdamse lector Publiek Vertrouwen in Veiligheid legt Marnix Eysink Smeets zich al geruime tijd toe op de vraag hoe burgers hun veiligheid ervaren, waardoor die ervaring wordt beïnvloed en – vooral – wat je als bestuur eraan kunt doen om de veiligheidsbeleving op een voldoende niveau te brengen of te houden.
DOCUMENT
In dit hoofdstuk wordt het Nederlandse beleid geschetst van het tegengaan van radicalisering en het voorkomen van terroristisch geweld. Hierin neemt het ‘Actieprogramma integrale aanpak Jihadisme’ een belangrijke plaats in. Besproken wordt wat er goed gaat en wat de ontwikkelingsvragen zijn. Het hoofdstuk eindigt met een beschouwing over de behoefte aan sociale innovatie. Aangezien een aantal preventieve interventies behoorlijk ingrijpend kunnen zijn, is het zaak om bij de uitvoering te letten op eenduidigheid en adequate rechtsbescherming.
MULTIFILE
Door de aardbevingsproblematiek in Groningen ondervinden veel inwoners van het gebied psychosociale problemen (zie Dückers et al., 2023 voor het meest recente overzicht). Het governance systeem voor versterking en schadeherstel speelt hier een grote rol in. Bewoners die meervoudige schade aan de woning hebben en lang in procedures rond schadeherstel en versterking zijn verwikkeld, hebben een aanmerkelijk slechtere algehele en mentale gezondheid en ervaren meer stressgerelateerde gezondheidsklachten. Ook ervaart deze groep meer gevoelens van onveiligheid en heeft minder vertrouwen in de overheid.Ook kinderen en jongeren ervaren psychosociale klachten door de aardbevingsproblematiek. Onderzoek wijst uit dat een deel zich angstig en onveilig voelt door de aardbevingen (Zijlstra et al., 2022). Ook maken kinderen en jongeren zich zorgen om mensen in hun omgeving en hebben ze last van de bouwwerkzaamheden rond de versterkingsopgave. Door verhuizingen lijdt de verbondenheid die zij voelen met hun slaapkamer, huis of buurt er ook onder. Bovendien, maakt stress die ouders ervaren kinderen angstiger en kan stress ook tot gevolg hebben dat ouders minder aandacht hebben voor hun kinderen. Tot slot is het vertrouwen van jongeren in de overheid laag en voelen zij zich tweederangs burgers (Zijlstra et al., 2022).Een rapport van de Ombudsman wijst uit dat 1 op de 5 Groningse jongeren het leven een onvoldoende geeft, tegenover 13% landelijk (Kinderombudsman, 2022). Het ervaren van sociaalemotionele problematiek en trauma in de kinderjaren – de jaren waarin zij een veilige basis moeten hebben om zich goed te kunnen ontwikkelen - kan grote gevolgen hebben voor de rest van het leven van deze kinderen en jongeren (zie bijv. Golombok, 2000). Dit kan eventueel bovenop reeds bestaande (intergenerationele) armoede en werkloosheid komen of een chronische ziekte bij een van de gezinsleden. Deze problemen zijn gemiddeld meer aan de orde in de provincie Groningen dan ten opzichte van het Nederlandse gemiddelde (Visser). Ook zijn er in Groningen meer jongeren met een ernstige lichamelijke ziekte of beperking (GGD, 2020).Er zijn verschillen in hoe kinderen en jongeren omgaan met de emotionele problemen die zij ervaren. Sommige jongeren accepteren dat de gevolgen van de aardbevingsproblematiek nou eenmaal bij het leven hoorden en spreken over hun gevoelens met hun ouders (Zijlstra et al., 2022). In andere gezinnen wordt er juist bewust niet over de aardbevingsproblematiek gesproken om zo stress te beperken. Verder blijkt dat jongeren onderling weinig met elkaar praten over de problematiek. Dit wordt ook niet aangemoedigd op school, waar meer oog is voor de technische aspecten van de versterkingsopgave. Toch hebben jongeren wel behoefte om, naast de technische kant, ook te praten over de emotionele kant met familie, vrienden en op school (Zijlstra et al., 2022).Om gedupeerde bewoners te ondersteunen zijn er verschillende initiatieven in het leven geroepen. Voor psychische ondersteuning zijn er bijvoorbeeld aardbevingscoaches vanuit WIJ Groningen, en de organisaties Geestelijke Verzorgers Aardbevingsgebied en Platform Kerk en Aardbeving. Stut en Steun (gezamenlijk initiatief van de Groninger Bodem Beweging en het Groninger Gasberaad) biedt praktische ondersteuning bij het omgaan met instanties en de Commissie Bijzondere Situaties zorgt voor doorbraken in moeilijke dossiers. Het Nationaal Programma Groningen is opgericht om de regio een nieuwe impuls te geven. De GGD en Aardbevingsacademie bieden een breed scala aan trainingen voor professionals. Daarnaast is er een smartengeldregeling in het leven geroepen. Deze valt net als fysieke schade onder de verantwoordelijkheid van het IMG. Volwassenen kunnen al aanspraak maken op een immateriële schadevergoeding. Vanaf eind maart 2023 kunnen ook kinderen en jongeren (0-18 jaar) aanspraak maken hierop. Echter, deze immateriële schadevergoeding is naar verwachting onvoldoende om kinderen en jongeren te ondersteunen bij de problematiek die zij ervaren en kan daarnaast mogelijk ongewenste effecten teweeg brengen op groepsniveau.Dit heeft te maken met dat tot dusver gevoerd beleid ongelijkheid in de hand heeft gewerkt en sociale relaties binnen dorpen onder druk heeft gezet (Onafhankelijke Raadsman, 2016, 2017; Postmes et al., 2017b, 2018; Stroebe et al., 2018b). Bij schadeopnames traden er bijvoorbeeld verschillen op tussen beoordelaars met uiteenlopende vergoedingen tot gevolg. In de versterkingsopgave waren technische modellen, met over tijd veranderende normering, het uitgangspunt. Dit had tot gevolg dat binnen dorpen en straten verschillende niveaus van versterking werden toegepast. Jaloezie en conflicten komen steeds vaker voor (Duckers et al., 2023), mede door de langdurige aard van deze crisis (Pot et al., 2021). De immateriële schadevergoeding onder kinderen en jongeren kan mogelijk eenzelfde uitwerking hebben wanneer er verschillen zijn in de hoogte van de vergoeding binnen buurten, klassen, sportverenigingen of andere leefwerelden waar jongeren deel van uitmaken. Ondanks dat de regeling het leed tracht te verzachten, kan deze dus tegelijkertijd mogelijk een risico vormen voor de psychische gezondheid van kinderen en jongeren als de sociale cohesie wordt aangetast. Dit terwijl goede sociale relaties juist kunnen bijdragen aan het voorkomen van psychische stress op persoonlijk niveau (Postmes et al., 2016, 2017a; Stroebe et al., 2019d), zo ook bij jongeren (Zijlstra et al., 2022). Jongeren ervaren bijvoorbeeld sociale cohesie wanneer er gezamenlijk wordt gesproken over oplossingen in hun buurt of wijk of wanneer zij deelnemen aan protesten.Naast de uitrol van de immateriële schaderegeling voor kinderen, heeft Staatssecretaris Vijlbrief (Mijnbouw) op 23 november 2022 aangekondigd extra maatregelen te nemen bovenop alle bestaande programma’s om Groningse kinderen en jongeren te ondersteunen (Rijksoverheid, 2022). Zo is geopperd om de medewerkers van de kindertelefoon te trainen in dit onderwerp, aangepast informatiemateriaal te ontwikkelen over versterking en schade (IMG), en meer onderzoek te doen naar de situatie van kinderen en jongeren (RUG).In deze context heeft het IMG een tweeledige vraag bij ons neergelegd. Het eerste deel is gericht op de dienstverlening door IMG n.a.v. de uitvoering van de Immateriële schaderegeling voor kinderen (IMK) en op individuele immateriële hulpverlening. IMG geeft aan dat zij merken in hun dienstverlening dat aanvragers méér nodig kunnen hebben dan de schadevergoeding waarvoor zij bij IMG in aanmerking komen; sommige mensen hebben psychosociale hulp nodig. Niet iedereen die dat nodig heeft, lijkt de weg te kunnen vinden naar die hulp. Ook is de hulp misschien niet altijd passend voor het door mijnbouw/gaswinning veroorzaakte leed. IMG gaat hierover met aanvragers wel in gesprek, maar is zelf geen hulpverlenende instantie en verwijst waar passend door (naar bijv. huisarts, maatschappelijk werk of aardbevingscoaches). IMG geeft aan graag de menselijke kant meer aandacht te willen geven, in het bijzonder voor de nieuwe doelgroep kinderen/jongeren. IMG beoogt meer een ‘oog- en oorfunctie’ te vervullen voor psychosociale problematiek, deze beter te signaleren en mensen te helpen met een warme overdracht naar hulpinstanties, zodat bewoners de juist psychosociale hulp krijgen. Dit voornemen sluit goed aan bij de aanbeveling dat verschillende instanties meer samen moeten werken ten behoeve van de gedupeerde bewoners (Bovenhoff et al., 2021). Dit deel van de opdracht zou later uitgebreid kunnen worden naar volwassenen.Het tweede deel van de vraag van het IMG betreft een verkenning naar een bredere aanpak voor het herstel van mentaal welbevinden van minderjarigen en jongeren in het aardbevingsgebied, waarbij de nadruk ligt op maatregelen / aanbod van collectieve aard, zowel materieel als immaterieel. Het IMG wil een inventarisatie laten uitvoeren van de beschikbare kennis over behoeften van kinderen en jongeren in het aardbevingsgebied. Tevens zal een brede verkenning uitgevoerd worden naar het beschikbare en het mogelijke en gewenste aanbod om tegemoet te komen aan die behoeften.
Dubbele vergrijzing en toenemende druk op de zorg maken de vraag om toekomstgerichte, toepasbare en werkende oplossingen op het gebied van gezondheid, zorg en welzijn steeds urgenter. Een gedeeltelijke verschuiving van de zorg voor mensen (met dementie) van de formele zorg naar het informele netwerk in de wijk is noodzakelijk. Woonzorgcentra worden meer onderdeel van de wijk met beleid dat gericht is op ‘leven in vrijheid en veiligheid’ in een inclusieve, dementievriendelijke, samenleving. Dat betekent dat wijken daarop moeten worden toegerust Dit speelt ook bij zorgorganisatie Treant. Zij wil samenwerken met de wijk en meebewegen met de kracht en mogelijkheden die de gemeenschap biedt. In het project staat de volgende vraag centraal: ‘Op welke manier kunnen innovatieve sociaal-ruimtelijke interventies bijdragen aan toegankelijkheid en ‘social guiding’ als facilitator van laagdrempelige informele ontmoetingen in het belang van een inclusieve wijk waarin ouderen (met dementie) veilig en in vrijheid kunnen wonen?’ Er wordt gebouwd aan een gezamenlijke basis voor het verandertraject, door vanaf de start samen te werken met professionals en bewoners in de wijk en in het zorgcentrum. Om zo met elkaar toe te groeien naar een inclusieve wijk en dit te verankeren in bestaande waarden van de wijk en de organisaties die daarbinnen actief zijn.
“KITT, activate super pursuit mode!” Actiefilms zijn kenmerkend vanwege de hoeveelheid stunts die erin voorkomen. Auto’s die crashen of elkaar net missen ontbreken hierin niet. Momenteel worden de stunts nog gedaan door getrainde stuntprofessionals wat de nodige risico’s met zich meebrengt. Naast de veiligheidsrisico’s spelen inschattingsfouten en menselijke communicatie een grote rol. Daarom is vanuit het mkb actief in de filmindustrie de vraag ontstaan hoe (gevaarlijke) stunts met voertuigen & beweegbare objecten veiliger, accurater en nauwkeuriger uitgevoerd kunnen worden. In deze KIEM worden de mogelijkheden van technologische toepassingen vanuit de Mobiliteit / Automotive Branche, zoals teleoperatie (het op afstand besturen van een voertuig) en autonome applicaties voor het mkb actief in de filmindustrie onderzocht. De vraag die centraal staat luidt daarom: “Wat is de potentie van technologieën als teleoperatie en autonomie binnen de Nederlandse Filmindustrie voor het uitvoeren van gevaarlijke en nauwkeurige voertuigstunts?” De vraag wordt beantwoord door zowel op schaal als op 1:1 voertuigen teleoperatie & autonome applicaties te ontwikkelen voor een specifieke stunt. Door te werken aan 1 scenario, te weten het net missen van twee voertuigen die op een kruispunt afrijden, bouwen we kennis op over de geschiktheid van teleoperatie en autonomie voor het mkb in de stuntindustrie. De resultaten van deze KIEM zullen worden vastgelegd en gepubliceerd en kunnen de basis vormen voor vervolg onderzoeken zoals een RAAK-mkb onderzoek.
Lectoraat, onderdeel van NHL Stenden Hogeschool