Eind mei belandde een 10-jarig meisje zwaargewond in het ziekenhuis. Haar pleegouders worden verdacht van poging tot doodslag. Schrijnend aan deze situatie is dat het meisje zelf, maar ook buren en de school waar zij naartoe ging aan de bel trokken dat het niet goed ging in het pleeggezin, dat er signalen van kindermishandeling waren. Ik ben ervan overtuigd dat we met de methode van Learning together ons complexe jeugdhulpsysteem, met de ingebakken onduidelijkheid over verantwoordelijkheden en mandaten, kunnen verhelderen, vereenvoudigen en vernieuwen. Door in te zoomen op specifieke situaties kunnen we met elkaar meer zicht krijgen op wie wat doet in de jeugdhulp en heldere afspraken maken over taakverdeling. Omdat we beter zicht hebben op rollen en taken, zien we overlap daarin ook beter, waardoor we beter met die complexiteit kunnen omgaan, maar die ook kunnen verminderen. Bovendien kunnen we door samen te leren van casussen ook beter zien waar hiaten en knelpunten zitten, zodat we de jeugdhulp ook kunnen vernieuwen.
MULTIFILE
This article discusses the results of a study on children’s perspective (called: inner logic) on disciplinary conflicts with their (foster) parents. Most children accept parental authority, but also defend their personal autonomy and loyalties to peers. Only own children (children who live by their own parents) spoke about fierce resistance to get their own way. Conversely, fierce resistance among foster children was motivated by inner con- flicts and confusion. Obedience among foster children often derived from fear of punishment or a feeling of impotence. The theoretical and pedagogical implications of these findings are discussed.
LINK
Hoofdstuk 9 in Moresprudentie in de praktijk. Hoe kun je studenten leren betere morele beslissingen te nemen en daarnaar te handelen? En hoe beoordeel je dit? Kun je met toetsen wel bepalen of studenten een ethische ontwikkeling hebben doorgemaakt? In dit hoofdstuk bespreekt Raymond Kloppenburg deze vragen vanuit een onderwijskundig perspectief. Aan de hand van het model van ethisch actorschap legt hij uit welke aspecten hierbij van belang zijn.
DOCUMENT
Via link te downloaden als gratis e-pub. Hoofdstuk 7 in Moresprudentie in de praktijk. Naar aanleiding van hun werkzaamheden in het Dilemma’s Doordacht en het Moresprudentieproject interviewde Ed de Jonge Ellen Grootoonk over het begeleiden van moreel beraad. Op basis van dit interview, dat gaandeweg de vorm van een dialoog kreeg, heeft Ellen Grootoonk dit hoofdstuk uitgewerkt. De tekst is voorgelegd aan medewerkers van Sherpa omdat hun casuïstiek in het interview aan de orde komt. Wij willen hen hierbij hartelijk bedanken voor hun feedback en betrokkenheid.
MULTIFILE
Hoofdstuk 10 in Moresprudentie in de praktijk. In dit hoofdstuk maakt Ed de Jonge een onderscheid tussen de professionele identiteit van enerzijds beroepsbeoefenaren en anderzijds beroepen. Hij betoogt dat de professionele identiteit van beroepen primair is gelegen in het realiseren van humanitaire waarden. Voor de professionele identiteit van beroepsbeoefenaren betekent dit dat zij ethiekwerk dienen te verrichten, en als onderdeel daarvan identiteitswerk. Voorbeelden van zulke werkzaamheden kunnen worden ontleend aan de casus waarmee het hoofdstuk opent.
DOCUMENT
Hoofdstuk 5 in Moresprudentie in de praktijk. Wanneer ouders gaan scheiden, komen kinderen vaak in de knel. De sociale professionals die in dit soort situaties ondersteuning bieden raken verstrikt in een kluwen van belangen. Het risico is groot, dat zij in hun zorg om het belang van het kind, positie kiezen tegenover de ouder. Edith Raap laat in dit hoofdstuk zien dat het ook anders kan en wat dit betekent voor de ethische positie van de hulpverlener zelf.
DOCUMENT
Hoofdstuk 2 in Moresprudentie in de praktijk. Wat is bestaansethiek en waarom is het belangrijk voor sociale professionals? In dit hoofdstuk gaat Michel Jansen in op deze vraag. Bestaansethiek gaat over de manier waarop je in het leven staat en is iets wat sociale professionals nodig hebben om morele problemen in de praktijk het hoofd te bieden.
DOCUMENT
Elk jaar komt een aanzienlijk aantal jongeren in Nederland aan zonder ouder. Zij hebben door buitengewone omstandigheden hun vertrouwde omgeving moeten verlaten. Omdat er over deze jongeren in Nederland geen ouderlijk gezag wordt uitgeoefend komen ze onder voogdij bij Nidos. Sinds de zeventiger jaren is er aandacht voor deze groep jongeren, die vanwege hun specifieke problematiek niet past in de reguliere jeugdhulpverlening. In 2001 nam Nidos deze taak over. In die periode groeide het aantal minderjarige asielzoekers sterk, het vond zijn hoogtepunt in 2002. In de daaropvolgende jaren vond een daling plaats en kromp Nidos in. In 2009 is er voor het eerst weer groei. Nidos verleende aan 4.122 jongeren hulp en er waren 2.641 voogdijen. Deze groei loopt parallel aan de toename van het aantal volwassen asielzoekers. (Jaarverslag Nidos, 2009) Nidos is als voogdijinstelling verantwoordelijk voor de jongeren. De jeugdbeschermer, in dienst van Nidos, ziet er op toe dat de jongere opvang geboden wordt, dat hij ondersteund wordt in de asielprocedure en onderwijs krijgt. De hulp staat in het teken van een zo gezond en gewoon mogelijke ontwikkeling tot volwassenheid. De jeugdbeschermer grijpt in als het mis dreigt te gaan met deze ontwikkeling . Deze hulp vloeit voort uit het algemene beginsel dat zorg geregeld wordt voor iedere minderjarige in Nederland, die niet meer onder ouderlijk gezag staat. De minderjarige vluchtelingen hebben dezelfde rechten als alle andere kinderen. Deze staan beschreven in het Internationaal Verdrag betreffende de Rechten van het Kind (IVRK). Wat hierbij voorop staat is het belang van het kind. Zo wordt beschreven dat een kind beschermd moet worden tegen alle vormen van misbruik en recht heeft op een adequate opvoeding. Het bieden van de mogelijkheid tot ontplooiing is een belangrijk onderdeel van het verdrag. Hierbij kan gedacht worden aan recht op onderwijs, gezondheidszorg en het belijden van een eigen godsdienst.
DOCUMENT
Van kinderen en jongeren wordt verwacht dat zij 24/7 scoren in een samenleving die weinig houvast biedt. Opvoeders en kinderen worstelen daarmee, maar staan er moederziel alleen voor. Maike Kooijmans betoogt vandaag in haar lectorale rede dat het collectieve kwesties zijn die om een gemeenschappelijke aanpak vragen. En de nadruk op prestaties moet hoognodig gerelativeerd.
LINK
Hoofdstuk 1 in Moresprudentie in de praktijk. In opvattingen over professionaliteit worden emoties vaak met enig wantrouwen genoemd. Sociale professionals moeten hun handelen rationeel kunnen verantwoorden en (liefst evidence based) onderbouwen. Toch kunnen we er niet omheen dat morele dilemma’s ons emotioneel raken in de beroepsuitoefening. Verstoren die emoties een welbewuste rationele afweging of kunnen we er ook op een andere manier naar kijken? In dit hoofdstuk schrijft Sabrina Keinemans over de morele betekenis van emoties en de meerwaarde die het serieus nemen van emotionele beroering heeft voor het professionele handelen
DOCUMENT