We hebben er steeds meer mee te maken: technologie in openbare ruimtes. Niet iedereen is daar altijd blij mee. Om lokale bestuurders te helpen besluiten te nemen waar ook burgers achter staan, is Fontys een grootschalig onderzoek gestart in zes Nederlandse steden. “Dit is ongekend”, zegt Bart Wernaart, lector Moral Design Strategy.
LINK
Dit document is opgesteld door onderzoekers van het lectoraat Armoede Interventies op basis van uitgebreid onderzoek naar dit onderwerp en bestemd als naslagwerk voor docenten van de opleiding Social Work. Volgens ons verdient het onderwerp jeugd in armoede specifieke aandacht in het onderwijs. Armoede raakt immers aan alle problemen waar studenten Social Work mee te maken krijgen. Armoede wordt vaak van generatie op generatie doorgegeven en daarmee is ‘jeugd in armoede’ een onderwerp dat van belang is voor alle sociaal werkers. Ook voor de (toekomstige) professionals die zich niet specialiseren op het onderwerp ‘jeugd’. Met dit document willen we docenten handvatten bieden om dit belangrijke thema op een actuele en omvattende wijze aan te bieden aan studenten. We hopen dat dit document inspireert om studenten kennis te laten nemen van de problematiek rond jeugd in armoede en met elkaar tijdens de lessen hierover in gesprek te gaan. Zo dragen we er samen zorg voor dat de professional van morgen goed onderlegd is in het signaleren van financiële problematiek, in het begeleiden van kwetsbare gezinnen met financiële problemen, en in het doorverwijzen naar en het integrale samenwerken met onder andere de schulddienstverlening.
In toenemende mate wordt er in teamverband gewerkt en geleerd, niet alleen door studenten maar ook door docenten zelf. Toch zien we dat professionalisering van docenten doorgaans een individuele benadering heeft. Daarnaast vindt professionele ontwikkeling regelmatig los van de dagelijkse werkpraktijk plaats. Daar willen we met deze aanpak verandering in brengen. Want, de meeste docenten leren juist graag in de dagelijkse onderwijspraktijk, van en mét elkaar.
LINK
Door producten en diensten inclusief te ontwerpen kunnen ontwerpers een belangrijke bijdrage leveren aan een inclusievere samenleving, waarin iedereen op eigen wijze kan participeren. In AID gaan negen mkb-ontwerpbureaus Afdeling Buitengewone Zaken (A/BZ), theRevolution, Design Innovation Group, Greenberry, Ideate, Keen Public, Muzus, Netrex Internet Solutions (Leer Zelf Online) en Vrienden van verandering) die rijke maar uiteenlopende ervaring hebben met inclusief ontwerpen op zoek naar antwoorden op de vraag hoe hun vermogen voor inclusief ontwerpen kan worden versterkt. Ze doen dit middels actie-onderzoek in hun eigen beroepspraktijk en door hun ervaringen te delen met onderzoekers, docenten en co-ontwerpers in een ‘learning community’.
Aanleiding De geestelijke gezondheidszorg (GGZ) staat voor een grote opgave: er moet fors bezuinigd worden terwijl de kwaliteit van de zorg gehandhaafd moet blijven. Inzet van beeldcommunicatie kan hieraan een bijdrage leveren. Zorgverleners zijn echter niet of nauwelijks getraind op beeldcommunicatie. Ze zijn juist geoefend om subtiele signalen te interpreteren die via beeldcommunicatie niet of veel moeilijker waarneembaar zijn. Doelstelling De ambitie van het project is om GGZ-zorgverleners te ondersteunen bij het effectief inpassen van beeldbellen in de eigen zorgverlening. Daarvoor moeten de volgende drie doelen bereikt worden. 1. het verkrijgen van kennis en inzichten over de vraag waarom het (intensiever) inzetten van beeldbellen voor de GGZ-zorgverleners nu zo moeilijk is; 2. het omzetten van deze kennis en inzichten in producten die recht doen aan de complexiteit van de GGZ-problematiek en daarnaast praktisch toepasbaar zijn voor de drukbezette professional; 3. het verrijken van de opleidingen Verpleegkunde van deelnemende hogescholen Windesheim en Hanzehogeschool Groningen met modules en minoren waarin de verworven kennis en producten zijn geïntegreerd. De onderzoekers verzamelen data via diepte-interviews. Zij analyseren deze data met behulp van de affinity-diagrammingmethode. De resultaten van de analyses worden in workshops gedeeld met de GGZ-medewerkers en getoetst, om kennisuitwisseling en nadere vraagarticulatie te bevorderen. Beoogde resultaten De zorgverleners hebben behoefte aan praktische informatie en handvatten. De beoogde resultaten van het project zijn in eerste instantie een praktijkverhalenboek, video testimonials en checklists. Vervolgens kan daarop een e-learningmodule of MOOC en een serious game worden gebaseerd. Deze hulpmiddelen krijgen ook een plaats in het onderwijs van de verpleegkundeopleidingen van de deelnemende hogescholen.
Kinderen bewegen tegenwoordig minder en ook steeds minder goed. Vakleerkrachten bewegingsonderwijs verkeren in de positie om deze situatie te verbeteren, maar het ontbreekt ze aan tijd en kennis. Ze hebben handvatten nodig. De belangrijkste vraag is dus ‘Welke handvatten kunnen we vakleerkrachten in het basisonderwijs geven, zodat ze efficiënter kunnen zijn in hun taak om kinderen beter te leren bewegen?’ Uit de directe contacten die de HAN en de HHS hebben met leerkrachten uit het bewegingsonderwijs is de vraag naar beter onderbouwde programma ’s steeds weer naar voren gekomen. Een verkennend onderzoek heeft duidelijk gemaakt dat de vraag onder vakleerkrachten in heel Nederland breed gedragen wordt. Niet helemaal onverwacht aangezien de vraag aansluit op de Nationale Kennisagenda Sport en Bewegen. Met behulp van een sterk netwerk bestaande uit twee hogescholen, twee publieke instellingen, drie MKB bedrijven en drie universiteiten wordt de vraag van de vakleerkrachten in dit project uitvoerig behandeld. Uit de analyse van de literatuur en de reflectie hierop wordt duidelijk dat er sterke behoefte is aan programma’s die kinderen op hun eigen niveau kunnen uitdagen. Daarbij is het van belang dat de programma’s geïmplementeerd kunnen worden in het bestaande aanbod bewegingsonderwijs. De hoofdvraag van dit project wil antwoord geven op de vraag welk effect de DLI-interventie heeft, waarbij DLI staat voor Doelgericht Leren Interventie. Met andere woorden, kan een in het onderwijs ingebedde interventie kinderen van groep 3 tot 8 beter leren bewegen? Het onderzoek wordt opgezet in twee delen. Allereerst wordt onderzocht in welke mate de drie bestaande meetinstrumenten voldoen. Daarnaast worden de praktische haalbaarheid en effectiviteit van de DLI interventie onderzocht. De mening van vakleerkrachten is hierbij van eminent belang. De ontwikkelde kennis wordt via het netwerk verspreid en beschikbaar gesteld voor alle (aankomende) vakleerkrachten bewegingsonderwijs.