De wereld van werk is aan verandering onderhevig. Inwoners van de provincieGroningen stellen zich net als andere bewoners van ons land vragen over hoe hun leven, de opleiding van hun kinderen en hun werk en dat van hun kinderen er straks uit zal zien. Dát werk en opleidingen er over 20 jaar anders uitziet is zeker. Maar hoe? Dat weet niemand. Wat we wel weten is dat werk voor mensen een wezenlijk onderdeel van het leven is en blijft en van groot belang is voor hun zelfontplooiing, gezondheid en welbevinden. Wat we ook weten is dat de wereld steeds sneller verandert. Het is dus van belang dat de inwoners van Groningen zich goed kunnen voorbereiden op dat veranderende werk. Dat betekent dat zij in staat moeten zijn zich te blijven ontwikkelen en zich voortdurend aan te passen aan wat werkgevers en de samenleving van hen vragen. Maar ook wat hun directe omgeving van hen vraagt. Want niet alleen het werkverandert. Ook de persoonlijke situatie van mensen doet dat. De zorg en aandacht voor kinderen, ouders en anderen uit de persoonlijke omgeving vereisen een goede balans tussen werk en privé. Om in 2040 volwaardig mee te kunnen doen, moeten onze inwoners stevig in hun schoenen staan, zodat zij in staat zijn zich voortdurend aan te passen aan veranderende omstandigheden. Dat is goed voor henzelf, maar zorgt er ook voor dat (verschillende) werkgevers met hun tijd meekunnen. Overheden, onderwijs- en kennisinstellingen, bedrijven en werkgevers- en werknemersorganisaties hebben daarom een gezamenlijke taak om bij te dragen aan de beschikbaarheid en toegankelijkheid vanscholing, training en werk. Dat is niet alleen van belang voor bewoners, maar ook voor Noord-Nederland als geheel, waar een aantrekkelijke omgeving, een gezond leven en duurzame productie samenkomen.
Erkennen van verworven competenties (evc) is een procedure gericht op het herkennen, het waarderen en het verder ontwikkelen van wat iemand in elke mogelijke leeromgeving (formeel of informeel) reeds heeft geleerd (Van Lieshout, Kamphuis, Jellema & Wilthagen, 2005: p. 158). In hoofdstuk 9 richten Hogeboom en Van Lieshout zich op dat onderwerp. In theorie lijkt evc een voor iedereen aantrekkelijk instrument, maar toch groeit de omvang ervan in het hbo trager dan verwacht, en in de zomer van 2011 besloten een aantal hogescholen hun evc-aanbod zelfs te staken. Hogeboom en Van Lieshout stellen zich de vraag waarom evc zo traag van de grond komt. Ze presenteren een analyse van de evc-markt in het hbo op basis van deskresearch. Ze ontwerpen een actorgecentreerde institutionalistische (Scharpf, 1997) theorie die zich richt op de waarde van evc voor de directe actoren. Vervolgens presenteren ze een overzicht van in de literatuur genoemde verklarende factoren voor de trage groei van evc, geordend naar de drie belangrijkste actoren (individu, werkgever, onderwijsinstelling). Tot slot proberen ze aan de hand van die theorie en praktijk de trage ontwikkeling van evc in het hbo te begrijpen. Ze concluderen dat die trageontwikkeling en zelfs het (voorlopig) staken van evc door diverse hogescholen begrijpelijk is, en dat er daarmee geen kind, maar wel badwater wordt weggegooid.
In het kader van nieuwe wetgeving op het gebied van onderwijs en arbeidsmarkt én een Nationale Groeifonds aanvraag met als werktitel “Leave No Youngster Behind” heeft het ministerie van SZW opdracht gegeven tot de onderhavige, kortlopende voorstudie, vanuit de constatering dat er nog te weinig zicht is op hoe evidencebased interventies voor jongeren die buiten het onderwijs en/of de arbeidsmarkt zijn zo effectief en efficiënt mogelijk zijn vorm te geven en te implementeren. Dat inzicht is voor de initiatieven van groot belang.Deze voorstudie betreft een systematische literatuurstudie met als doel een beeld te krijgen van de kenmerken van succesvolle interventies die de afgelopen jaren zijn ingezet voor jongeren die buiten onderwijs en/of arbeidsmarkt zijn geraakt in de leeftijd van 15 tot 27 jaar. Er is specifiek gezocht naar (internationale) studies waarin een interventie wordt beschreven. Aan de hand van vooraf gedefinieerde criteria zijn 801 artikelen gescreend en teruggebracht naar 21 relevante artikelen die de basis vormen voor deze literatuurstudie.
De transitie naar een circulaire economie is in volle gang. Maar circulaire ondernemers lopen tegen verschillende belemmeringen aan die moeilijk of niet alleen zijn op te lossen. Er is redelijk veel bekend over belemmeringen op maatschappelijk (macro-economisch) niveau. Inzicht in hoe individuele ondernemers met deze belemmeringen moeten omgaan om hun circulaire onderneming zo succesvol mogelijk te maken is echter veel minder beschikbaar. Vooral voor startups in de circulaire economie zijn de vraagstukken groot. Hun praktijkvraag is: Hoe kan ik als circulaire startup samenwerken met circulaire ondernemers en andere relevante partijen in mijn directe omgeving om bovengenoemde belemmeringen over wet- en regelgeving, procesorganisatie en strategische samenwerking op te lossen? In de Regio Zwolle zoeken ondernemers elkaar op om die vraagstukken op te lossen waardoor ecosystemen van circulaire startups ontstaan, maar hoe ze dit moeten aanpakken blijft een groot vraagteken. Deze nieuwe ecosystemen van circulaire startups staan centraal in dit onderzoeksproject en we onderzoeken vier ecosystemen in de regio Zwolle, t.w. De Herfte in Zwolle, The Green East in Raalte, het iLab van GreenPAC in Zwolle, en Hibertad in Hardenberg. Samen met circulaire startups, circulaire ondernemingen en netwerkorganisaties wordt in dit onderzoeksproject gewerkt aan de volgende onderzoeksvraag: ‘In hoeverre kunnen ecosystemen van circulaire startups een bijdrage leveren aan de transitie naar een circulaire economie?’. Het onderzoeksproject wil bijdragen aan de innovatieve kracht van deze ecosystemen zodat de transitie naar de circulaire economie in de Regio Zwolle versneld wordt. Het project levert ontwerpprincipes voor ecosystemen van circulaire startups, systematisch beschreven in een handboek voor deze vier èn voor nog te vormen ecosystemen van circulaire startups in Nederland. Daarnaast levert het onderzoek ook inzicht in de uitdagingen en belemmeringen waar circulaire startups mee te maken hebben, en willen we de kennisresultaten ook toegankelijk maken voor het onderwijs binnen en buiten Windesheim.
Motivatie Het versterken van de samenwerking tussen relevante lectoraten door het ontwikkelen van een multidisciplinaire onderzoeksagenda op het terrein van Arbeid in de brede zin van het woord. Hierdoor kan de thematiek rondom toegang tot en behoud van arbeid vanuit meerdere kanten worden aangevlogen én kan focus en massa worden gecreëerd voor onderzoeksprogrammering en –funding. Daardoor kunnen we als lectoraten een belangrijke rol te spelen bij vraagstukken die betrekking hebben op het duurzaam (weer) aan het werk gaan én duurzaam aan het werk blijven. Achtergrond Om als individu zelfstandig en volwaardig te kunnen deelnemen aan onze participatiemaatschappij, is het hebben van werk cruciaal. Werk is echter voor mensen met minder of onvoldoende arbeids-, persoonlijk-, sociaal-, en cultureel kapitaal en/of toegang tot hulpbronnen steeds minder vanzelfsprekend. Naast traditioneel kwetsbare groepen – zoals laagopgeleiden, mensen met een chronische aandoening en migranten - zijn er nieuwe categorieën, waaronder veel middelbaar en hoog opgeleiden, voor wie het lastig is/wordt structureel betaald werk te vinden. De oorzaak ligt voornamelijk bij de toenemende digitalisering en robotisering in combinatie met de flexibilisering van de arbeidsmarkt. Ook werk op academisch niveau, dat gebaseerd is op regels, bijvoorbeeld accountancy en rechtspraak, zal steeds vaker (deels) geautomatiseerd kunnen worden (Est et al. 2015, Went et al. 2015). Anderzijds zijn er sectoren, zoals techniek en ICT, die een steeds grotere behoefte hebben aan hoogopgeleid personeel en waar het lastig is om voldoende gekwalificeerde mensen te krijgen. Tot slot zien we in alle sectoren een toename van stress- en burn-out klachten, die deels gerelateerd zijn aan traditionele, functioneel ingerichte organisaties. Het bovenstaande biedt geen rooskleurig beeld voor grote groepen in de samenleving en vanuit een breed Platform Arbeid willen we de thema’s op het terrein van arbeid vanuit meerdere perspectieven benaderen en in samenhang beschouwen.
Onder de werktitel Graanrepubliek 2.0 wil de gemeente Oldambt meerdere bestaande en nieuwe projectideeën bundelen om de brede welvaart in de gemeente te versterken en de vergroten. Uitgangspunt is dat deze bundeling moet zorgen voor volume, focus en elkaar versterkende bouwstenen die, doordat ze in samenhang worden ontwikkeld en uitgevoerd, tot nog meer impact leiden. Om hiertoe te komen is een verkenning uitgevoerd om de concrete kansen voor samenwerking en verbinding in beeld te brengen. Tijdens een veel individuele gesprekken en een aantal inspiratiesessies met stakeholders kwamen de volgende thema’s naar voren als kansrijk om als gemeenschap in te investeren: landbouw, erfgoed, toerisme, onderwijs, arbeidsmarkt en innovatie. Dit voorstel beschrijft een structuur om deze thema’s te verbinden en de stakeholders die hieraan werken te ondersteunen zodat in synergie meer impact wordt gerealiseerd. Het gaat in dit voorstel echter niet alleen om een structuur. Binnen verschillende schakels, de zogenaamde fieldlabs, wordt ook hard gewerkt door verschillende stakeholders. Rond thema’s wordt samengewerkt aan nieuwe producten, nieuwe verbindingen, nieuwe modellen, meer kennis en ervaring om de regio vooruit te helpen en duurzame lijnen te bouwen. Zodende wordt er niet alleen gedacht en gepraat over, maar ook gewerkt aan regionale innovatie.