The external test is the tenth and final building block of the first and second stage of the Business Model Template (BMT). You will test the viability of the business model concept you have developed so far. You can test your business model idea against all kinds of...
LINK
Background There currently is no field test available for measuring maximal exercise capacity in people with stroke. Objective To determine the feasibility, reproducibility and validity of the Shuttle Test (ST) to measure exercise capacity in people with stroke. Design Longitudinal study design. Setting Rehabilitation department, day care centres from a nursing home and private practices specialized in neuro rehabilitation. Subjects People with subacute or chronic stroke. Interventions A standardized protocol was used to determine feasibility, reproducibility and validity of the 10-meter Shuttle Test (10mST). Main measures Number of shuttles completed, 1stVentilatory Threshold (1stVT). Results The associations of the number of shuttles completed and cardiopulmonary capacity as measured with a portable gas analyser were r > 0.7, confirming good convergent validity in subacute and chronic people with stroke. Criterion validity, however, indicates it is not a valid test for measuring maximal cardiopulmonary capacity (VO2max). Only 60% of participants were able to reach the 1stVT. Higher cardiopulmonary capacity and a higher total score of the lower extremity Motricity Index contributed significantly to a higher number of shuttles walked (p = 0.001). Conclusions The Shuttle Test may be a safe and useful exercise test for people after stroke, but may not be appropriate for use with people who walk slower than 2 km/h or 0.56 m/s.
DOCUMENT
The following guidelines address issues related specifically to sign language tests and testing of children since most of the existing guidelines focus on tests for adult learners. Links are provided to existing guidelines for test development, such as from the International Testing Commission (ITC), or the European Association of Language Testing and Assessment (EALTA), which include more general, construct-independent issues on (language) tests to provide additional/in-depth information. The guidelines stated here serve as a point of reference to develop, evaluate, and use tests, both for children or adult learners of a sign language. To investigate specific topics more in-depth, we recommend using existing guidelines (see Additional resources and guidelines for (language) test development) or refer to publications on sign language test development and adaptation (see Selected references
DOCUMENT
Patiëntdata uit vragenlijsten, fysieke testen en ‘wearables’ hebben veel potentie om fysiotherapie-behandelingen te personaliseren (zogeheten ‘datagedragen’ zorg) en gedeelde besluitvorming tussen fysiotherapeut en patiënt te faciliteren. Hiermee kan fysiotherapie mogelijk doelmatiger en effectiever worden. Veel fysiotherapeuten en hun patiënten zien echter nauwelijks meerwaarde in het verzamelen van patiëntdata, maar vooral toegenomen administratieve last. In de bestaande landelijke databases krijgen fysiotherapeuten en hun patiënten de door hen zelf verzamelde patiëntdata via een online dashboard weliswaar teruggekoppeld, maar op een weinig betekenisvolle manier doordat het dashboard primair gericht is op wensen van externe partijen (zoals zorgverzekeraars). Door gebruik te maken van technologische innovaties zoals gepersonaliseerde datavisualisaties op basis van geavanceerde data science analyses kunnen patiëntdata betekenisvoller teruggekoppeld en ingezet worden. Wij zetten technologie dus in om ‘datagedragen’, gepersonaliseerde zorg, in dit geval binnen de fysiotherapie, een stap dichterbij te brengen. De kennis opgedaan in de project is tevens relevant voor andere zorgberoepen. In dit KIEM-project worden eerst wensen van eindgebruikers, bestaande succesvolle datavisualisaties en de hiervoor vereiste data science analyses geïnventariseerd (werkpakket 1: inventarisatie). Op basis hiervan worden meerdere prototypes van inzichtelijke datavisualisaties ontwikkeld (bijvoorbeeld visualisatie van patiëntscores in vergelijking met (beoogde) normscores, of van voorspelling van verwacht herstel op basis van data van vergelijkbare eerdere patiënten). Middels focusgroepinterviews met fysiotherapeuten en patiënten worden hieruit de meest kansrijke (maximaal 5) prototypes geselecteerd. Voor deze geselecteerde prototypes worden vervolgens de vereiste data-analyses ontwikkeld die de datavisualisaties op de dashboards van de landelijke databases mogelijk maken (werkpakket 2: prototypes en data-analyses). In kleine pilots worden deze datavisualisaties door eindgebruikers toegepast in de praktijk om te bepalen of ze daadwerkelijk aan hun wensen voldoen (werkpakket 3: pilots). Uit dit 1-jarige project kan een groot vervolgonderzoek ‘ontkiemen’ naar het effect van betekenisvolle datavisualisaties op de uitkomsten van zorg.
Er ontstaan in Nederland veel blessures als gevolg van overbelasting in alle lagen van de sport. Hoe kunnen deze blessures worden voorkomen? Insteek van dit project is het gebruik van (sensor)technologie en big data analyse voor het vroegtijdig detecteren van signalen van overbelasting en daarmee het voorkomen van blessures. Een grote hoeveelheid technologie wordt momenteel al gebruikt voor het meten aan sporters (quantified self). Professionele sportclubs investeren in dure systemen. Diepte-interviews tonen echter aan dat er twee grote problemen zijn: ten eerste de grote hoeveelheid data en ten tweede de kennis voor een juiste interpretatie van de data benodigd voor een omzetting naar een trainingsadvies. Computermodellen opgebouwd uit systematische data-analyse van de enorme hoeveelheden trainingsdata en aangevuld met domeinkennis kunnen deze problemen oplossen. Er is behoefte aan een systeem waarin informatie uit verschillende bronnen in één systeem wordt opgeslagen en toegankelijk gemaakt om vervolgens geïntegreerd geanalyseerd te kunnen worden. Individuele profielen moeten gebouwd worden uit de data voor een snelle, automatische interpretatie. Hiermee kan grensbewaking voor overbelasting plaatsvinden en kunnen trainingsaanpassingen gedaan worden waar nodig. Vanuit deze behoefte richt het project zich op de praktijkvraag “Hoe kunnen we een praktisch toepasbaar gereedschap ontwikkelen dat valide de externe en interne trainingsbelasting kan meten, de (para)medische staf en/of fysiek trainer helpt bij het detecteren van (potentiële) overbelasting en daarmee helpt bij het plegen van de juiste interventies voor het voorkomen van blessures?”. Het principe van een dergelijke ‘belastingmonitor’ is al aangetoond. Voor een volwaardig prototype zal echter zowel het computermodel als de gebruikersapplicatie technisch gezien moeten worden doorontwikkeld, geoptimaliseerd, uitgebreid en vooral getest. Daar richten de onderzoeksvragen van dit project zich op. De focus ligt in eerste instantie op het (betaalde) voetbal, maar kan ook naar andere teamsporten en de breedtesport vertaald worden.
Kunststoffen zijn onmisbaar in onze samenleving, en het gebruik van kunststoffen heeft de afgelopen decennia een enorme vlucht genomen. Dit mede door de veelzijdigheid van het materiaal en de vele toepassingsmogelijkheden. Tegelijkertijd zorgen kunststoffen voor een behoorlijke milieudruk door het gebruik van fossiele grondstoffen, CO2-emissies en zwerfafval en microplastics. Een van de maatschappelijke opgaves is om het ontwerp van kunststof toepassingen circulair te maken, en de beschikbare hoeveelheid plastics maximaal te recyclen. Dit sluit aan bij Europees en nationaal beleid, en bij de strategie van een investeringsbereid cluster van bedrijven, overheden en kennisinstellingen in Noord-Nederland.De SPRONG groep, bestaande uit de hogescholen NHL Stenden, Hanze Hogeschool en Van Hall Larenstein vertegenwoordigen samen met Rijksuniversiteit Groningen en het Nationaal Testcentrum Plastics de kennisinstellingen in dit cluster. Deze organisatie verbinden kennis met de zo’n 100 praktijkorganisaties en maatschappelijk organisaties. De SPRONG groep werkt al geruime tijd samen rond dit onderwerp en zit momenteel in ontwikkelingsfase 3. Met dit trajectvoorstel wil de SPRONG groep zich de komende jaren doorontwikkelen naar een Krachtige SPRONG groep. Dat betekent:• Versterken en doorontwikkelen inhoudelijk profiel en profilering• Sterkere coördinatie op onderzoeken en projecten, ontwikkeling doorlopende leerlijn in verbondenheid met onderzoek• Sterkere benutting van en dienstverlening in het netwerk, en door ontwikkeling van netwerk: nationaal en EU• Doorontwikkeling kwaliteitsverbetering en -borging voor groep en i.c.m. Design Based Research• Impact meten en vooral ook makenEen SPRONG komt na een impuls. Daarom zorgen we met dit traject voor een impulsteam in aanvulling op de betrokken onderzoekers en andere stafleden. Het impulsteam bestaat uit een onderzoekscoördinator, projectcoördinator en een projectontwikkelaar die we vanuit deze SPRONG financieren.Met de lectoraten, het consortium en netwerk werken we de komende vier jaar aan een maatschappelijk relevant transdisciplinair onderzoeksprogramma op basis van Design Based Research, een actie- en investeringsagenda kwaliteitsanalyses en labfaciliteiten en aan een stevige interne en externe profilering. Daarnaast gaan we aan de slag met een PhD/Postdoc programma, verbinden we de beroepspraktijk en verkennen we de oprichting van een Practoraat. Ons kwaliteitsbeleid gaan we verder integreren en op SPRONG groep nivo komen we met kwaliteitsrichtlijnen waarmee we hoge kwaliteit garanderen en de integratie met DBR borgen. Tenslotte gaan we impact meten, en belangrijker nog IMPACT MAKEN.