Learning Analytics en bias – Learning analytics richt zich op het meten en analyseren van studentgegevens om onderwijs te verbeteren. Bakker onderscheidt hierin verschillende niveaus, zoals student analytics en institutional analytics, en focust op inclusion analytics, waarin gekeken wordt naar kansengelijkheid. Bias – systematische vooroordelen in data – kan vooroordelen in algoritmen versterken en zo kansenongelijkheid veroorzaken. De onderzoeksmethode maakt gebruik van het 4/5-criterium, waarbij fairness in uitkomsten gemeten wordt door te kijken of de kansen voor de beschermde groep minstens 80% zijn van die van de bevoorrechte groep.Onderzoeksaanpak – Bakker gebruikt machine learning om retentie na het eerste studiejaar te voorspellen en onderzoekt vervolgens verschillen tussen groepen studenten, zoals mbo-en vwo-studenten. Hij volgt drie stappen: (1) Data voorbereiden en modellen bouwen: Data worden opgesplitst en opgeschoond om accurate voorspelmodellen te maken. (2) Variabelen analyseren: Invloed van kenmerken op uitkomsten wordt beoordeeld voor verschillende groepen. (3) Fairness berekenen: Het 4/5-criterium wordt toegepast op metrics zoals accuraatheid en statistische gelijkheid om bias en ongelijkheden te identificeren. Resultaten, aanbevelingen en vervolgonderzoek – Uit het onderzoek blijkt dat kansengelijkheid bij veel opleidingen ontbreekt, met name voor mannen en mbo-studenten, die een hogere kans op uitval hebben. Bakker adviseert sensitieve kenmerken zoals migratieachtergrond mee te nemen in analyses op basis van informed consent. Daarnaast pleit hij voor meer flexibiliteit in het beleid, geïnspireerd door maatregelen tijdens de coronacrisis, die een positief effect hadden op studiesucces.Toekomstvisie – Bakker benadrukt dat niet elke ongelijkheid het gevolg is van discriminatie en roept op tot data-informed interventies om sociale rechtvaardigheid in het onderwijs te bevorderen. Zijn methode wordt open access beschikbaar gesteld, zodat ook andere instellingen deze kunnen toepassen en kansengelijkheid systematisch en bewust kunnen onderzoeken.
Alle hbo-docenten hebben onderzoekend vermogen nodig om in het toekomstbestendig hoger onderwijs te werken en hier aan bij te dragen. Hbo-docenten begeven zich in een dynamische omgeving. Docenten hebben steeds meer rollen, verantwoordelijkheden en taken (Ommering & Koeslag-Kreunen, 2023). Daarnaast verandert het beroepenveld waartoe ze opleiden door (technologische of maatschappelijke) ontwikkelingen. Ook de Corona pandemie of de komst van ChatGPT heeft invloed op het werk van docenten. Hoe ga je hiermee om als docent en/of docententeam? Een belangrijk startpunt is om te herkennen waar handelingskennis ontbreekt, vervolgens deze handelingskennis met een passende grondigheid te verwerven en dit bruikbaar te maken voor de eigen onderwijspraktijk. De zojuist beschreven stappen omvatten het inzetten van het ‘onderzoekend vermogen’. Maar in de weerbarstige dagelijkse praktijk en de wisselende rollen van docenten blijkt dit vaak nog lastig vorm te geven. Als leden van een groter consortium zetten wij ons daarom in voor het expliciteren van de meerwaarde van ‘onderzoekend vermogen’ binnen de context van de hbo-lespraktijk en gaan wij op zoek naar manieren om docenten(-teams) te ondersteunen in het aanboren en (meer) inzetten van dit vermogen.
Informatievaardigheden hebben betrekking op het oplossen van problemen of vraagstukken met behulp van informatie van het internet of uit een al of niet digitale bibliotheek. In het hoger onderwijs wordt er veel waarde aan gehecht dat studenten over deze vaardigheden beschikken. Maar hoe beoordeel je of studenten voldoende informatievaardig zijn? En wat voor soort beoordelingsinstrument is tevens geschikt om die vaardigheden te bevorderen? In dit proefschrift wordt onderzoek gerapporteerd dat aannemelijk maakt dat een scoringsrubriek de voorkeur heeft als je een instrument zoekt waarmee je informatievaardigheden zowel kunt beoordelen als stimuleren. Op basis van literatuurstudie en de uitkomsten van onderzoek onder studenten en docenten is een scoringsrubriek ontwikkeld. Vervolgens is het beoordelingsinstrument door middel van empirische studies getest en geëvalueerd.
BECOME richt zicht op de overgang naar een circulaire economie door de link tussen onderwijs en de arbeidsmarkt te versterken. Het doel is om studenten en werknemers (van nu en in de toekomst) op te leiden, om oplossingen en bedrijfsmodellen voor deze circulaire economie te ontwikkelen.
Nederland staat voor enorme (ver)bouwopgaven. Er moet een miljoen nieuwe woningen worden bijgebouwd en een veelvoud aan gebouwen moet worden verduurzaamd. Daarvoor zijn goed getrainde én gemotiveerde vakmensen nodig. Ook het mkb in de bouw en infra staat hiervoor aan de lat. Juist dat mkb kampt echter met groeiende personeelstekorten en een snel vergrijzend personeelsbestand. Steeds meer mkb bedrijven in de bouw en infra geven aan niet alleen te worstelen met de vraag hoe zij aan voldoende vakmensen komen, maar ook met de vraag hoe zij vakmensen langer, beter en meer duurzaam kunnen inzetten. Daarvoor zeggen mkb bedrijven vooral behoefte te hebben aan slimme manieren om een actueel, volledig en betrouwbaar (‘valide’) inzicht te krijgen van het in hun bedrijf beschikbare vakmanschap. Daarnaast is er behoefte aan professionele hulp bij het inzetten en (langer) inzetbaar houden van vakmensen en aan passende en effectieve begeleiding daarbij. In dit project gaan we met 10 mkb bedrijven in de bouw en infra deze problemen aanpakken. Dat doen we door samen te experimenteren met het 'digitaal skills paspoort voor vakmensen (DSP)'. Het DSP geeft medewerkers en bedrijven een actueel en volledig inzicht in de eigen 'skills voorraad' en de ontwikkeling daarin. Dat inzicht gebruiken we om mkb bedrijven te helpen hun (aankomende) werknemers concrete handvatten te bieden voor verduurzaming van de inzetbaarheid. In vragenlijstonderzoek, in case studies en een cross cases study volgens de methode van realistische evaluatie stellen we vast of én hoe de DSP aanpak mkb bedrijven écht helpt meer vakmensen te vinden, ze langer inzetbaar te houden en daarbij de juiste begeleiding te bieden. We werken intensief samen met een breed consortium van roc’s, hogescholen, sociale partners, mkb bedrijven en kennisinstellingen om onderzoeksresultaten gedurende het project bruikbaar te maken voor (bouw)bedrijven zelf én het middelbaar en hoger beroepsonderwijs.
Onderwijs in de buitenlucht heeft bewezen positieve impact voor studenten, docenten én de planeet. In dit project onderzoeken we hoe de natuur als leeromgeving bij kan dragen aan de leerprocessen van studenten en hun ontwikkeling tot bekwame en bewuste professionals.