In recent years, Dutch authorities have attempted to shift from formal to informal care responsibilities to meet an increasing demand for care. There is a growing expectation that social and healthcare professionals will actively involve, support, and collaborate with partners, family members, and others who provide informal care. However, the practical implementation of such collaborations is not yet evident. In this qualitative study, 37 individual interviews and eight focus groups were conducted to explore the preferences of informal caregivers in the Netherlands regarding their collaboration with social and healthcare professionals. In recognition of the growing consensus that professionals should tailor their approach to caregivers’ individual circumstances, we adopted an intersectional approach to examine the relationship between caregivers’ social positions and preferences as well as the impact of systemic and power dynamics on these collaborations. The findings indicate that most of caregivers’ worries concerning collaborations are rooted in the organisational context of their interactions with professionals rather than the interactions themselves. Caregivers’ social positions do not necessarily lead to varying opinions regarding collaboration with professionals; however, caregivers do expect professionals to be aware of their social positions, as these positions shape the context within which informal care is provided and determine how easily caregivers can integrate care responsibilities into their lives. To enhance collaboration between caregivers and professionals in the short term, care organisations and social and healthcare educational programmes should encourage a professional mindset that recognises caregivers as equal partners in care. It is essential for professionals to acknowledge the caregiver’s role and devise strategies for arranging care together that build on the existing relationship between the caregiver and care recipient.
DOCUMENT
Gezien de toenemende vergrijzing en het tekort aan zorgprofessionals stijgt de druk op de wijkverpleging om zorg doelgericht en efficiënt te organiseren. Daardoor groeit de aandacht voor het meten van zorguitkomsten, zoals pijn, autonomie en het voorkomen van ongeplande ziekenhuisopnamen. Deze uitkomsten bieden waardevolle inzichten voor het behouden van zorgkwaliteit. Daarnaast kunnen ze wijkverpleegkundigen en verzorgenden helpen de zorgpraktijk te verfijnen. Maar uitkomsten worden vaak alleen gebruikt op individueel cliëntniveau. Een systematische aanpak, zoals een lerend zorgsysteem, biedt mogelijkheden om uitkomsten herhaaldelijk te meten, analyseren en in de praktijk toe te passen. Toch is er nog weinig bekend over de randvoorwaarden voor succesvolle implementatie van deze werkwijze in de wijkverpleging. Meer inzicht in de kansen en uitdagingen rond het gebruik van zorguitkomsten kan verpleegkundigen en verzorgenden ondersteunen bij het stimuleren van kwaliteitsverbetering in de praktijk.
DOCUMENT
Hoe ziet de toekomst van de zorgverlener eruit? Het Nederlands zorgsysteem is sterk aan het veranderen, onder andere door de grondige bezuinigingen en een stijgende zorgvraag tegenover een dalend aanbod in zorgverleners. Een zorgsetting die onderhevig is aan zulke grote veranderingen vraag om innovatie. Meer hierover in dit derde deel van een vierluik over het project RAAK-mkb Ontwerpen voor Zorgverleners, uitgevoerd door het Saxion Kenniscentrum Design en Technologie. Artikel verschenen is Product Magazine, oktober 2014.
MULTIFILE
De druk op de wijkverpleging neemt toe. Zelfredzaamheid van cliënten kan deze druk verlichten, maar zorgprofessionals krijgen onvoldoende steun om dit te bereiken. Data Nurse ondersteunt verpleegkundigen op een datagedreven manier door waardevolle inzichten uit cliëntendossiers te benutten om de zelfredzaamheid van cliënten te vergroten en de zorg te verbeteren.
Voetproblemen komen frequent voor bij mensen met diabetes mellitus. De verstoorde stofwisseling bij diabetes mellitus kan in de voeten schade aan zenuwen en bloedvaten, en beperkte gewrichtsbeweeglijkheid veroorzaken. Hierdoor ontstaat een afwijkend gangpatroon met hoge lokale druk onder de voeten en een verminderde sensorische terugkoppeling. Dit geeft een verhoogd risico op het ontstaan van een voetwond. Een diabetische voetwond behoort tot de ernstigste complicaties bij diabetes mellitus vanwege de slechte genezingstendens, de intensieve behandeling, het verlies van mobiliteit en kwaliteit van leven, en het grote risico op een amputatie. Preventie van diabetische voetwonden is van groot belang om de impact op de mensen die het ondergaan en het zorgsysteem te beperken. Podotherapeuten spelen, in de eerstelijnszorg, een belangrijke rol in de preventie van voetwonden bij mensen met diabetes mellitus. Voor de organisatie en globale inhoud van deze preventieve voetzorg is de Zorgmodule Preventie Diabetische Voetulcera leidend. Deze zorgmodule is ontwikkeld op initiatief van de Nederlandse Vereniging van Podotherapeuten en is breed geïmplementeerd. Er ontbreekt echter een verdiepende inhoudelijke handreiking voor podotherapeuten ter bevordering van evidence-based handelen. Vanuit het podotherapieveld, en dit consortium in het bijzonder, bestaat er een breed gedragen behoefte aan het beter toerusten van de podotherapeut voor het evidence based en methodisch handelen bij mensen met diabetes mellitus en een verhoogd risico op een voetwond, alsmede het op grote schaal evalueren van de resultaten van dit handelen. Het doel van dit RAAK-MKB project is het ontwikkelen van een methode om podotherapeuten te ondersteunen in het (i) methodisch systematisch uitvoeren en registreren van de preventieve voetzorg bij DM op basis van de beschikbare evidence, en (ii) evalueren van de uitkomsten van de geleverde preventieve voetzorg om daarmee optimalisatiemogelijkheden te identificeren. De resultaten van dit project zullen worden geïmplementeerd in de curricula van de opleidingen podotherapie en in de beroepspraktijk.
In de maatschappij is steeds meer aandacht voor een gezonde leefstijl. Fysiotherapeuten kunnen een belangrijke rol spelen bij het stimuleren van duurzaam gezond beweeggedrag. Een persoonsgerichte aanpak waarbij de context van cliënten centraal staat is bij het stimuleren van gezond beweeggedrag essentieel. Om fysiotherapeuten te ondersteunen deze persoonsgerichte aanpak tijdens de behandeling toe te passen hebben drie hogescholen met behulp van een RAAK-Publiek subsidie de BiBoZ-methode (Blijf in Beweging ondersteuning Zorgprofessionals) ontwikkeld. De opbrengst van dit project bestaat uit zes beweegprofielen en een beslistool, die beiden vanuit cliëntperspectief en in co-creatie met cliënten en zorgprofessionals zijn ontwikkeld en geëvalueerd. Uit de haalbaarheidsstudie en gesprekken in het werkveld blijkt dat de BiBoZ-methode door fysiotherapeuten en cliënten positief wordt gewaardeerd. Bij de ontwikkeling van de methode lag de nadruk op het niveau van de individuele zorgprofessional en cliënt en nog niet op het organisatieniveau en het gezondheidszorgsysteem waarbinnen de methode geïmplementeerd moet worden. Voor een bredere inzetbaarheid van de methode in de dagelijkse fysiotherapiepraktijk is het nodig om op een systematische manier een generieke implementatiestrategie te ontwikkelen. Daarbij moet rekening worden gehouden met factoren op individueel, organisatie als maatschappelijk niveau zoals de koppeling met een (digitaal) zorgsysteem van de fysiotherapiepraktijk, de grote diversiteit aan praktijkvoeringen en de bekostigingsstructuur. Binnen deze RAAK-mkb aanvraag ‘BiBoZ-in de Dagelijkse FysiotherapiePraktijk’ (BiBoZ-DFP) wordt, in co-creatie met zes fysiotherapiepraktijken, een zorginnovatiebedrijf, cliënten, docentonderzoekers en studenten een implementatiestrategie ontwikkeld en geïmplementeerd. Vervolgens wordt een hybride implementatie-effectonderzoek uitgevoerd om de implementatiestrategie, de implementatie zelf en de effecten van de BiBoZ-methode te evalueren. In het consortium zitten hogescholen, fysiotherapiepraktijken, een zorginnovatiebedrijf (Zorg1), een cliëntenorganisatie (DVN) en een beroepsvereniging (KNGF). Zij worden geadviseerd door een breed samengestelde klankbordgroep. Het uiteindelijke doel is landelijke opschaling van de BiBoZ-methode naar de dagelijkse fysiotherapiepraktijk via het Innovatieplatform Fysiotherapie en het KNGF.