Het onlangs door de Nederlandse onderwijsvakbonden gepubliceerde Beroepsbeeld Leraar roept de vraag op of je een beroepsbeeld op papier kunt vastleggen. In dit artikel betogen we dat beroepsbeelden het resultaat zijn van de dagelijkse praktijk zoals die door leraren, leerlingen, ouders wordt waargenomen. Die praktijk en de bijbehorende cultuur worden in belangrijke mate bepaald door structuren en systemen waarbinnen leraren werken en leren. We laten aan de hand van drie visualisaties van patronen zien dat die structuren en systemen makkelijk kunnen leiden tot een statisch en geïsoleerd beroepsbeeld. Lerarenopleidingen bewegen zich binnen die structuren en systemen en worden daardoor beïnvloed, waardoor ook opleidingen het risico lopen bij te dragen aan een statisch en geïsoleerd beroepsbeeld richting hun studenten. We doen suggesties hoe de lerarenopleiding kan bijdragen aan een meer collaboratief en dynamisch beroepsbeeld. Ons uitgangspunt daarbij is dat goed onderwijs niet wordt gemaakt door goede leraren, maar door goede lerarenteams. Zij laten zich leiden door een gezamenlijke opdracht, dagen elkaar uit, houden elkaar scherp, ondersteunen elkaar en vullen elkaar aan. Dat is in veel scholen echter nog niet vanzelfsprekend. We benadrukken daarom tenslotte het belang dat lerarenopleidingen studenten en leraren meer bewust maken van de invloed van systemen en structuren op patronen binnen lerarenteams.
Dit artikel bespreekt een dynamische benadering van de muzikale (talent)ontwikkeling bij jonge kinderen (Steenbeek, Van Geert & Van Dijk, 2011). Volgens een theoretisch, dynamisch kader is ontwikkeling een emergente eigenschap. Talent kan bij elk kind ontstaan als er een opwaarts dynamisch proces tot stand komt in de interactie tussen kind, volwassene en de activiteit. Het gebruik van Expressed Pedagogical Content Knowledge (EPCK; vgl. Geveke, 2017) door de volwassene is de sleutel om een positieve talentspiraal tot stand te brengen. Een dynamische kijk op ontwikkeling gaat terug op het werkvan pedagogen als Vygotsky, Piaget, Bruner en Dewey, en is verbonden met het sociaal-constructivisme. Daarnaast hebben de ecologische theorieën van Bronfenbrenner en Gibson er een belangrijke invloed op gehad. Verder is deze visie op macro-theoretisch niveau verwant aan theorieën over motivatie, zelfbeschikking en zelfregulering (Deci & Ryan, 2000), en over self-efficacy (Eraut, 2004). Het doel van deze studie is het beschrijven en evalueren van een inventarisatie van onderzoek naar muziekeducatieve praktijken voor jonge kinderen vanuit een dynamisch perspectief. Bij wijze van kwalitatieve inhoudsanalyse is een literatuurstudie uitgevoerd naar muziekeducatieve praktijken bij jonge kinderen. Deze studie heeft verschillende voorbeelden opgeleverd van veelbelovende praktijken die dynamische kenmerken vertonen. De resultaten geven aan dat onderzoek vanuit een dynamisch oogpunt naar betekenisvolle muziek-educatieve praktijken internationaal ‘in de lucht hangt’. Door een gebrek aan gedetailleerde analyses binnen de studies van activiteiten op de microtijdschaal blijft de kracht van EPCK echter meestal een blinde vlek. Door te focussen op EPCK kan onderzoek bijdragen aan kennis over hoe professionals meer ontwikkelingskansen voor kinderen kunnen creëren.
Nadenken over loopbaanontwikkeling in het beroep van docent krijgt een duwtje in de rug. De beroepsvereniging voor opleiders in het mbo (BVMBO) en de MBO raad hebben het initiatief genomen om een beroepsbeeld voor de docent mbo te ontwikkelen. Lector Marco Snoek heeft bijgedragen aan de ontwikkeling van dit beroepsbeeld dat een varaiant is op het beroepsbeeld voor leraren in het voortgezet onderwijs. Het beroepsbeeld Docent MBO biedt handvatten voor het ontwikkelen van loopbaanbeleid binnen mbo-instellingen.
Eerder onderzoek toont aan dat de leerkrachtinterventies, wanneer leerlingen werken met ICT-roboticaomgevingen, bijdragen aan de beslissingsvaardigheid van leerlingen bij het oplossen van programmeerproblemen. Ook is aangetoond dat het de leerkracht moeite kost om terughoudend te zijn wanneer leerlingen m.b.v. ICT een probleem moeten oplossen. Deze terughoudendheid van de leerkracht is een belangrijke voorwaarde om onderzoekend leren en probleemoplossend handelen op basis van ICT-omgevingen bij leerlingen mogelijk te maken. In plaats van een zekere terughoudendheid te betrachten interveniëren leerkrachten vaak vanuit zichzelf om informatie te verstrekken of wanneer moeilijke problemen opgelost moeten worden waarbij misconcepties dreigen te ontstaan. Het doel van het project is om vast te stellen welke leerkrachtinterventies werken en wat daar de opbrengst van is binnen een ICT-programmeeromgeving. De beoogde resultaten bestaan enerzijds eruit dat leerlingen van zowel onderbouw, middenbouw als bovenbouw in staat zijn om: - te programmeren met behulp van LEGO materiaal; - zodanig te programmeren dat ze systematisch een probleem aanpakken; - zodanig te programmeren dat ze binnen een statische of dynamische programmeeromgeving en programmeerprobleem kunnen oplossen; en bestaan anderzijds eruit dat in kaart wordt gebracht welke leerkrachtinterventies werken en wat daarvan de opbrengst is.
Het aanleren en verbeteren van bewegingen is essentieel voor mensen in de revalidatie. Mensen met een verworven neurologische aandoening (bijvoorbeeld volwassenen na een beroerte), moeten bewegingen vaak opnieuw leren en verbeteren om weer zelfstandig te kunnen functioneren. Dit motorisch leren is een complex en multifactorieel proces. Zorgprofessionals zoals fysio- en ergotherapeuten willen graag een meer inzicht hebben in deze complexiteit zodat zij interventies (nog) meer op maat kunnen aanbieden. Dit maatwerk is nodig voor het duurzaam aanleren en verbeteren van bewegingen. Op het moment is onvoldoende duidelijk welke factoren (mogelijk) van invloed zijn. Docenten, studenten en praktijkbegeleiders (zoals Paramedisch Centrum Zuid) van de zorgopleidingen van Zuyd Hogeschool hebben samen met onderzoekers sterk behoefte aan een beter en vollediger overzicht van deze potentieel beïnvloedende factoren, dat zij in dit project samen met experts vanuit verschillende onderzoekdisciplines (Radboud Universiteit, VU Amsterdam, Universiteit Hasselt, Brunel University) willen ontwikkelen. Doelstelling van dit project is een inventarisatie van factoren die het leren van bewegingen bij mensen na beroerte in de praktijk kunnen beïnvloeden. Hiervoor zal een expertpanel een overzicht van factoren samenstellen op basis van theorie en onderzoeksresultaten. Vervolgens worden de geïdentificeerde factoren door zorgprofessionals (binnen het Kennisnetwerk CVA Nederland) beoordeeld op herkenbaarheid (praktische relevantie) en haalbaarheid (praktisch meetbaar) voor de dagelijkse praktijk. Het resultaat van dit project is een overzicht van factoren die (in theorie en praktijk) het aanleren en verbeteren van bewegingen na een beroerte kunnen beïnvloeden. Deze inventarisatie is een eerste stap om de haalbaarheid van een dynamisch model voor motorisch leren na een beroerte voor de praktijk te verkennen. Zowel zorgprofessionals als ook de betrokkenen kennisinstellingen zullen dan ook belangrijke gebruikers van het resultaat zijn.
Deze aanvraag onderzoekt hoe de beta-versie van de Dynamische Arousal-Valence Tool - ontwikkeld binnen SIA-RAAK’s Network is the Message – naar de markt gebracht kan worden. De DAVTool meet sentiment in social media posts. Sentimentanalyse levert cruciale informatie voor social media managers, online marketeers en content strategen. Zij móeten weten wat het sentiment over hun product, bedrijf of dienst is om adequaat te kunnen interveniëren. De huidige manier van meten levert niet voldoende inzicht. De nieuwe DAVTool vult de meting aan en meet sentiment op een innovatieve manier en geeft als gevolg meer en betere informatie.