Samenvatting Eerder uitgevoerde veldstudies laten zien dat het werkveld de strategische competentie (afstemmen op de context en onderdeel van de communicatieve competentie) van groot belang vindt. Dat geldt vooral voor juristen en communicatieprofessionals, omdat zij veel schrijven in hun werkpraktijk. Daarnaast blijkt uit literatuurstudie dat er in het schrijfprocesonderzoek de afgelopen jaren weinig aandacht is geweest voor (elementen uit) de context waarin schrijvers functioneren. Deze bevindingen leidden tot dit onderzoek met als centrale vraag: Welke inzichten uit de schrijfpraktijk dragen bij aan de verdere ontwikkeling van de strategische competentie (als onderdeel van de communicatieve competentie) in het hbo-onderwijs? Om deze vraag te beantwoorden zijn twee case studies uitgevoerd: een jurist en communicatieprofessional zijn gevolgd in hun schrijfproces. De focus in het onderzoek lag hierbij op de context waarin zij schrijven. Het blijkt dat de schrijvers tijdens het schrijven niet alleen gebruik maken van allerlei hulpmiddelen, maar ook dat allerlei stakeholders uit de context van invloed zijn tijdens het schrijfproces: opdrachtgever, leidinggevende, collega’s en andere interne en externe partijen spelen een grote rol bij de totstandkoming van teksten. De essentie van de strategische competentie is de voortdurende wisselwerking tussen de schrijver en de verschillende stakeholders uit de context waarbinnen de schrijver werkt. Kunnen afstemmen op uiteenlopende belangen en dit kunnen vertalen in tekst zijn hierbij cruciale vaardigheden. Om beginnende hbo-professionals hierop voor te bereiden is het nodig dat in het hbo-onderwijs er meer aandacht komt voor schrijfprocessen in het algemeen en de dynamiek van schrijven in de praktijk in het bijzonder, zodat studenten leren om bewust strategische keuzes te maken.
LINK
In november 2018 overleed Frans Meijers; onderzoeker, lector, en levenspartner van Reinekke Lengelle. Reinekke en Frans werkten en schreven samen en hebben de narratieve methode Career Writing (loopbaanschrijven) ontwikkeld. In haar onlangs verschenen boek Writing the Self in Bereavement beschrijft ze haar leven met Frans. Ze vertelt ook over haar verdriet en combineert eigen ervaringen met huidig wetenschappelijk onderzoek over rouw. In dit artikel reageert ze op een aantal vragen die ze in eerdere interviews werd gesteld.
‘Startklaar voor het schrijven’ is de titel van het groepsprogramma dat hoort bij het meetinstrument Writing Readiness Inventory Tool In Context (WRITIC). Het groepsprogramma is gericht op betrokkenheid en motivatie van kinderen. Het WRITIC-groepsprogramma is opgebouwd op basis van de gouden cirkel van Simon Sinek. Het ‘waarom’ van het groepsprogramma is het uitgangspunt van ‘hoe’ we het doen en ‘wat’ we doen. Het ‘waarom’ van het groepsprogramma is dat kinderen ervaren: Ik vind het leuk! Ik doe het veel!! Ik kan het steeds beter!!!In de ‘hoe’ wordt beschreven hoe betrokkenheid, motivatie en het leren van kinderen bevordert kan worden. Het ‘wat’ beschrijft inhoud en organisatie van het groepsprogramma en de activiteiten je samen met de kinderen kunt doen gebaseerd op wetenschappelijke inzichten.Het groepsprogramma bestaat uit tien bijeenkomsten met een kinderergotherapeut in de klas. In een groep van vier tot zes kinderen worden oefeningen gedaan met papier en pentaken en fijne motoriek. Daarbij herhaalt de leerkracht de activiteit iedere week in de klas en oefenen ouders thuis met hun kind. Ouders worden actief betrokken middels een startbijeenkomst en een besloten oudergroep op sociale media.
Mensen die moeite hebben met lezen en schrijven (laaggeletterden) zijn ondervertegenwoordigd in onderzoek, waardoor een belangrijke onderzoekspopulatie ontbreekt. Dit is een probleem, omdat zorgbeleid dan onvoldoende op hun behoeften wordt aangepast. Laaggeletterden hebben vaak een lage sociaal economische positie (SEP). Mensen met een lage SEP leven gemiddeld 4 jaar korter en 15 jaar in minder goed ervaren gezondheid vergeleken met mensen met een hoge SEP. Om laaggeletterden te betrekken in onderzoek, is het o.a. nodig om onderzoek toegankelijker te maken. Dit project draagt hieraan bij door de ontwikkeling van een toolbox voor toegankelijke (proefpersonen)informatie (pif) en toestemmingsverklaringen. We ontwikkelen in co-creatie met de doelgroep toegankelijke audiovisuele materialen die breed ingezet kunnen worden door (gezondheids)onderzoekers van (zorggerelateerde) instanties/bedrijven én kennisinstellingen voor de werving voor en informatieverstrekking over onderzoek. In de multidisciplinaire samenwerking met onze partners YURR.studio, Pharos, Stichting ABC, Stichting Crowdience, de HAN-Sterkplaats en de Academische Werkplaats Sterker op eigen benen (AW-SOEB) van Radboudumc stellen we de behoeften van de doelgroep centraal. Middels creatieve sessies en gebruikerservaringen wordt in een iteratief ontwerpende onderzoeksaanpak toegewerkt naar diverse ontwerpen van informatiebrieven en toestemmingsverklaringen, waarbij de visuele communicatie dragend is. Het ontwikkelproces biedt kennisontwikkeling en hands-on praktijkvoorbeelden voor designers en grafisch vormgevers in het toegankelijk maken van informatie. Als laaggeletterden beter bereikt worden d.m.v. de pif-toolbox, kunnen de inzichten van deze groep worden meegenomen. Dit zorgt voor een minder scheef beeld in onderzoek, waardoor (gezondheids)beleid zich beter kan richten op kwetsbare doelgroepen. Hiermee wordt een bijdrage geleverd aan het verkleinen van gezondheidsverschillen.
Samenvatting Mensen met een beperking (psychiatrisch, verstandelijk, lichamelijk) wonen tegenwoordig vaker zelfstandig en doen voor hun ondersteuning daarom vaker een beroep op mensen in de buurt waar zij wonen. Dit betekent voor de professionele hulpverleners dat zij een steeds grotere taak krijgen in het versterken van het sociale netwerk van mensen met een beperking, en het (op deze wijze) bevorderen van inclusie in de buurt. In hun werk merken zorg- en welzijnsprofessionals op dat, soms relatief spontaan ingezette of kleine initiatieven succesvol kunnen zijn, maar soms ook niet. De professionals hebben wel ideeën over wat goed werkt en wat niet, maar dit is niet op één centrale plek vastgelegd, en daarbij soms onduidelijk en afhankelijk van de context. Zij vragen zich af hoe ze de informatie die ze elk hebben kunnen bundelen en tot meer inzicht kunnen komen in wat werkt, in welke situatie en in welke context. In het project wordt samengewerkt door de Hogeschool van Amsterdam (AKMI / Lectoraat Community Care), de Sociaal Werkopleidingen van de HvA, de Afdeling onderwijs, jeugd en zorg van de Gemeente Amsterdam, GGD Amsterdam, Cliëntenbelang Amsterdam, Centrum voor Cliëntervaringen (i.s.m. VuMcAmsterdam), De Regenbooggroep, Cordaan en Stichting Prisma. In dit onderzoek zullen drie verschillende buurtgerichte interventies worden getoetst aan de hand van de ‘what works’ principes (wwp). De interventies gericht op het bevorderen van de sociale inclusie van mensen met beperkingen in de buurt worden geëvalueerd door cliënten/ ervaringsdeskundigen, zorg- en welzijnsprofessionals en buurtbewoners. Voor dit onderzoek is gekozen voor ‘realis evaluation’, waarin niet het effect op zich wordt onderzocht, maar de werkzame elementen van een interventie. Belangrijke opbrengsten van het project zijn: 1) het determineren en beschrijven van werkzame elementen die leidend kunnen zijn voor het bedenken en/of beoordelen van initiatieven om de netwerken van mensen met een beperking in de buurt te versterken; 2) op basis daarvan een handreiking bieden voor professionals.
Wijk- en buurtgericht werken vanuit het perspectief van de burger is een belangrijk uitgangspunt in het sociaal en ruimtelijk domein. Echter, burgerparticipatie is vaak veeleisend en weinig inclusief en eindigen regelmatig in een teleurstelling (Verloo, 2023). Professionals hebben behoefte aan alternatieven om samen te werken met inwoners als gelijkwaardige bron van kennis. Bindkracht10 en het Lectoraat Versterken van Sociale Kwaliteit van de HAN hebben samen hiervoor de ‘Wijkwaardenkaart’ ontwikkeld. Dit is een narratieve gesprekstool voor professionals en wijkbewoners die buurt- of wijkgericht werken. De tool heeft twee onderdelen: de gesprekskaart en de praatplaat. Professionals ervaren dat de praatplaat relatief duur en arbeidsintensief is waardoor de dialoog over de wijkwaarden nauwelijks opgang komt. Deze dialoog is nodig om daadwerkelijk het eigenaarschap van inwoners over hun eigen leefomgeving te vergroten. Daarom willen professionals een digitale tool ontwikkelen die hier meer mogelijkheden toe biedt. Dit doen we samen met sociale professionals van Bindkracht10, woningcorporatie Talis, Frank Los Weer een Los, de wijkraad Venlo-Oost en het Lectoraat Media Design. De centrale vraagstelling is: Hoe kunnen we een digitale tool ontwikkelen voor sociale professionals om inwoners eigenaarschap te laten ervaren over hun eigen leefomgeving? We volgen het ‘design thinking proces’. In het eerste werkpakket verkennen we in een focusgroep de wensen en behoeften voor de digitale tool. We kijken hierbij ook naar toegankelijkheid en inclusie. In het tweede werkpakket werken we in een focusgroep de ontwerpprincipes uit en kiezen we concrete ideeën uit voor het ontwerp. Op basis hiervan wordt een prototype ontwikkeld. In het derde werkpakket testen we dit prototype uit in de Nijmeegse wijk Lindenholt en in Venlo-Oost en evalueren we. Op basis van de evaluatie wordt het prototype aangescherpt. In de laatste fase schrijven we een handreiking en delen we onze kennis en de tool in het netwerk en het onderwijs.