In het hoger onderwijs wordt het pedagogisch klimaat veronachtzaamd. Het concept wordt niet mee in beschouwing genomen bij onderwijsinnovatie en onderwijsonderzoek. Dit artikel definieert het concept voor het hbo en werkt het uit op basis van de Zelf-Determinatie Theorie van Ryan en Deci (2000). Zowel voor volwassen werknemers als voor jonge leerlingen geldt dat zij binnen een klimaat dat tegemoet komt aan hun psychologische basisbehoeften aan relatie, competentie en autonomie, beter presteren en een hogere mate van welbevinden ervaren. Belangrijke factor daarin is de stimulans van hun autonome motivatie. Verkennend onderzoek onder studenten en docenten van de Academie voor Sociale Professies wijst op toegevoegde waarde van het in beschouwing nemen van een pedagogisch klimaat bij het overwegen van maatregelen om studiesucces te verbeteren. Een heldere kijk op het pedagogisch klimaat kan het ondersteunen van de motivatie van studenten en zodoende het verbeteren van hun leren theoretisch en empirisch verankeren. ABSTRACT In Dutch Higher Education, no attention is being paid to the Pedagogical Climate in schools. The concept is omitted in educational research as well as in innovative practices. This article defines the concept for use in Higher Education, making use of Ryan and Deci's Self Determination Theory (2000). The performance and well-being of adult employees as well as schoolchildren improve when their basic needs of relation, competence and autonomy are satisfied. A Pedagogical Climate that does so facilitates autonomous motivation. Explorative research done among teachers and students of the Academy of Social Work indicates surplus value of taking into account the Pedagogical Climate when considering various policies aimed to improve study success. Having a clear theoretical and empirical view of the Pedagogical Climate can firmly root initiatives to support students' motivation and help their learning.
Sinds 2003 werk ik in het HBO. Het verhaal van het onderzoek in het hbo heb ik voor een groot gedeelte meegemaakt en deels ook mee gemaakt. Ik ben zeer vereerd dat ik aan dit verhaal een nieuw hoofdstuk mag toevoegen door het aanvaarden van de leerstoel Methodologie van Praktijkgericht Onderzoek aan Hogeschool Utrecht. De Hogeschool Utrecht (HU) is een ambitieuze hogeschool in een dynamische regio. Niet alleen ambitieus in onderwijs maar ook in onderzoek. De hogeschool is een ‘University of Applied Sciences’ omdat studenten behalve goed onderwijs ook onderzoek nodig hebben om een goede beroepsbeoefenaar te worden (Hogeschool Utrecht, 2014). De hogeschool wil groeien in praktijkgericht onderzoek van hoge kwaliteit. In die ambitie past het oprichten van het lectoraat Methodologie van Praktijkgericht Onderzoek (MPO). Het lectoraat heeft als doel een bijdrage te leveren aan de verdere professionalisering van het praktijkgericht onderzoek In Nederland. Het lectoraat is uniek doordat het zich richt op praktijkgericht onderzoek binnen alle verschillende disciplines in het hbo, van techniek tot educatie en gezondheidszorg tot de kunsten. Het hoger beroepsonderwijs levert via lectoraten al vijftien jaar een belangrijke bijdrage aan onze kenniseconomie. Het onderzoek in het hbo is in die tijd volwassen geworden en heeft zich een plaats verworven in de Nederlandse kennisinfrastructuur. Het onderzoek past bij het praktijkgerichte karakter van het hoger beroepsonderwijs. Het is praktische relevant en tegelijkertijd methodologisch grondig (Butter, 2013b). Voldoen aan deze twee eisen blijkt in de praktijk echter niet altijd eenvoudig. De spanning tussen beide is het thema van deze publicatie.
Uit het rapport: "Hogescholen verrichten praktijkgericht onderzoek. Dit onderzoek is gericht op het verhogen van de kwaliteit van de hbo-afgestudeerden, op het responsief houden van het onderwijs én op het innoveren van de beroepspraktijk. Hogescholen worden dan ook al geruime tijd betrokken bij het nationaal en regionaal beleid dat zich richt op de maatschappelijke waardecreatie vanuit kennis ofwel valorisatie. Zo zijn zij sinds het ontstaan actief betrokken bij het Valorisatieprogramma (2010) en wordt in het Hoofdlijnenakkoord (2011) gesproken over het ontwikkelen van een eigen set valorisatieindicatoren voor hogescholen. De brief ‘Wetenschap met Impact’ van staatssecretaris Dekker van 19 januari 2017 richt zich echter voornamelijk op de universiteiten. Dit is mede aanleiding voor de Vereniging Hogescholen om een eigen visie te ontwikkelen op de maatschappelijke waardecreatie vanuit kennis in het hbo en hier uitwerking aan te geven. Daarvoor is een Ad hoc commissie opgericht bestaande uit bestuurders en lectoren. In dit rapport presenteren zij hun visie en de uitwerking daarvan."
ADAS- Monitor Advanced Driver Assistent Systems (ADAS) worden gezien als een middel om de verkeersveiligheidsstreefdoelstellingen uit het Strategisch Plan Verkeersveiligheid 2030 en de Europese beleidsstukken te behalen. Naast de veelal technische uitdagingen en ontwikkelingen die ADAS momenteel doormaken, wordt in de breedte van de automotive sector benadrukt dat het gebruik en de bekendheid van ADAS bij automobilisten te wensen overlaat waardoor de potentie van ADAS voor de verkeersveiligheid niet optimaal wordt benut. De ADAS alliantie , een samenwerking van meer dan 60 bedrijven, overheden en kennisinstellingen, heeft als doel gesteld het (veilig)gebruik van ADAS met 20% te bevorderen. Echter, ontbreekt actuele informatie met betrekking tot de bekendheid van, het vertrouwen in en het daadwerkelijke gebruik door automobilisten. In dit onderzoek staat de periodieke monitoring van de gebruikersadaptatie centraal waarbij de bekendheid van, de acceptatie, het percentage daadwerkelijk gebruik van ADAS door automobilisten wordt gepresenteerd doormiddel van een (digitaal) dashboard. Een divers samengesteld consortium voert het onderzoek uit en maakt daarbij gebruik van een groter netwerk om de benodigde data te vergaren en voor disseminatie. Het onderzoek bestaat uit een werkpakket waarin de gebruikersadapatie doormiddel van vragenlijstonderzoek wordt vastgesteld en een werkpakket waarin iteratief het concept ontwerp leidt tot een prototype dashboard. Het resultaat van dit onderzoek is een werkend prototype van een ADAS-dashboard. Wanneer het prototype wordt vertaalt naar een definitief ontwerp, blijft het tot vijf jaar na presentatie geüpdatet met recente data. Het ADAS-dashboard bevat een visuele en digitale weergave van het onderzoek naar het gebruikersperspectief en wordt indien gewenst uitgebreid met andere relevante data. Wanneer het ADAS dashboard is gerealiseerd, kan het zowel voor beleidsmakers en bedrijven ingezet worden om keuzes te onderbouwen of om ontwikkelingen op te baseren als ook om communicatiestrategieën te ontwikkelen waarmee het gebruik wordt bevorderd.
De recente toename in het aantal bedwantsen in de Westerse wereld leidt ertoe dat steeds meer mensen in contact komen met deze insecten. Vroege detectie is cruciaal voor een snelle bestrijding. Dit is echter lastig door de cryptische leefwijze van de bedwants, en vereist vaak destructieve maatregelen. In dit project onderzoeken HAS Hogeschool en BioMon of het haalbaar is om een bedwantsdetectiekit te ontwikkelen waarmee de aanwezigheid van bedwants DNA in ruimten bepaald kan worden door het nemen van een swab of stofzuigersample. Bovendien wordt onderzocht hoe dit product en deze dienst efficiënt op de markt gezet kan worden.
Gebruik van sensoren en data voor het monitoren van welzijn en gezondheid van mens en dier, raakt steeds meer ingeburgerd. Ook voor de paardenhouderij is het interessant om met behulp van sensoren de gezondheid en het welzijn van de paarden te volgen en in geval van ziekte of stress preventief te kunnen handelen. In tegenstelling tot het ruime aanbod voor de veehouderij, zijn er voor paarden nog weinig of geen sensoren beschikbaar voor gezondheidsmonitoring. In dit project zullen halsbanden voor paarden worden ontwikkeld met activiteitssensoren (accelerometers), die gedragsdata verzamelen. Deze data worden vertaald in informatie over het normale en afwijkende gedrag van de paarden. Activiteit en gedrag worden gekoppeld aan gezondheid en het welzijn van het paard. Doel is om een systeem te ontwikkelen waarbij gezondheid en welzijn van de paarden gemonitord wordt met behulp van deze sensor, en waarbij de eigenaar gewaarschuwd wordt wanneer veranderingen in gedrag optreden die voorspellend zijn voor ziekte, stress of afwijkingen.