In 1960 Kevin Lynch analysed the ‘city-image’ in The Image of the City; seven years later American artist Robert Smithson surveyed the suburb of Passaic in ‘A Tour of the Monuments of Passaic, New Jersey’. Both approaches use narrativity as an instrument to connect urban space with the lived experience of its users. Where Kevin Lynch analyzes the visual perception and mental representation (‘imageability’) of the postwar American metropolis, Robert Smithson explores the temporality of its peripheral terrain vague. Where Kevin Lynch frames his inquiry within then-current conventions of perception and cognition, Robert Smithson rejects these conventions precisely because they do no justice to his experience of the suburb and offer him no method to analyze or describe it. In his analysis, there is no coherent map of the territory, no mental representation to consult. How does Smithson’s practice relate to the paradigm of ‘imageability’? What is being narrated, and how does narrativity operate? By juxtaposing the two approaches this text reflects on some ideas and issues that surround a narrative analysis of urban landscape.
Bezoekers aan een nieuwe stad willen graag zo persoonlijk mogelijke informatie over bezienswaardigheden van hun bestemming, maar ook over aanwezige horecagelegenheden. Veel bezoekers zijn onbekend met de stad en het horeca aanbod en gaan op zoek naar informatie. Aan de aanbodkant zijn er horecagelegenheden die graag hun aanbod bekend willen maken aan een voor hen relevante groep bezoekers. De behoefte aan deze matchmaking is nu extra actueel omdat Leeuwarden in 2018 Europees Culturele Hoofdstad is. Naar verwachting zullen er dan 4 miljoen bezoekers naar Leeuwarden komen om de stad en allerlei evenementen en tentoonstellingen te bezoeken. Dit KIEM project wil met gebruik van beschikbare data van Facebook-accounts en nieuw onderzoek naar het horeca-aanbod in Leeuwarden de bezoekers en de horecagelegenheden op een gepersonaliseerde manier matchen. In dit onderzoek zal gekeken worden welke (combinatie van) persoonskenmerken van bewoners te relateren zijn aan de horeca voorkeuren en in welke mate dit een voorspellende waarde heeft voor bezoekers.
Aanleiding: Automatisering kan leiden tot beter gebruik van materialen en afval reduceren. Dit brengt verbeteringen met zich mee voor 'people, planet and profit' (PPP) - mensen, het milieu en de winst. Een specifieke vorm van automatisering, de ontwikkeling van zelfrijdende auto's en vrachtauto's, gaat snel. Maar om zelfrijdende voertuigen beschikbaar te maken is er nog veel onderzoek en ontwikkeling nodig op verschillende gebieden. Er zijn nog veel vragen te beantwoorden op het gebied van onder andere truckontwerp, betrouwbare software, aansprakelijkheid, trajectplanning en logistiek. Doelstelling Het doel van het Intralog-project is om voor de maatschappij en de private sector een significante bijdrage te leveren aan de mogelijkheden van zelfrijdende voertuigen in de commerciële transportsector. Het Intralog-project onderzoekt de toegevoegde waarde voor PPP van 'automated guided trucks' (AGT's) aan logistieke operaties bij distributiecentra en interterminal/intermodal traffic hubs. Dit gebeurt in twee stappen: 1) het identificeren van het potentieel met betrekking tot de vraag vanuit de logistieke omgeving; 2. het ontwerpen, realiseren, testen en valideren van mogelijke strategieën voor het implementeren van AGT's in een logistiek scenario. Beoogde resultaten Het concrete resultaat van het project bestaat uit onderzoekstools en hardware- en softwaremodellen voor Intralog. Deze bieden een goede mogelijkheid om de opgedane kennis te verspreiden. De projectdeelnemers zullen bijdragen aan workshops, tentoonstellingen en in Nederland georganiseerde symposia. De onderzoeksresultaten verspreiden ze op conferenties en door middel van publicaties in technische vakbladen. De uiteindelijke Intralog-resultaten worden gepresenteerd op een afsluitend congres. De resultaten zullen worden samengevat in een boekje.
Dit project heeft als hoofddoel het ontwikkelen en testen van een laagdrempelige prototype toolset waarmee tentoonstellingen - zonder ingewikkelde technologie - virtueel kunnen worden ge(re)construeerd. Tentoonstellingen hebben een beperkte levensduur. Veel informatie die de beleving van een expositie bepaalt, is na afloop verloren. Met name geldt dit voor inrichting en vormgevingsaspecten, die zeer bepalend zijn voor de beleving. Virtual Reality (VR) biedt mogelijkheden om deze informatie te reconstrueren en te behouden en de bezoeker een impressie te geven van de ‘look-and-feel’ van een expositie. Op deze manier kunnen musea hun geschiedenis op aansprekende wijze archiveren en succesvolle of baanbrekende tentoonstellingen uit hun verleden opnieuw toegankelijk maken. De VR ruimtes bieden ook mogelijkheden voor innovatief onderzoek en onderwijs en voor het ontwerpen en presenteren van nieuwe tentoonstellingen. Hiertoe zal een koppeling naar bestaande digitale beeldarchieven worden onderzocht, om een dynamische link tussen online databases en virtuele ruimtes tot stand te brengen. De potentie van de toolset en het concept van de virtueel gereconstrueerde tentoonstelling zal worden onderzocht aan de hand van een pilot met een vanuit Theaterwetenschappen ingebrachte casus: de spraakmakende, allereerste Internationale Theatertentoonstelling in het Stedelijk Museum (Amsterdam, 1922). De virtuele reconstructie van deze tentoonstelling en de toolset die hiervoor zal worden ontwikkeld zullen uitgebreid worden geëvalueerd met conservatoren, onderzoekers, studenten en tentoonstellingsontwerpers. De pilot zal derhalve leiden tot een reflectie op de toepassingsmogelijkheden van VR in de museale wereld, een demonstrator produceren van VR als archiveringsinstrument, en een prototype vormen dat doorontwikkeld kan worden in een vruchtbare publiek-private-academische samenwerking.