Het risicomanagement van financiële instellingen is een veel besproken onderwerp in de politiek, de wetenschap en onder (internationale) wet- en regelgevers. Operationele risico’s lenen zich niet goed voor traditionele risicomanagement methoden en technieken. Dit komt omdat de verliezen van dit type risico de resultante is van complexe en niet-lineaire interacties tussen mensen, processen, systemen en externe gebeurtenissen (Grinsven, 2009). Ons onderzoek is in de kern gericht op twee variabelen van operationeel risicomanagement: mensen en processen. De aanname in ons onderzoek is dat de kwaliteit van processen wordt beïnvloed door het risicogedrag van mensen. Om hier meer inzicht in te verkrijgen maken wij in ons onderzoek onderscheid naar het toepassen van harde- en zachte beheersmaatregelen. Het doel van ons onderzoek is het verbeteren van operationeel risicomanagement door het inzetten van hard- en softcontrols. Met deze aanpak kunnen financiële instellingen hun operationeel risicomanagement verbeteren en als zodanig de risicovolwassenheid hiervan verhogen.
DOCUMENT
Hoe kunnen politieteams meer bezig zijn met het oplossen van veiligheidsproblemen in de wijk? Van nature is de politie vooral geneigd te reageren op incidenten. Maar zij wil ook meer aan de oorzaken van problemen werken, samen met anderen. De wijk operationeel expert (WOE) heeft daarin een cruciale rol. Hoe kun je die rol versterken? Wij deden samen met politieteams in Almere, Amersfoort en Utrecht actieonderzoek hiernaar.
DOCUMENT
Dit boek is een bundeling en herschrijving van twee boeken van deze auteur: 'Interne berichtgeving' (2006) en 'Interne auditing van bedrijfsprocessen' (2006). Het biedt naast theorie, een werkwijze om op ieder niveau van de organisatie een balanced scorecard te ontwikkelen en vervolgens een werkwijze om een interne procesaudit uit te voeren
DOCUMENT
Zand en andere grove grondstoffen worden steeds schaarser door intensief gebruik in infrastructuur en industrie, terwijl miljarden kubieke meters slib wereldwijd worden uitgebaggerd om vaargeulen en havens operationeel te houden. Vanwege dit groeiende tekort aan traditionele grondstoffen is er behoefte aan het ontwikkelen van nieuwe methodieken voor hergebruik van slib en lokaal sediment, onder andere voor dijkversterking en ophoging van landbouwgronden. Echter wordt gebaggerd slib volgens de regelgeving nog als een van de grootste potentiële afvalstromen gezien. Ook is slib complexer in het gebruik omdat het bestaat uit een heterogeen mengsel van onder meer water, zand, organisch materiaal, fijnstof en gas. Vanwege schaarste in bouwmaterialen lopen er steeds meer initiatieven voor het nuttig hergebruiken van gebaggerd slib, maar de optimale laagdikte en aanlegtechnieken moeten nog worden onderzocht. Met dit project zoeken lectoraat Sustainable River Management samen met Hogeschool Van Hall Larenstein en de praktijkpartners Klaei B.V., Waterschap Noorderzijlvest en EcoShape naar de best practices voor het produceren van waardevol klei uit havenslib. Via laboratoriumexperimenten en veldproeven binnen grootschalige pilots worden mechanische eigenschappen van havenslib uit de Lauwersoog haven in beeld gebracht. Er wordt gezocht naar de optimale dikte van havenslib om bruikbare klei te produceren. Daarbij wordt onderzocht of de mechanische eigenschappen van de geproduceerde klei afhankelijk zijn van de laagdikte van de initiële laag of havenslib. De resultaten verbinden de laagdikte in rijpingscompartimenten met materiaaleigenschappen en monitoren de initiële verouderingsprocessen na de aanleg van de klei in een proefdijk. Het eindresultaat biedt inzicht in de best practices voor toepassing van havenslib en de daarbij horende materiaaleigenschappen. Dit project draagt daarmee direct bij aan de ontwikkeling van een nieuw, duurzaam materiaal voor gebruik in dijkversterkingen en landbouw en een circulaire economie in Nederland in 2050.
Zuyd Hogeschool werkt met de partners van CDKM>Maastricht sinds 2019 aan versterking van de vitaliteit en toekomstbestendigheid van Maastrichtse wijken. Zuyd wil deze samenwerking opschalen van de lokale samenwerking naar een meer regionale samenwerking: ‘ (CDKM>Limburg - Univers©ity ). Zuyd ziet de regio als belangrijke leeromgeving voor studenten en wil met studenten, docenten en onderzoekers betekenisvol zijn voor de regio. Zuyd is met onderwijs en onderzoek (O&O) betrokken in drie vestigingssteden (Maastricht, Heerlen, Sittard-Geleen) urban living labs (ULL’s) via CDKM>Maastricht en het lectoraat Smart Urban Redesign (SURD). Zowel bij de consortiumpartners als bij Zuyd bestaat de behoefte om de multidisciplinaire samenwerking bij -en de coördinatie van- O&O m.b.t maatschappelijke opgaven in de drie steden te versterken. Hiertoe wordt het O&O van Zuyd in de 3 steden gebundeld in 3 bestaande ULL’s met elk een eigen maatschappelijke context. CDKM>Limburg gaat het organisatiemodel en de (kennis)infrastructuur vormen voor duurzame en grootschalige verbinding van O&O van Zuyd met de maatschappelijke opgaven in de 3 living labs. Het implementatieplan voor CDKM>Limburg richt zich op het ontwikkelen en implementeren van dit organisatiemodel en deze (kennis)infrastructuur. De samenwerking tussen de bestaande onderwijsprogramma’s van de vijf Zuyd faculteiten garandeert een multidisciplinaire en grootschalige inzet van studenten t.b.v. maatschappelijke opgaven in de ULL’s. Binnen CDKM>Maastricht zijn al positieve ervaringen opgedaan met de multidisciplinaire samenwerking tussen studenten, docenten en onderzoekers. CDKM>Limburg bouwt hier verder op en richt zich m.n. op het verbinden van bestaand O&O van de academies met de 3 ULL’s. Vanuit die samenwerking zullen ook nieuwe initiatieven worden ontwikkeld, zoals instellingsbrede challenges rondom specifieke maatschappelijke opgaven en een multidisciplinair afstudeeratelier. Het beoogde CDKM>Limburg organisatiemodel functioneert zowel top down (vanuit maatschappelijke opgaven en onderzoek agenda’s van de consortiumpartners) als bottom up (vanuit leerdoelen en competentieontwikkeling).
Nederland streeft naar een verduurzaming van het energiesysteem. In 2020 moet 14% van onze energie duurzaam opgewekt zijn, waarbij de zon, naast wind, als belangrijkste duurzame energiebron gezien wordt. Systemen voor geconcentreerde zonne-energie kunnen worden ingezet voor het opwekken van elektrische en/of thermische energie. Grootschalige systemen (multi-MW) met spiegels worden reeds toegepast in zonnevelden. Het HAN Lectoraat Duurzame Energie werkt al enige jaren aan innovatieve systemen met lenzen waarbij naast het concentreren van direct licht het overblijvende diffuse licht beschikbaar is voor verlichting van de onderliggende ruimte. We willen de in eerdere projecten opgedane kennis en ervaring nu inzetten in een nieuw project, waarin we streven van prototype naar toepassing te komen. De bedrijven zijn benaderd over de nog openstaande vragen. Hieruit is een nieuwe onderzoeksvraag gevormd: Hoe kan voor systemen van geconcentreerde zonne-energie voor toepassingen in glastuinbouw en gebouwde omgevingen voor de productie van zowel elektriciteit als warmte, de energie-opbrengst verhoogd worden door een optimaler gebruik van de lichtinval en met een compacter en duurzamer systeem? In dit project, CONSOLE (acroniem voor CONcentrated SOLar Energy), gaan we werken aan het optimaliseren van de bestaande systemen en het ontwerpen van verbeterde (hybride) systemen voor het opwekken van warmte en elektriciteit in kassen en gebouwde omgeving. We gebruiken hiervoor zowel modellering als meten en testen en komen vanuit een inventarisatie tot een pakket van eisen wat uiteindelijk tot verbeterde prototypes leidt die geschikt zijn voor commerciële toepassing. We doen dit vanuit een nauwe samenwerking met 12 MKB’s, een branche-organisatie en een Centre of Expertise. Daarnaast is er een directe koppeling met het onderwijs, door de betrokkenheid van docent-onderzoekers en studenten in semesterprojecten, stages en afstudeerprojecten.