Inzichten in taalverwerving laten zien dat actieve participatie belangrijk is bij het leren. Leerlingen die over nieuw te leren stof praten, met elkaar en met de docent, vergroten hun inhoudelijke kennis en versterken hun mondelinge taalvaardigheid. Dit onderzoek is opgezet vanuit de vraag of docenten in het huidige voortgezet onderwijs ook daadwerkelijk leerlingen de ruimte geven om te praten, en hoe ze dat doen. En of leerlingen de ruimte nemen om te praten. Behalve om de vraag naar wat leerlingen en docenten doen, gaat het in dit onderzoek ook om de vraag hoe leerlingen en docenten denken over dit meepraten. De vraag is met name toegespitst op het denken en doen van vmbo-leerlingen en van vakdocenten (Administratie en Aardrijkskunde), met name tijdens het introduceren van nieuwe stof. Het onderzoek is ingebed in het lectoraat Lesgeven in de multiculturele school van de Hogeschool Utrecht, onder leiding van lector Maaike Hajer, waarin het Landelijk Steunpunt Educatie Molukkers participeert.
De reclassering geeft haar cognitieve vaardigheidstrainingen vooral in groepen. Solo is de enige training die deelnemers een-op-een volgen. In dit vooronderzoek kijken we of Solo werkzaam is en voorziet in een behoefte. Over Solo Solo is afgeleid van het Engelse geaccrediteerde programma One-To-One. In 2016 zijn wijzingen op de programma-inhoud aangebracht: Solo heeft een praktischer insteek gekregen en is meer op de Nederlandse reclasseringspraktijk aangepast. Anno 2021 is opnieuw behoefte aan aanpassing: de sessies dienen meer op de leerdoelen te worden afgestemd en de delictanalyse kan eenvoudiger worden ingericht. Doel In dit onderzoek willen we het nut en de noodzaak voor de doorontwikkeling van Solo vaststellen, op basis van onderstaande vragen: Wat is de werkzaamheid van Solo? Op welke wijze sluit Solo aan op de behoeften van groepen cliënten en op de veranderende context? Welke regio’s voeren Solo uit (wat zijn redenen om Solo niet uit te voeren)? Welke suggesties voor doorontwikkeling worden gedaan? Als Solo bruikbaar en toepasbaar is, volgt de doorontwikkeling in een later stadium. Looptijd 01 oktober 2021 - 31 januari 2022 Aanpak Voordat aanpassingen in de training zullen worden gedaan, doen we een behoeftepeiling. Managers, coaches, trainers en deelnemers vormen de doelgroep van deze behoeftepeiling. Het vooronderzoek geeft concrete handvatten voor de doorontwikkeling en implementatie van Solo. Er worden meerdere onderzoeksmethoden ingezet: Literatuurstudie Enquête Semi-gestructureerde interviews bij reclasseringswerkers en cliënten Evaluatieformulieren bij cliënten Data-analyse IRIS Downloads en links
De beroepsgroep van diëtisten staat voor de uitdaging om de bijdrage van diëtistische zorg in de behandeling transparanter te maken. Het aantonen van (kosten)effectiviteit van de behandeling wordt door de beroepsgroep gezien als een urgente en noodzakelijke voorwaarde voor de continuïteit van de bedrijfsvoering en als wapen tegen dreigende bezuinigingen door overheid en zorgverzekeraars. Diëtisten hebben bovendien te maken met de toegenomen marktwerking in de zorg. De afgelopen jaren hebben steeds meer organisaties voor Thuiszorg afdelingen diëtetiek afgestoten en zijn diëtisten als zelfstandig ondernemer verder gegaan. Meer dan ooit wordt de noodzaak gevoeld om de toegevoegde waarde van de diëtist inzichtelijk te kunnen maken in onderhandelingen met zorgverzekeraars en zorggroepen. Zoals een diëtist het verwoordt: ?Zorgverzekeraars zullen in toenemende mate eisen stellen aan het aantonen van meerwaarde van dieet-behandeling en willen resultaat zien.? Van daaruit ontstaat vanuit de beroepspraktijk de vraag: ?Hoe kunnen we de meerwaarde van de diëtist aantonen op het niveau van de eigen praktijk én als beroepsgroep als geheel?? Eenduidige registratie en evaluatie van doelen van dieetbehandeling is een voorwaarde om uiteindelijk de (kosten)effectiviteit van de dieetbehandeling te kunnen aantonen. Op dit moment wordt binnen diëtistenpraktijken niet eenduidig geregistreerd, gemeten en geëvalueerd. Diëtisten zijn zich hiervan bewust en hebben de wens geuit op niveau van eigen praktijk, groepspraktijk en zelfs landelijk te willen komen tot een afstemming over registratie van data (welke data, op welk meetmoment en op welke manier). In diverse kleine voortrajecten hebben diëtisten uit het werkveld, samen met het lectoraat Voeding in relatie tot Sport en Gezondheid (VSG) van de HAN, toegewerkt naar een keuze voor doelen, meetinstrumenten en meetmomenten voor dieetbegeleiding bij cardiovasculair risicomanagement (CVRM). Een belangrijke en nog te beantwoorden vraag is of de gekozen methoden werkbaar en inpasbaar zijn in de dagelijkse praktijkvoering.
Aanleiding onderzoek: Voor veel patiënten met een chronische aandoening die bijeen behandelaar komen, geldt dat hun klacht meer is dan enkel het acute gezondheidsprobleem. Klachten zijn het gevolg van complexe interacties tussenfysiek, psychologisch en/of sociaal functioneren, en deze moeten als zodanig worden aangepakt. Wetenschappelijke richtlijnen schieten voor deze complexere patiënten vaak tekort, omdat deze vanuit een enkel gezondheidsprobleem redeneren. Mogelijk biedt de N-of-1 benadering soelaas. Met deze benadering kan bij iedere patiënt met chronische klachten in de praktijk met een wetenschappelijke methode de optimale behandeling worden gevonden. Probleemstelling: Hoe kunnen we de samenwerking in de praktijk tussenbehandelaar en patiënt meer wetenschappelijk insteken zonder dat we de toegankelijkheid van de zorg belemmeren? Dit houdt in dat we willen onderzoeken hoe we de aanpak van N-of-1 zodanig kunnen vormgeven dat de behandelaar voorde patiënt een op maat gemaakt, motiverend traject op kan stellen, waarin wetenschappelijk redeneren als vanzelf deel gaat uitmaken van de praktijk. Daarnaast is het van belang om de patiënt correct te motiveren en ondersteunen bij het zelfmonitoren en uitdiepen van zijn gezondheidstoestand, van iemand die passief zorg ondergaat naar casemanager van eigen gezondheidsprobleem. Voorgestelde uitvoering: Het onderzoek start met semi-gestructureerde diepte-interviews over de onderzoeksvragen met 3 patiënten, 3 algemene behandelaars, 2wetenschappelijk geschoolde behandelaars en 2 wetenschappers die bekend zijn met N-of-1. Obv de interviews starten we met dezelfde 3 patiënten een pilot waarin we enkele implementeerbare strategieën uitvoeren. Deze pilot wordt wekelijks geëvalueerd met patiënt en behandelaar. Geplande deliverables: Hieruit volgt inzicht in haalbaarheid van N-of-1 benaderingen bij complexe ziektebeelden en de praktische implementatie van wetenschappelijk redeneren. Deze input willen we gebruiken om een grotere subsidieaanvraag te faciliteren waarin we een wetenschappelijk framework voor de dagelijkse behandelpraktijk willen ontwikkelen en toetsen. Deelnemers: Fysiotherapie Thermion, RadboudUMC, HAN, PNA Group