In maart 2021 is er een enquête uitgezet onder de ISW studenten van de Hogeschool Utrecht. Het ISW bestaat uit de opleidingen Social Work en Vaktherapie, het aantal respondenten dat op de enquête heeft gereageerd is 362. Volgend op deze enquête zijn er negen interviews afgenomen en heeft er één verdiepende focusgroep plaatsgevonden. De resultaten hiervan zijn beschreven in dit rapport. Het belangrijkste resultaat is dat 75% van de studenten aangeeft dat hun welzijn is verslechterd sinds september 2020. Naar aanleiding van de resultaten zijn er drie aanbevelingen geschreven, voor studenten, de Hogeschool Utrecht en de overheid. Dit rapport heeft vijf hoofdstukken over onder andere het welzijn van de studenten en de mate waarin de student zich verbonden voelt met de HU, docenten en medestudenten. Daarnaast wordt toegelicht welke sociale diensten er momenteel worden aangeboden aan de doelgroep om hun welzijn te kunnen bevorderen en een stuk communicatie hierover naar de student. Er wordt gekeken naar een duurzame dienst of product waarbij de toekomst een grote rol speelt. Ook worden daar de resultaten besproken over de visie van de student en of zij bijvoorbeeld nog op de lange termijneffecten zullen ervaren van het COVID19 virus. Tot slot wordt er in het laatste hoofdstuk beschreven over mogelijk passende diensten of producten die aansluiten bij deze doelgroep. Hierbij wordt de behoefte van de student toegelicht.
In deze thematische overzichtsstudie presenteren we de resultaten van een brede analyse van het beschikbare onderzoek rond het welzijn van docenten in het hoger onderwijs gedurende en na de coronapandemie. Docentenwelzijn is hierbij, in lijn met de conceptualisatie van Viac & Fraser (2020), onderverdeeld in vier dimensies: cognitief, subjectief, fysiek en mentaal, en sociaal welzijn. De centrale onderzoeksvraag was: Wat is er bekend over de veranderingen op de vier dimensies van het welzijn van docenten in het hoger onderwijs als gevolg van online en hybride werken en lesgeven gedurende de coronapandemie?Met behulp van een scoping literatuurstudie aan de hand van vier selectiecriteria1 vonden we 48 relevante artikelen; 37 artikelen verschenen in wetenschappelijke tijdschriften en 11 publicaties maakten deel uit van ‘grijze’ literatuur. Uit deze publicaties blijkt dat de verandering naar online of hybride werken een aanzienlijke impact had op het welzijn van docenten in het hoger onderwijs. Hierbij kunnen vier grotere thema’s onderscheiden worden: de impact van thuiswerken op productiviteit, op de verbinding en het contact met collega’s en studenten, de ervaren werkdruk en een veranderende werk-privé balans. Hoewel de negatieve impact van de nieuwe manier van werken op het docentenwelzijn overheerst, werden in meerdere studies ook positieve effecten op docentenwelzijn gerapporteerd. Hiermee lijkt het thuis en op afstand werken een ‘double edged sword’ voor docentenwelzijn te zijn geweest tijdens de coronapandemie. Op basis van deze uitkomsten worden een aantal aandachtspunten voor het Nederlands hoger onderwijs en aanbevelingen voor vervolgonderzoek gegeven.
MULTIFILE
In 1960 Kevin Lynch analysed the ‘city-image’ in The Image of the City; seven years later American artist Robert Smithson surveyed the suburb of Passaic in ‘A Tour of the Monuments of Passaic, New Jersey’. Both approaches use narrativity as an instrument to connect urban space with the lived experience of its users. Where Kevin Lynch analyzes the visual perception and mental representation (‘imageability’) of the postwar American metropolis, Robert Smithson explores the temporality of its peripheral terrain vague. Where Kevin Lynch frames his inquiry within then-current conventions of perception and cognition, Robert Smithson rejects these conventions precisely because they do no justice to his experience of the suburb and offer him no method to analyze or describe it. In his analysis, there is no coherent map of the territory, no mental representation to consult. How does Smithson’s practice relate to the paradigm of ‘imageability’? What is being narrated, and how does narrativity operate? By juxtaposing the two approaches this text reflects on some ideas and issues that surround a narrative analysis of urban landscape.
‘Bomentaal’ betreft de ruimtelijke samenhang tussen boomsoorten, beplantingstypen en boomstructuren, en hun specifieke locatie (stad, wijk of straat). Dit onderzoek naar de configuraties van boombeplanting in Delft is de eerste stap om een nieuwe methodiek te ontwikkelen om dit vocabulaire van boomstructuren in Nederlandse laaglandsteden te ontrafelen, als drager en handvat voor de herziening en uitbreiding van het urban forest in Nederland. Stadsbomen zijn de ruggengraat van de groene stedelijke ruimte en leveren een belangrijke bijdrage aan het omgaan met gevolgen van klimaatverandering zoals hittestress, wateroverlast, luchtkwaliteit en achteruitgang van biodiversiteit. Dit is niet los te zien van de baten voor de gezondheid, de leefbaarheid, en het versterken van de stedelijke identiteit. Dit vraagt om een evaluatie en uitbreiding van het urban forest. Omdat de uitbreiding van het urban forest plaats zal vinden in en om bestaande steden is kennis van de bomentaal van deze steden onontbeerlijk. Het onderzoeken van de bestaande bomentaal - het scheppen van een ordening en het benoemen en tonen van essentiële eigenschappen verschillende typen boomstructuren - is onontbeerlijk bij de herziening en uitbreiding ervan. Voor dit onderzoek is gekozen voor de stad Delft: een typische laaglandstad met een lange geschiedenis van stedelijke boombeplanting, en een grote transformatieopgave wat betreft uitbreiding en vernieuwing van de woningvoorraad, klimaatadaptatie, gezondheid en welzijn, leefbaarheid en het behoud van identiteit. Door de kleine schaal van Delft kan de ontsluiting van diens bomentaal derhalve als test-case dienen voor het ontwikkelen van methodes, inzichten en perspectieven voor het urban forest van het Nederlandse laagland. Het onderzoek analyseert de kenmerkende beplantingsstructuren in Delft op drie schaalniveaus (boom, boomarrangementen, groenstructuur) in diagrammatische tekeningen, beelden en tekst op basis van veldonderzoek, historische documentatie en cartografisch onderzoek. Zowel de fysiek-ruimtelijke, technische als sensorische aspecten van de bomentaal worden in kaart gebracht.
In Nederland wordt door politie en defensie met ongeveer 760 diensthonden gewerkt. Jaarlijks moet een deel van deze honden worden vervangen, door vaak vroegtijdige pensionering. De aanvoer van nieuwe honden is mede beperkt door toenemende vraag vanuit binnen- en buitenland. Bovendien is het selecteren en trainen van geschikte honden tijdrovend en biedt geen garantie op een succesvolle hond. Dat maakt onderzoek naar duurzamere inzet met minder uitval noodzakelijk. Naar aanleiding van gesprekken met de politie, defensie en de Koninklijke Nederlandse Politiehond Vereniging (KNPV) blijkt dat er behoefte is aan meer inzicht in factoren die kunnen bijdragen aan fysiek en mentaal gezonde diensthonden die succesvol en langdurig kunnen werken. Daarnaast geven ze aan dat het werken met diensthonden steeds meer maatschappelijke kritiek ontvangt, o.a. vanwege nieuwsberichten over bijtincidenten en aversieve trainingsmethoden. Het versterken van de Social License to Operate is daarom van groot belang, omdat het kan leiden tot bredere acceptatie, positieve relaties met het publiek en belanghebbenden, en het versterken van de effectiviteit van de betrokken organisaties bij het uitvoeren van hun taken. Het doel van dit project is om samen met het werkveld te komen tot een advies waarin op basis van onderzoek en praktijkervaring richtlijnen worden gepresenteerd die welzijn en gezondheid van de diensthonden kunnen waarborgen en het maatschappelijk draagvlak versterken. In dit project gaan consortiumpartners gegevens verzamelen over de vereiste selectiecriteria voor een succesvolle carrière, de redenen voor vroegtijdige uitval en hoe de training en verzorging van diensthonden optimaler vormgegeven moeten worden. Daarnaast wordt er een vragenlijst afgenomen om inzicht te krijgen in de bekendheid met het werk van diensthonden, vragen en zorgen, en hoe de kwaliteit van leven van diensthonden ingeschat wordt. Zo wordt inzichtelijk gemaakt welke thema’s opgepakt kunnen worden om het draagvlak te behouden en te versterken.
Door, voor en met studenten innoveren om studentenwelzijn op mentaal, fysiek en sociaal vlak te verbeteren.In dit experiment bouwen de samenwerkingspartners VitaalNed, Hanzehogeschool Groningen studenten en docent-onderzoekers en Gemeente Groningen kennis en ervaring op over de successen en belemmeringen van een gezamenlijk innovatieproces dat leidt tot een voor partijen gewenst en aantrekkelijk leefstijlaanbod.