From PLoS website: In general, dietary antigens are tolerated by the gut associated immune system. Impairment of this so-called oral tolerance is a serious health risk. We have previously shown that activation of the ligand-dependent transcription factor aryl hydrocarbon receptor (AhR) by the environmental pollutant 2,3,7,8-tetrachlorodibenzo-p-dioxin (TCDD) affects both oral tolerance and food allergy. In this study, we determine whether a common plant-derived, dietary AhR-ligand modulates oral tolerance as well. We therefore fed mice with indole-3-carbinole (I3C), an AhR ligand that is abundant in cruciferous plants. We show that several I3C metabolites were detectable in the serum after feeding, including the high-affinity ligand 3,3´-diindolylmethane (DIM). I3C feeding robustly induced the AhR-target gene CYP4501A1 in the intestine; I3C feeding also induced the aldh1 gene, whose product catalyzes the formation of retinoic acid (RA), an inducer of regulatory T cells. We then measured parameters indicating oral tolerance and severity of peanut-induced food allergy. In contrast to the tolerance-breaking effect of TCDD, feeding mice with chow containing 2 g/kg I3C lowered the serum anti-ovalbumin IgG1 response in an experimental oral tolerance protocol. Moreover, I3C feeding attenuated symptoms of peanut allergy. In conclusion, the dietary compound I3C can positively influence a vital immune function of the gut.
Abstract: There is growing evidence for the beneficial effects of starting oral health prevention early in life. Preventing dental caries in very young children requires considerable investment from parents. Therefore, this cross-sectional study aimed to explore parents’ willingness to pay (WTP) and willingness to invest in time (WTIT) for primary oral health prevention in preschool children and describe whether these are related to the parents’ demographic, socio-economic and behavioural characteristics. In a convenience sample of parents of preschool children aged six months to four years (n = 142), data were collected with questionnaires. On average, parents were willing to pay EUR15.84 per month, invest time for 1.9 dental visits per year, and spend 2.4 min per day brushing their child’s teeth. A higher education level of the mother and having a child older than two were associated with a higher WTIT in brushing minutes per day (p = 0.03). In addition, parents who brushed their child’s teeth more frequently were also more willing to invest in brushing minutes (p < 0.01) and money (p < 0.01). Findings emphasise the importance of early oral health interventions and the need to increase awareness of primary prevention’s importance in maintaining healthy teeth and reducing possibly oral health inequalities.
Objectives: The Toddler Oral Health Intervention (TOHI) was launched in 2017 to promote oral health prevention at well-baby clinics, with a focus on parents with chil- dren aged 6–48 months. This study aims to evaluate the integrity of motivational in- terviewing (MI) as one of the core intervention pillars in the TOHI study. Methods: The TOHI study was conducted at nine well-baby clinics in the central and southern regions of the Netherlands, with 11 trained oral health coaches (OHCs) de- livering a tailored individual counselling programme. Audio recordings of counselling sessions were uploaded by the OHCs into an online portal for feedback and integrity evaluation purposes. A trained independent assessor evaluated MI integrity using the MITI 4.2.1 coding scale. IBM SPSS Statistics was used to analyse the data, with rat- ings on technical and relational components and behavior counts computed by add- ing up the scores and categorizing them into six key MI skills. Descriptive statistics, including frequencies, percentages and median scores with interquartile ranges, were calculated. Results: The median ratings on the technical and relational components were 2.5 (IQR 2.0–3.5) and 3.5 (IQR 3.0–4.0) out of a maximum of 5, with 45% and 58% of record- ings showing fair or good MI integrity, respectively. A median of 38% (IQR 25–55%) of complex reflections and a reflection-to-question ratio of 0.7 (IQR 0.4–1.0), with 47% and 24% of recordings showing fair or good MI integrity, respectively. Median counts of MI-adherent and non-adherent statements were 3.0 (IQR 2.0–5.0) and 0.0 (IQR 0.0–1.0), respectively. The duration of recordings and MI integrity varied among oral health coaches. Conclusion: Overall, this study revealed that, while intensive training was provided, not all OHCs in the TOHI study met fair thresholds for MI integrity. These findings emphasize the necessity of ongoing training, reflection and support to achieve and maintain a fair or good level of MI integrity in clinical practice.
Lichamelijke activiteiten waarbij het skelet wordt belast, zoals wandelen of hardlopen, hebben een positief effect op de botgezondheid. Activiteiten waarbij niet of nauwelijks belasting van het skelet plaatsvindt, zoals fietsen of zwemmen, worden vaker in verband gebracht met een verminderde botgezondheid. Dit is met name een probleem voor (prof-)wielrenners, waarbij lange dagen op de fiets worden doorgebracht. Alarmerend is het feit dat de meerderheid van de profwielrenners te maken heeft met broze botten (osteopenie of osteoporose). Broze botten verhogen het risico op botbreuken. Dat is niet alleen zorgwekkend tijdens de actieve wielercarrière, maar vooral ook daarna. Een lage botdichtheid op jonge leeftijd verhoogt de kans op osteoporose en botbreuken in het latere leven. De vraag vanuit de beroepspraktijk is hoe de botgezondheid van (jonge) wielrenners verbeterd kan worden. Ondanks dat verschillende bewegings- en voedingsinterventies effectief zijn bevonden bij ouderen, is het niet bekend of zulke interventies ook effectief kunnen zijn voor (jonge) wielrenners. Bovendien moet een interventie inpasbaar zijn in het dagelijkse leven van (prof-)wielrenners en niet interfereren met de reguliere trainingsarbeid. Een veelbelovende strategie die aan deze eisen voldoet zijn korte dagelijkse springsessies gecombineerd met collageensuppletie. In dit innovatief pilotonderzoek zullen we testen of deze strategie daadwerkelijk een positief effect heeft op het botmetabolisme. Vervolgens kan de strategie geïmplementeerd worden binnen het profwielrennen, waarbij ook de botgezondheid op langere termijn onderzocht kan worden. Het project wordt uitgevoerd door de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, in samenwerking met wierlerteams Jumbo-Visma en Parkhotel Valkenburg (profploegen), KNWU (wielerunie), Niche4Health (collageensupplementen), en Universiteit Maastricht (wetenschappelijke input en bloedanalyse).
“Als brede euregionale, multisectorale hogeschool bieden we onze studenten, onze medewerkers en het werkveld, de juiste bagage om het verschil te kunnen maken in de wereld van vandaag én morgen.” (Koersbeeld HAN 2022-2028, p. 27). Deze visie uit het recente Koersbeeld van HAN University of Applied Sciences is gekoppeld aan drie zwaartepunten Smart Region (slim); Sustainable Energy & Environment (schoon) en Fair Health (sociaal). De complexe vraagstukken en transities die achter deze zwaartepunten liggen zijn enerzijds grensoverschrijdend en komen in heel Europa terug en vragen anderzijds om regionale antwoorden, waardoor de HAN aansluiting zoekt met de Europese strategie, Europese onderzoeksnetwerken en Europese programma’s voor onderzoek en innovatie om wederzijdse kennisdeling tot stand te brengen. Dit project levert een bijdrage om tot gerichte, duurzame netwerken te komen op het gebied van de HAN zwaartepunten Slim, Schoon en Sociaal. Verkenning, bundeling en borging van veelal individuele Europese contacten en aansluiten bij duurzame verbindingen. Daarnaast is uitbouwen van en voortbouwen op de strategische samenwerking in het European University Initiative (EUI) UP University consortium een doelstelling. De zwaartepunten en daarmee de ‘thematische focus’ van de HAN zijn het startpunt in de Europese netwerkvorming. Er wordt gebouwd aan een zichtbaar trackrecord met duurzaam verbonden partners. Zowel de huidige (individuele) contacten op de zwaartepunten als het UP University consortium dient verder ingevuld te worden. Deze netwerken geven niet alleen de HAN toegang tot internationale kennis, maar heeft ook impact in de regio. In ons onderzoek werken we samen met bedrijven, instellingen en studenten in duurzame netwerken en hebben daarin een aanjagende rol. Het hele ecosysteem komt hier samen. Naast de focus op de zwaartepunten, zal er in dit project verbinding gelegd worden met andere interne afdelingen met raakvlakken met Europese samenwerkingen. Denk hierbij aan het Adviesbureau Subsidies, Financiële Zaken en staf Onderwijs, Onderzoek en Kwaliteitszorg.
Logitimo staat voor Logistieke Toepassingen In Maatschappelijke Opgaven. Daarbij wordt gedacht aan de grote transities op het gebied van klimaat, veiligheid, gezondheid en voeding. Vanaf de start in 2017 heeft Logitimo gefungeerd als ‘kraamkamer’ voor nieuwe initiatieven, die niet vanuit elk van de lectoraten afzonderlijk tot stand komen. Drie ontwikkelde inhoudelijke thema’s blijven ook in de komende periode geagendeerd: - Logistiek en Circulaire Economie, gericht op de bijdrage die de logistieke discipline en de logistieke sector (kunnen, c.q. hebben te) leveren aan de transitie naar een circulaire economie; - Adaptieve Veiligheidslogistiek, gericht op de bijdrage van de logistieke discipline en sector aan de opgaven waarvoor de krijgsmacht zich gesteld ziet; - Leapfrog & reverse logistics innovation, gericht op de mogelijkheden die ‘emerging markets’ kunnen bieden bij het testen en verbeteren van (vooralsnog E-health-) innovaties, die in ‘mature markets’ vaak geen kans krijgen, omdat daar minder noodzaak voor is. In aanvulling op deze lijnen wil Logitimo zich zelf verder innoveren. Met bedrijfsleven, overheid en opleidingen willen wij een nieuwe ‘sustainable logistics practice’ ontwikkelen vanuit een ecologische opzet. In dat kader ontwikkelt Logitimo ‘doorlevingsprojecten’: het is niet meer genoeg dat onderzoekers, studenten en het publiek op grond van onderzoek wéten wat gedaan moet worden. Zij moeten vooral ook intrinsiek betrokken zijn. Een ‘doorlevingsproject’ is meer dan alleen een opdracht of onderzoek, maar staat voor een aanpak waarin gestreefd wordt naar persoonlijke en/of groepsverbondenheid, leidend tot een actieve en wellicht zelfs activistische instelling c.q. aanpak. De Logitimo-deelnemers hebben vastgesteld dat dit samenwerkingsverband vruchtbaar is waar het gaat om het entameren van nieuwe onderzoektrajecten van hoge kwaliteit alsmede het beschikbaar stellen van de resultaten daarvan ten behoeve van de beroepspraktijk en – steeds meer – het onderwijs. Vandaar dat zij deze aanvraag indienen om deze samenwerkingsconstructie te kunnen continueren.