Jaarlijks worden ongeveer 80.000 patiënten behandeld op de ruim 80 intensive care-afdelingen in Nederland.Op een intensive careafdeling worden vitale functies bewaakt en meestal zelfs overgenomen. Bij de meeste patiënten is voor kortere of langere tijd kunstmatige beademing noodzakelijk. Kunstmatige beademing is effectief en soms zelfs levens reddend maar is in het geheel niet zonder risico’s. Lector Critical Care Frederique Paulus gaat in haar rede in op de uitdagingen die de interprofessionele teams op de Intensive Care hebben ten aanzien van de luchtweg- en beademingszorg. Zij zal proberen te schetsen wat ‘Wij gaan goed voor u zorgen’ op een Intensive Care betekent. Het bijzonder lectoraat CriticalCare is ingesteld in samenwerking methet Amsterdam UMC locatie AMC.
DOCUMENT
Catalogustekst bij tentoonstelling Intensive Care: Academie Minerva in het UMCG 2015.
DOCUMENT
BACKGROUND: The quality standards of the Dutch Society of Intensive Care require monitoring of the satisfaction of patient's relatives with respect to care. Currently, no suitable instrument is available in the Netherlands to measure this. This study describes the development and psychometric evaluation of the questionnaire-based Consumer Quality Index 'Relatives in Intensive Care Unit' (CQI 'R-ICU'). The CQI 'R-ICU' measures the perceived quality of care from the perspective of patients' relatives, and identifies aspects of care that need improvement.METHODS: The CQI 'R-ICU' was developed using a mixed method design. Items were based on quality of care aspects from earlier studies and from focus group interviews with patients' relatives. The time period for the data collection of the psychometric evaluation was from October 2011 until July 2012. Relatives of adult intensive care patients in one university hospital and five general hospitals in the Netherlands were approached to participate. Psychometric evaluation included item analysis, inter-item analysis, and factor analysis.RESULTS: Twelve aspects were noted as being indicators of quality of care, and were subsequently selected for the questionnaire's vocabulary. The response rate of patients' relatives was 81% (n = 455). Quality of care was represented by two clusters, each showing a high reliability: 'Communication' (α = .80) and 'Participation' (α = .84). Relatives ranked the following aspects for quality of care as most important: no conflicting information, information from doctors and nurses is comprehensive, and health professionals take patients' relatives seriously. The least important care aspects were: need for contact with peers, nuisance, and contact with a spiritual counsellor. Aspects that needed the most urgent improvement (highest quality improvement scores) were: information about how relatives can contribute to the care of the patient, information about the use of meal-facilities in the hospital, and involvement in decision-making on the medical treatment of the patient.CONCLUSIONS: The CQI 'R-ICU' evaluates quality of care from the perspective of relatives of intensive care patients and provides practical information for quality assurance and improvement programs. The development and psychometric evaluation of the CQI 'R-ICU' led to a draft questionnaire, sufficient to justify further research into the reliability, validity, and the discriminative power of the questionnaire.
MULTIFILE
Kansen voor circulaire beademingszorg De gezondheidszorg is verantwoordelijk voor 7% van de totale Nederlandse CO2-uitstoot. Eén van de meest materiaal intensieve afdelingen in een ziekenhuis is de intensive care. Patiënten op een intensive care worden beademd en ontvangen daarbij zogenaamde beademingszorg. Tijdens beademingszorg wordt gemaakt van hulpmiddelen zoals beademingsslangen, uitzuigslangen, filters en materialen ter infectiepreventie. De meeste hulpmiddelen worden na gebruik weggegooid. Om de zorg te verduurzamen zijn in de Green Deal doelstellingen geformuleerd om grondstoffenverbruik te verminderen in 2030 en uiteindelijk toe te werken naar circulaire zorg 2050. Er is op dit moment echter weinig kennis over de milieubelasting van gebruikte hulpmiddelen tijdens beademingszorg en de mogelijkheden om circulaire strategieën toe te passen. Dit project heeft als doel om een inventarisatie te maken van de milieubelasting en de afvalstromen van hulpmiddelen rondom beademingszorg. Daarbij is het project ook gericht op een inventarisatie van de mate waarin milieubelasting een overweging is bij de besluitvorming door betrokken stakeholders. Vervolgens zal in kaart worden gebracht welke mogelijkheden er zijn om via circulaire strategieën een bijdrage te leveren om de milieubelasting van hulpmiddelen rondom beademingszorg te verminderen. Voor de uitvoering van dit project zijn unieke deskundigheidsgebieden samengebracht in een consortium. De praktijkpartners hebben expertise in zorgverlening op de intensive care afdeling (AmsterdamUMC) en afvalstromen in ziekenhuizen (adviesbureau Innomax). De betrokken kennisinstellingen hebben expertise in onderwijs- en onderzoek rondom duurzaamheid (de Hogeschool van Amsterdam, Technische Universiteit Delft en Radboudumc). Dit consortium is een unieke samenwerking waarbij om kennis van zorgprocessen, afvalstromen en de milieubelasting van de zorgverlening op de intensive care worden gebundeld om de kansen voor duurzame beademingszorg te inventariseren. De resultaten van dit project zullen een praktijkverandering in gang zetten op intensive care afdelingen van AmsterdamUMC en Radboudumc en vervolgens ook verspreid worden via de landelijke en internationale netwerken.
Klimaatverandering en veranderend landgebruik zetten het leefklimaat en het watersysteem in de stad steeds meer onder druk (VNG, 2016). Als gevolg van het Deltaplan Ruimtelijke Adaptatie, moeten alle gemeenten vanaf 2020 bij herinrichting rekening houden met de klimaatveranderingen en de stad klimaatbestendig inrichten. Eén van de manieren om klimaatbestendiger te worden is er voor te zorgen dat meer regenwater in de bodem infiltreert en daarmee minder snel of niet wordt afgevoerd via het rioolstelsel. Dit beperkt problemen met wateroverlast, hitte en verdroging en zorgt tegelijkertijd voor aanvulling van grondwater. Door de opkomst van doorlatende verharding heeft de afgelopen tien jaar een groot aantal MKB ondernemingen zich toegelegd op het aanbieden van infiltrerende verhardingen. Vanwege problemen met de afname van infiltratiecapaciteit en onduidelijkheid over het beheer en onderhoud zakt de markt momenteel in. MKBs zijn bezig met innovaties van hun infiltrerende verhardingen en het beheer en onderhoud ervan. Voor deze innovaties is inzicht nodig in het huidige functioneren en in het benodigd beheer van infiltrerende verharding op lange en korte termijn om de effectiviteit van hun op lange termijn te waarborgen. Het project biedt een praktijkgerichte leeromgeving voor meerdere opleidingen van drie betrokken Hogescholen. Daardoor wordt de samenwerking tussen verschillende lectoraten geïntensiveerd door complementair kennisvragen aan elkaar te koppelen en cross-overs te creëren tussen de verschillende curricula van relevante opleidingen binnen de hogescholen. Het project heeft een onderzoeksaanpak waarbij het functioneren van infiltrerende verhardingen onder ideale omstandigheden (gebaseerd op lab data, literatuur en leveranciersdata) en praktijksituaties (full scale testen) met elkaar worden vergeleken. Dit levert inzicht op voor innovaties aan de producten en beheer en onderhoud. De nieuwe en ook recente innovaties worden onder semi ideale omstandigheden (in Proeftuin Waterstraat, Green Village van TU Delft) onderzocht.
Fontys staat bekend om haar praktijkgerichte onderzoek met en voor haar studenten, medewerkers en de maatschappelijke relaties. De rappe mondialisering van onze samenleving vraagt echter ook om het intensiveren van onze onderzoeksinspanningen op internationaal niveau. Wij zien digitalisering als een belangrijk thema. De ontwikkelingen op dit gebied zijn voor onze studenten en ons ecosysteem dagelijks voelbaar en zichtbaar. Digitalisering is de aanjager van vele ontwikkelingen en mogelijkheden. Het is een enabler voor diverse maatschappelijke thema’s zoals smart mobility, de gezondheidszorg en circulaire economie. Digitalisering gaat niet alleen over de technologie maar juist over de context en de transitie. In termen van Fontys kennisthema’s zijn daarom verschillende thema’s betrokken, namelijk: Health, Circulair en Smart Mobility (automotive en logistiek) en Enabling Technologies (High Tech en AI). Dit voorstel richt zich op de vraag hoe wij de digitaliseringsvragen rondom health, circulair en smart mobility zo kunnen ontwikkelen dat wij stappen kunnen zetten om een Europees ecosysteem hiervoor te kunnen ontwikkelen. Tegelijkertijd kijken wij waar mogelijk onze leemtes zitten en Europese partijen (andere hogescholen, universiteiten, burgerinitiatieven) interessante andere aanvullende invalshoeken te bieden hebben. Op basis hiervan stellen we een multidisciplinaire vraagstelling en multi-stakeholder community op. Om zo de samenwerkingskansen met Europese partners te ontwikkelen. Met de SIA pilotregeling Richting Europa krijgen de expertisecentra de ruimte om deze vraagstelling met focus en capaciteit uit te werken om zo een centrale strategie te ontwikkelen op het gebied van digitalisering. Tevens kunnen we onderzoeken welke Europese netwerken geschikt zijn om op aan te sluiten. Vanuit een duidelijke propositie geven we aan op welke manier Fontys bij kan dragen. In een te ontwikkelen roadmap, waarin zowel de benodigde acties als de daarbij noodzakelijke ondersteuning wordt beschreven, wordt duidelijk hoe we tot Europese samenwerking willen komen.