Presentatie op de Inholland Themadag Langstuderen, locatie Haarlem.
DOCUMENT
El objetivo principal de esta investigación es determinar la calidad de agua del Pozo de Miramar y el Río de Miramar. Se realizaron 3 idas a Miramar una visita exploratoria para aplicar una encuesta y 2 viajes para recolectar muestras de diferentes puntos estratégicos para el análisis del agua de la comunidad; Se realizaron 12 pruebas a las muestras del agua las cuales son: pH, Temperatura, Fosfato, Nitrato, Turbiedad, Conductividad, Salinidad, Oxígeno Disuelto, DBO, Coliformes Totales, Coliformes Fecales, Enterococos Fecales.Con los valores obtenidos en el laboratorio de las muestras tomadas en los diferentes puntos de la comunidad se pudo determinar un Índice de calidad de Agua para los puntos como los del río y el pozo. Dando como resultado la calidad de agua del río en mala y el pozo en regular. El agua muestreada en las casas y escuela se comparó con la legislación vigente para agua potable dando un resultado desfavorable ya que hay evidencia que está contaminada por la bacteria E. Coli.Incluso se desarrolló un prototipo de aplicación tipo Android para que calculara el Índice de calidad del agua por el método sumativo de Brown, este prototipo tiene como objetivo asistir a los investigadores para llevar un registro de los resultados y un orden cronológico de manera más accesible. Se llegó a la conclusión de que el agua que es transportada a la comunidad desde el pozo está contaminada y por lo tanto puede causar enfermedades tras su consumo a los habitantes.
DOCUMENT
Teneinde het opnemen van onderzoeksvaardigheden in het curriculum van de Faculteit Educatieve Opleidingen van de Hogeschool Utrecht te vergemakkelijken en ter ondersteunen, vonden wij het zinvol om een stuk te schrijven over de vermeende tegenstelling tussen kwalitatief en kwantitatief onderzoek. Een belangrijk uitgangspunt is dat we niet uitgaan van een in de wandelgangen vaak gehoorde tegenstelling tussen universitair en hogeschool onderzoek, waarbij de universiteit kwalificaties als fundamenteel en theoretisch opeist en de praktische kruimels voor het hoger beroepsonderwijs wil laten liggen. Wij gaan daar niet van uit omdat wij geen fundamenteel verschil zien tussen fundamenteel onderzoek en toegepast onderzoek. De grondslagen, de redeneringen, de systematiek zijn in beide gevallen hetzelfde. Op de achtergrond speelt, in ieder geval bij de humaniora van de hoge scholen, nog een andere tweedeling een rol: kwantitatief versus kwalitatief onderzoek. Belangrijke kenmerken van kwantitatief onderzoek zoals ingewikkelde onderzoeksdesigns, grote steekproeven en gecompliceerde statistische analyses zouden het natuurlijk domein van universiteiten zijn. Ook dit werpen we verre van ons. Volgens onze opvatting gaat het in de eerste plaats om 'goed onderzoek' en goed onderzoek vereist niet persé een kwalitatieve benadering of een kwantitatieve benadering. Goed onderzoek geeft in de eerste plaats een antwoord op een vraag die gesteld wordt: de probleemstelling. Zoals het overgrote deel van onderzoekers tegenwoordig rekenen wij ons niet tot kwantitatieve onderzoekers of tot kwalitatieve onderzoekers. Met behulp van onderzoek willen wij een slechts een antwoord geven op de gestelde vraag, de probleemstelling.
DOCUMENT
De Q-sort is een manier om objecten (bv. stimuli, uitspraken, attitudes, woorden, foto's, opstelkenmerken, persoonlijkheidstrekken, etc. etc.) door één of meer personen te laten rangordenen. De resultaten van één of meer Q-sorteringen kunnen objectief geanalyseerd worden. Een onderzoeker vraagt zich bijvoorbeeld af: a) op welke opstelkenmerken letten docenten vooral wanneer zij opstellen nakijken? b) welke typen opstelbeoordelaars kan men onderscheiden? Teneinde deze vragen te beantwoorden, verzamelt de onderzoeker (bv. via literatuurstudie, via interviews, etc.) een groot aantal opstelkenmerken. Een aantal voorbeelden van opstelkenmerken zijn: 1) Ik let op "grammaticale fouten" 2) Ik let op "foutieve samentrekkingen" 3) Ik let er op "of zinnen voor tweeërlei uitleg vatbaar zijn 4) Ik let op "de originaliteit van het opstel" 5) Ik let op de "leesbaarheid van het opstel" 6) Ik let op de "overredingskracht van het opstel"
DOCUMENT
In KG-18 hebben we verschillende grafieken laten zien. Een veel gebruikte grafische figuur in de statistiek is de zogenaamde boxplot. Weliswaar wordt deze niet vermeld bij de standaard keuzemogelijkheden onder de Wizard Grafieken, toch is het mogelijk om deze figuur met behulp van Excel te tekenen. KG-20 opent met het tekenen van een boxplot. Het tweede onderwerp is het berekenen van de Cronbachs alfa, andere woorden hiervoor zijn homogeniteitsindex of coëfficiënt alfa. Beide begrippen worden zo vaak gebruikt in onderzoeksrapporten en artikelen dat we gemeend hebben dit onderwerp in dit KG te bespreken. Bovendien geeft dit ons de mogelijkheid om de veelzijdigheid van Excel te demonstreren. Deze KG-publicatie is het logische vervolg op KG-18. In het laatste hoofdstuk van KG-18 hebben we een aantal rekenschemas gemaakt voor het berekenen van kengetallen zoals het gemiddelde, de variantie en de correlatiecoëfficiënt. Natuurlijk kunt u dergelijke kengetallen ook met een functie in Excel opvragen. Werken en spelen met dergelijke rekenschemas is echter van onschatbare waarde om de betekenis van kengetallen te illustreren en eigen te maken. De lezer ziet immers meteen hoe een kengetal verandert als hij of zij de ruwe gegevens wijzigt waarop dit kengetal gebaseerd is.
DOCUMENT
Jaarlijks wordt een aanzienlijk deel van de Nederlandse burgers en bedrijven slachtoffer van onlinecriminaliteit. Hieronder vallen zowel nieuwe delicten, zoals het hacken van een emailaccount of het platleggen van een website (ook wel cybercriminaliteit), als traditionele vormen van criminaliteit waarbij ICT een steeds belangrijkere rol speelt, zoals onlinefraude of onlinebedreigingen (ook wel gedigitaliseerde criminaliteit). Uit eerdere studies blijkt dat ondanks deze hoge prevalentie van onlinecriminaliteit, slachtoffers zelden aangifte doen bij de politie. Er is echter nog weinig bekend over de delict- en persoonskenmerken die samenhangen met de aangiftebereidheid van slachtoffers van onlinecriminaliteit, de motieven die slachtoffers hebben om wel of juist niet aangifte te doen en de tevredenheid van slachtoffers die aangifte deden. Om deze lacune in onze kennis over aangiftebereidheid na onlinecriminaliteit te voorzien wordt in dit onderzoek zowel het beoogde als daadwerkelijke aangiftegedrag van burgers en ondernemers onderzocht.
DOCUMENT
-
DOCUMENT
De uitbraak van het COVID-19 virus (i.e., coronavirus) in December 2019 in de Chinese stad Wuhan heeft een grote impact gehad op de manier van leven over de gehele wereld. Op 27 februari 2020 werd de eerste besmetting met het coronavirus in Nederland vastgesteld, waarna het aantal besmettingen snel opliep. Om de verdere verspreiding van het virus zo veel mogelijk te beperken werden er in Nederland – net als in de vrijwel alle andere landen –diverse vrijheid beperkende maatregelen ingesteld. Van 23 maart 2020 tot 1 mei 2020 gold in Nederland een zogenaamde ‘intelligente lockdown’ en werden mensen gevraagd om afstand van elkaar te houden, zo veel mogelijk thuis te blijven en werken, en werden scholen, sportclubs, horeca en winkels gesloten. In de twee jaar na de start van deze intelligente lockdown volgden er verschillende periodes met op- en afschalingen van restricties, waaronder nog twee ‘harde lockdowns’ die ingingen in december 2020 en december 2021. Vanzelfsprekend hebben deze maatregelen een grote invloed gehad op onze manier van leven en werken en hebben er waarschijnlijk nog nooit zoveel Nederlanders tegelijk vanuit huis gewerkt als tijdens de coronacrisis. Dit heeft ook geleid tot veranderingen op het gebied van criminaliteit. In het eerste jaar van de coronapandemie lag het aantal geregistreerde misdrijven in Nederland ongeveer 6 procent lager dan in dezelfde periode in het jaar daarvoor, waarbij de verschillen het grootst waren tijdens de periodes met de strengste maatregelen (i.e., de intelligente lockdown en harde lockdown). Deze daling in geregistreerde criminaliteit was met name duidelijk terug te vinden onder misdrijven die doorgaans gepleegd worden als het slachtoffer niet in zijn of haar eigen huis is, zoals woninginbraak, zakkenrollenrij en fietsendiefstal (Kruisbergen et al., 2021). Voor huiselijk geweld, wat doorgaans binnen het eigen huis(houden) plaatsvindt, werd juist gevreesd voor een toename, maar deze lijkt achterwege te zijn gebleven in Nederland (Coomans et al., 2022). Ook hebben verschillende experts in de media gewezen op de cyberrisico’s van thuiswerken.1 Dit is in het bijzonder voor midden- en kleinbedrijven (mkb) zeer relevant omdat mkb-bedrijven de ruggengraat vormen van de Nederlandse economie (zij zijn verantwoordelijk voor 63% van het Bruto Binnenlands Product, 71% van de werkgelegenheid, en een totale omzet van 1023 miljard euro)2 , terwijl we ook weten dat deze groep bedrijven relatief vaak slachtoffer wordt van cyberaanvallen en weinig middelen ter beschikking heeft om zich hiertegen te wapenen (Leukfeldt, 2018). Tegelijkertijd zijn mkb-bedrijven waarschijnlijk niet goed ingericht op het ondersteunen van (massaal) thuiswerken en hebben daarom in allerijl en met veelal beperkte middelen moeten improviseren om het thuiswerken mogelijk te maken. Dit onderzoek richt zich daarom op de vraag in hoeverre de uitbraak van het coronavirus en de daarmee gepaard gaande toename in thuiswerken gedurende de pandemie geleid hebben tot meer cyberonveiligheid voor zowel burgers als het mkb en wat we hiervan kunnen leren voor de toekomst. Hierbij kijken we naar de aard en omvang van dreigingen en incidenten en naar de impact die incidenten hebben gehad. Dit geeft inzicht in de wijze waarop plotselinge verschuivingen van offline naar online activiteiten leiden tot nieuwe cyberrisico’s en is voor het mkb van groot belang om te kunnen beoordelen welke maatregelen zij kunnen en moeten nemen ten tijde van crises en wat die maatregelen mogen kosten. Uit eerder onderzoek weten we dat mkb-bedrijven weinig inzicht hebben in cyberrisico’s (doordat aard en omvang vaak onduidelijk zijn) en daardoor niet weten welke maatregelen zij moeten treffen (Notte et al., 2019). Daarnaast hebben mkb-bedrijven vaak weinig middelen en kennis in huis om zich goed te kunnen wapenen tegen cybercriminelen. Drie onderzoeksvragen staan dan ook centraal in dit onderzoek: 1) In hoeverre is de aard en omvang van cybercriminaliteit veranderd tijdens de coronapandemie? 2) Wat waren de gevolgen van slachtofferschap van cybercriminaliteit tijdens de coronapandemie? 3) Is er een relatie tussen veranderingen in internetgebruik en slachtofferschap van cybercriminaliteit tijdens de coronapandemie? Om deze vragen te beantwoorden analyseren we in fase 1 van dit onderzoek eerst de bestaande literatuur en interviewen we tien experts van de politie, cybersecuritybedrijven en andere relevante stakeholders. De literatuurstudie en verkennende interviews gebruiken we vervolgens in fase 2 van dit onderzoek om een vragenlijst te ontwikkelen die we hebben uitgezet onder een steekproef van burgers en een steekproef van mkb’ers om de aard, omvang en impact van slachtofferschap in kaart te brengen.3 Hierdoor wordt een uniek beeld verkregen van de effecten van het coronavirus en veranderingen in ons internetgebruik.
DOCUMENT
Door het coronavirus hebben onze studenten te maken met grote veranderingen in hun dagelijks leven. Onderzoekers van de Universiteit Antwerpen en de Universiteit Gent hebben het initiatief ondernomen om een grote internationale studie op te zetten. Doel van de internationale studentenwelzijnsstudie1 (C19 ISWS) is inzicht te krijgen in (veranderingen in) het welzijn van studenten door de coronacrisis. Hypothesen zijn dat 1) de COVID-19 epidemie en de 2) overheids- en 3) instellingsmaatregelen een significante impact hebben op het psychosociaal welzijn van de studentenpopulatie. Dit rapport gaat over de eerste resultaten van onze hogeschool en bevat de resultaten op de volgende thema’s: 1) Studentenwelzijn 2) Student engagement 3) Het coronavirus en zorgen om besmetting 4) Studietevredenheid 5) Leefgewoonten en (on)gezond gedrag 6) Het coronavirus: feiten en fabels
DOCUMENT
De rol van advies in mkb-financiering is cruciaal, omdat twee van de drie ondernemers gebruik maakt van extern financieel advies (Van der Veen, Van Teeffelen, Ibrahimovic en Lentz, 2015). Hoe goed zijn adviseurs op de hoogte van nieuwe financieringsvormen en het combineren daarvan? Vier typen financieel adviseurs zijn met elkaar vergeleken: bankiers, accountants, MKB Kredietcoaches en onafhankelijke financieringsadviseurs. Elk van de vier steekproeven betreft adviseurs die relatieve voorlopers zijn in hun beroepsgroep bij mkb-financiering. Het onderzoek is onder een beperkte groep van 166 respondenten uitgevoerd. De uitkomsten bieden een eerste indruk, gezien de kleine omvang en selecte steekproeftrekking. Bankiers lijken meer bekend met financieringsvormen die zij zelf verstrekken. Meer dan andere adviseurs gaat hun voorkeur uit naar bancaire financieringsvormen. Verder lijken accountants minder kennis te hebben van een aantal financieringsvormen dan de andere adviseurs. Het betreft hier onder meer de verschillende vormen van risicokapitaal, crowdfunding en factoring. Ook weten accountants minder af van gestapeld financieren en wijken af in hun financieringskeuzes voor werkkapitaal en productontwikkeling. Dat MKB Kredietcoaches – zelf ook accountants - in kennis, advies en keuzes van financiering meer overeenkomen met bankiers en zelfstandig financieel adviseurs, houdt vermoedelijk verband met de specifieke financieringsopleiding die zij hebben gevolgd.
DOCUMENT