n Nederland wordt de grofmotorische ontwikkeling van zuigelingen van de geboorte tot het loslopen meestal gemeten met de Alberta Infant Motor Scale (AIMS). Dit instrument komt uit Canada. Nederlandse kinderfysiothera-peuten vragen zich al langer af of de Canadese normwaarden van de AIMS wel passend zijn voor Nederlandse zuige-lingen. Deze studie toont aan dat specifieke Nederlandse normwaarden noodzakelijk zijn.
Background: Undernutrition is a common complication of disease and a major determinant of hospital stay outcome. Dutch hospitals are required to screen for undernutrition on the first day of admission.Objective: We sought to determine the prevalence of the screening score “undernourished” with the use of the Short Nutritional Assessment Questionnaire (SNAQ) or Malnutrition Universal Screening Tool (MUST) and its relation to length of hospital stay (LOS) in the general hospital population and per medical specialty.Design: We conducted an observational cross-sectional study at 2 university, 3 teaching, and 8 general hospitals. All adult inpatients aged ≥18 y with an LOS of at least 1 d were included. Between 2007 and 2014, the SNAQ/MUST score, admitting medical specialty, LOS, age, and sex of each patient were extracted from the digital hospital chart system. Linear regression analysis with ln(LOS) as an outcome measure and SNAQ ≥3 points/MUST ≥2 points, sex, and age as determinant variables was used to test the relation between SNAQ/MUST score and LOS.Results: In total, 564,063 patients were included (48% males and 52% females aged 62 ± 18 y). Of those, 74% (419,086) were screened with SNAQ and 26% (144,977) with MUST, and 13.7% (SNAQ) and 14.9% (MUST) of the patients were defined as being undernourished. Medical specialties with the highest percentage of the screening score of undernourished were geriatrics (38%), oncology (33%), gastroenterology (27%), and internal medicine (27%).Patients who had an undernourished screening score had a higher LOS than did patients who did not (median 6.8 compared with 4.0 d; P < 0.001). Regression analysis showed that a positive SNAQ/MUST score was significantly associated with LOS [SNAQ: +1.43 d (95% CI: 1.42, 1.44 d), P < 0.001; MUST: +1.47 d (95% CI: 1.45, 1.49 d), P < 0.001].Conclusions: This study provides benchmark data on the prevalence of undernutrition, including more than half a million patients. One out of 7 patients was scored as undernourished. For geriatrics, oncology, gastroenterology, and internal medicine, this ratio was even greater (1 out of 3–4). Hospital stay was 1.4 d longer among undernourished patients than among those who were well nourished.
In tijden van toenemende culturele diversiteit en arbeidsonzekerheid hebben jongeren in Nederlandse en Duitse stadswijken grote behoefte aan richting met betrekking tot hun toekomstige leven. Ouders en leraren lijken zelf vaak te worden overweldigd door de snel veranderende wereld waarin ze leven. Naast deze veranderingen neemt het gebruik van sociale media sterk toe, waardoor de al bestaande generatiekloof nog groter wordt. Deze ontwikkelingen hebben grote gevolgen voor de levensloopperspectieven van jongeren en leiden er vaak toe dat ze meer dan ooit richting zoeken bij hun leeftijdgenoten. In plaats van dit te zien als een problematische situatie, is dit project erop gericht de netwerken van jongeren te gebruiken als bron voor verbetering van de stadswijken. Het basisidee is jonge adolescenten (in de leeftijd van 12-14 jaar) te empoweren via bepaalde leeftijdgenoten die al gerespecteerd, verantwoordelijk en stabiel in het leven staan. Deze ‘homies’ (vier Nederlandse en vier Duitse jongeren) worden getraind en begeleid door experts op het gebied van oplossingsgericht denken en inspirerende communicatie. Daarna gaan de homies aan de slag in hun eigen wijk, waar ze drie maanden actief zullen zijn. De meeste communicatie met hun leeftijdgenoten zal verlopen via mobiele communicatie en sociale medianetwerken. In het begeleidende onderzoek wordt een analyse gemaakt van de leefsituatie van jongeren in de geselecteerde wijken voor en na de tussenkomst van de homies. De homies houden zelf een (mobiel) dagboek bij dat inzicht zal bieden in hoe zij zelf de veranderingen bij de jongeren in hun wijk zien.
Eerder onderzoek toont aan dat de leerkrachtinterventies, wanneer leerlingen werken met ICT-roboticaomgevingen, bijdragen aan de beslissingsvaardigheid van leerlingen bij het oplossen van programmeerproblemen. Ook is aangetoond dat het de leerkracht moeite kost om terughoudend te zijn wanneer leerlingen m.b.v. ICT een probleem moeten oplossen. Deze terughoudendheid van de leerkracht is een belangrijke voorwaarde om onderzoekend leren en probleemoplossend handelen op basis van ICT-omgevingen bij leerlingen mogelijk te maken. In plaats van een zekere terughoudendheid te betrachten interveniëren leerkrachten vaak vanuit zichzelf om informatie te verstrekken of wanneer moeilijke problemen opgelost moeten worden waarbij misconcepties dreigen te ontstaan. Het doel van het project is om vast te stellen welke leerkrachtinterventies werken en wat daar de opbrengst van is binnen een ICT-programmeeromgeving. De beoogde resultaten bestaan enerzijds eruit dat leerlingen van zowel onderbouw, middenbouw als bovenbouw in staat zijn om: - te programmeren met behulp van LEGO materiaal; - zodanig te programmeren dat ze systematisch een probleem aanpakken; - zodanig te programmeren dat ze binnen een statische of dynamische programmeeromgeving en programmeerprobleem kunnen oplossen; en bestaan anderzijds eruit dat in kaart wordt gebracht welke leerkrachtinterventies werken en wat daarvan de opbrengst is.
In dit project verricht het lectoraat Familiebedrijven van Hogeschool Windesheim samen met de Hogeschool Utrecht, Hogeschool van Amsterdam, CUMELA, de Jong & Laan en MKB familiebedrijven praktijkgericht onderzoek naar financiering en besluitvorming bij MKB familiebedrijven. Nu banken vanwege de economische crisis terughoudender zijn geworden in kredietverlening en hun financieringseisen hebben verzwaard, zijn meer bedrijven aangewezen op eigen middelen en familiekapitaal. Vormen van zelf-financiering worden steeds belangrijker om groei en continuïteit van MKB familiebedrijven te waarborgen. Met name bij de overdracht van kapitaalintensieve MKB familiebedrijven worden complexe financieringsconstructies bedacht om de overname mogelijk te maken. Vaak wordt hierbij onvoldoende nagedacht over het onderscheid tussen de verschillende rollen die familieleden kunnen hebben als ze met hun vermogen in het bedrijf zitten (eigenaar of andere vermogensverschaffer, familielid, directielid, werknemer). Hierdoor kan onduidelijkheid ontstaan over onderwerpen zoals besluitvorming, rendement op vermogen, zeggenschap en beloningsstructuren, waardoor op termijn conflicten kunnen ontstaan. Daarnaast kan de besturing van ondernemingen door de verschillende belangen van vermogensverschaffers in negatieve zin worden beïnvloed en kan dit (op termijn) de continuïteit, wendbaarheid en groei van ondernemingen in gevaar brengen. Zowel in de praktijk als in het onderzoek ontbreekt het aan kennis over hoe met deze problematiek kan worden omgegaan. Dit project heeft daarom tot doel om samen met de projectpartners nieuwe kennis te ontwikkelen rond zelf-financiering en besluitvorming in MKB familiebedrijven. Door middel van ontwerpgericht praktijkonderzoek wordt bestaande en nieuwe kennis over de rol van zelf-financiering en de positie van eigenaren omgezet in oplossingsrichtingen ter verbetering van de besluitvorming in MKB familiebedrijven. Door het monitoren van de uitgevoerde interventies zal worden vastgesteld of de oplossingsrichtingen in de praktijk werken. De kennis die uit dit project voortkomt beoogt daarmee het handelingsvermogen van eigenaren en directieleden te vergroten en zelf-financiering als mogelijke financieringsbron effectiever te maken.