The relationship between project management and sustainable development is rapidly gaining interest from both practitioners and academics. Studies on the integration of the concepts of sustainability into project management, approach this topic mostly from a conceptual, logical or moral point of view. Given the fact that the relationship between sustainability and project management is still an emerging field of study, these approaches make sense. However, they do not diminish the need for more empirical studies to understand how the concepts of sustainable development are implemented in practice. This paper reports an analysis of 56 case studies on the integration of the concepts of sustainability in the way organizations initiate, develop and manage projects. The research question of the study was: To what extent, do organizations consider the concepts of sustainability in the initiation, development and management of projects? The study uses the maturity model for sustainability integration that was presented at the 2010 IPMA World Congress for the assessment of the level of sustainability consideration. The study found an overall average level of sustainability consideration in the actual situation of 25.9%. For the desired situation, this score is almost 10 percent higher, showing an ambition to take sustainability more into consideration. The study also showed that the way sustainability currently is considered, shows the traditional ‘less bad’ approach to sustainability integration and not a more modern social responsibility approach.
Elke dag worden wij geconfronteerd met de internationalisering van ons bestaan en met het doorbreken van grenzen. Dramatische gebeurtenissen zoals terreuraanslagen in New York, Moskou, Istanbul of Madrid, maar ook zaken als de georganiseerde misdaad, de uitbraak van ziekten in de veestapel, de immigratie, het internet- en e-mailverkeer, het wegverkeer of vliegverkeer - het zijn allemaal verschijnselen, die zich weinig lijken aan te trekken van landsgrenzen. Toch verwachten wij, als zich problemen voordoen, dat onze overheid - of liever gezegd onze overheden - met een effectief antwoord komen. Om zo'n antwoord te kunnen waarmaken, moeten overheden hun plaats, en dus hun grenzen, kennen. Vandaar het onderwerp van deze intreerede.
The main question in this PhD thesis is: How can Business Rules Management be configured and valued in organizations? A BRM problem space framework is proposed, existing of service systems, as a solution to the BRM problems. In total 94 vendor documents and approximately 32 hours of semi-structured interviews were analyzed. This analysis revealed nine individual service systems, in casu elicitation, design, verification, validation, deployment, execution, monitor, audit, and version. In the second part of this dissertation, BRM is positioned in relation to BPM (Business Process Management) by means of a literature study. An extension study was conducted: a qualitative study on a list of business rules formulated by a consulting organization based on the Committee of Sponsoring Organizations of the Treadway Commission risk framework. (from the summary of the Thesis p. 165)
Digital transformation has been recognized for its potential to contribute to sustainability goals. It requires companies to develop their Data Analytic Capability (DAC), defined as their ability to collect, manage and analyze data effectively. Despite the governmental efforts to promote digitalization, there seems to be a knowledge gap on how to proceed, with 37% of Dutch SMEs reporting a lack of knowledge, and 33% reporting a lack of support in developing DAC. Participants in the interviews that we organized preparing this proposal indicated a need for guidance on how to develop DAC within their organization given their unique context (e.g. age and experience of the workforce, presence of legacy systems, high daily workload, lack of knowledge of digitalization). While a lot of attention has been given to the technological aspects of DAC, the people, process, and organizational culture aspects are as important, requiring a comprehensive approach and thus a bundling of knowledge from different expertise. Therefore, the objective of this KIEM proposal is to identify organizational enablers and inhibitors of DAC through a series of interviews and case studies, and use these to formulate a preliminary roadmap to DAC. From a structure perspective, the objective of the KIEM proposal will be to explore and solidify the partnership between Breda University of Applied Sciences (BUas), Avans University of Applied Sciences (Avans), Logistics Community Brabant (LCB), van Berkel Logistics BV, Smink Group BV, and iValueImprovement BV. This partnership will be used to develop the preliminary roadmap and pre-test it using action methodology. The action research protocol and preliminary roadmap thereby developed in this KIEM project will form the basis for a subsequent RAAK proposal.
De maatschappelijke aandacht voor welvaartcreatie die verder reikt dan financiële welvaart en de oproep aan bedrijven om hieraan bij te dragen, groeit. MKB-familiebedrijven vinden het vanzelfsprekend om een bijdrage te leveren, maar geven ook aan dat dergelijke brede welvaartactiviteiten niet zijn ingebed in de huidige bedrijfsstrategie. Hieruit volgt de praktijkvraag: Hoe kunnen we [MKB-familiebedrijven] brede welvaartactiviteiten planmatiger aanpakken zodat we meer maatschappelijke impact kunnen maken? Het doel van het project is om interventies (werkwijzen) te ontwikkelen en te toetsen om brede welvaartcreatie bij MKB-familiebedrijven inzichtelijk te maken en de maatschappelijke impact ervan te vergroten door ‘ad hoc’ uitgevoerde activiteiten planmatiger aan te pakken. De centrale onderzoeksvraag is: Hoe kunnen MKB-familiebedrijven brede welvaartactiviteiten koppelen aan hun bedrijfsstrategie en de maatschappelijke impact van deze activiteiten vergroten? Het project wordt uitgevoerd door het Lectoraat Familiebedrijven van Windesheim, het Kenniscentrum Business Innovation van Hogeschool Rotterdam, en met Utrecht University School of Economics. We starten het project met acht MKB-familiebedrijven, met wie interventies worden ontwikkeld, waarna andere familiebedrijven aansluiten en in twee rondes de interventies worden doorontwikkeld. FBNed is aangesloten voor de valorisatie in Nederland en internationaal via hun koepelorganisatie FBN. De belangrijkste onderzoeksmethode in het project is de meervoudige case study methode. Verwachte outcome: Maatschappelijke impact van MKB-familiebedrijven vergroten door: • Kennis over hoe MKB-familiebedrijven zich (kunnen) ontwikkelen in brede welvaartcreatie; • De (h)erkenning van MKB-familiebedrijven in brede welvaartcreatie; • Bewustwording van kansen die brede welvaarcreatie MKB-familiebedrijven kan bieden. Verwachte output: • Een werkboek met een scan voor MKB-familiebedrijven om de huidige en gewenste situatie t.a.v. brede welvaartcreatie inzichtelijk te maken, inclusief interventies om brede welvaartactiviteiten te verankeren in de strategie en maatschappelijke impact te maken; • Twee wetenschappelijke artikelen, vijf vakpublicaties, acht teaching cases en vijf seminars in samenwerking met FBNed om resultaten breed te delen, voor onderwijs, wetenschappelijk publiek en bedrijven.
De Noordelijke provincies staan als gevolg van onder andere selectieve bevolkingskrimp, de noodzaak van verduurzaming van de woningvoorraad en de door aardbevingen veroorzaakte schade de komende jaren voor een grote ruimtelijke planningsopgave. Tegelijkertijd treedt in 2022 de Omgevingswet in werking. Deze wet vervangt grote delen van het omgevingsrecht en moet de huidige vaak complexe, langdurige en kostbare procedures voorkomen door een efficiënter en eenvoudiger systeem van ruimtelijke planning te introduceren. Binnen dit nieuwe systeem is burgerparticipatie één van de speerpunten. De wetgever wil de burger eerder en meer betrekken bij het maken van ruimtelijke plannen om zo de kwaliteit van de leefomgeving te verbeteren. Echter zijn die burgers zelf niet of nauwelijks bij de vormgeving van deze burgerparticipatie betrokken geweest en ook bestaande onderzoeken richten zich met name op de visie van de overheid. Dit onderzoek betrekt juist de burger en onderzoekt welke wijze(n) van burgerparticipatie volgens zowel de gemeenten als de burgers uit door aardbevingen getroffen dorpen de meest doeltreffende wijze is om de ruimtelijke kwaliteit te verhogen. Daarmee past het onderzoek binnen de thema’s Aardbevingen en Leefbaarheid van het Kenniscentrum Noorderruimte en sluit het aan bij lopend onderzoek binnen het lectoraat Leefomgeving in Transitie. Het onderzoek wordt uitgevoerd met behulp van mixed methods waarbij documentanalyse, literatuuronderzoek, paneldiscussies en interviews worden ingezet en leidt tot publicaties, bijdragen aan het onderwijs van de Hanzehogeschool Groningen en aanbevelingen richting gemeentebesturen. De centrale vraag luidt: Op welke wijze(n) kunnen diverse vormen van burgerparticipatie uit de Omgevingswet volgens gemeenten en bewoners het meest doeltreffend worden geïmplementeerd om de ruimtelijke kwaliteit en daarmee de leefbaarheid in dorpen in het Groningenveld zoveel als mogelijk en op een duurzame wijze te verhogen?