In de onregelmatig verschijnende serie over ombudsmannen met een specifiek taakgebied stellen we hier de ombudsman Zorgverzekeringen aan je voor. Sinds vorig jaar is dat Frederique van Zomeren. Zij legt uit waarom zij een en ander van de werkwijze aanpaste en hoe goed dat uitpakt.
DOCUMENT
Kijkend naar de ontwikkelingen in de medische en farmaceutische zorg, concludeer ik dat het belang van innovaties niet altijd in overeenstemming is met de snelheid waarmee die innovaties hun plek krijgen in het standaardhandelingsarsenaal van zorgverleners. Veranderingen in de zorg gaan vaak langzaam en doorbraken worden slecht herkend. De vraag is hoe dit komt. Er blijken vele factoren van invloed op het mogelijke succes van een innovatie. Van groot belang is het inzicht dat innoveren meer is dan iets bedenken en dan maar aannemen dat het wel zal worden opgepikt door de (potentiële) doelgroep. Het aan de man brengen (‘dissemineren’) van de innovatie is mede bepalend voor een succesvolle implementatie. In de farmaceutische zorg is voor deze overbruggingsfunctie een belangrijke rol weggelegd voor de farmakundige. Mijn lectoraat, dat is gekoppeld aan de opleiding Farmakunde, zal zich bezighouden met het onderzoek naar het proces om farmaceutische innovaties te dissemineren. In deze openbare les licht ik de context en consequenties van dit onderzoeksthema nader toe. Ik begin met een uitleg van de farmakundige en diens toegevoegde waarde in het werkveld (hoofdstuk 1), en vervolg met een korte beschrijving van recente veranderingen binnen de zorg (hoofdstuk 2). In het begeleiden van die veranderingen ligt een belangrijke meerwaarde van de farmakundige, en de missie van dit lectoraat. Daarna (hoofdstuk 3) beschouwen we het innoveren in de (farmaceutische) gezondheidszorg in meer detail. Hoofdstuk 4 geeft diverse handvatten voor het kiezen van de juiste interventies om de afstand tussen de innovator en de toekomstige gebruiker te overbruggen en zodoende de toegang voor de gebruiker tot de innovatie te verbeteren. De keuze van de onderzoekslijnen van mijn lectoraat, zoals in hoofdstuk 5 beschreven, is daarvan afgeleid
DOCUMENT
The traditional paternalistic approach in health care is increasingly developing towards a patient-centered care (PCC) approach. However, not all patients are able to take advantage of the positive effects of PCC. Inadequate health literacy (HL) is an important limiting factor in the ability of patients to take on an active role and exchange information with their health care provider effectively. A provenly effective approach to improvement of provider-patient interaction and health outcomes is the use of health-related questionnaires. The aim of the research project described within this thesis was to adapt the most frequently-used questionnaire in Dutch physical therapy practice and add information and communication technology to it. A Dutch and Turkish version of the tool called Talking Touch Screen Questionnaire (TTSQ) was developed and evaluated on both usability and validity aspects. The current prototype of the tool does not yet fully solve the problems native and minority patients with low (health) literacy have with completing the adapted questionnaire. Big challenges in future development and testing the TTSQ are the recruitment of vulnerable members of the hard-to-reach native and minority target populations and finding research methods that suit the abilities and needs of these participants. This is expected to be a very challenging, labor- and time-consuming process. On the other hand, having a usable, valid and reliable TTSQ may well save a lot of time and money in both research and clinical practice in the future.
DOCUMENT
Patiëntdata uit vragenlijsten, fysieke testen en ‘wearables’ hebben veel potentie om fysiotherapie-behandelingen te personaliseren (zogeheten ‘datagedragen’ zorg) en gedeelde besluitvorming tussen fysiotherapeut en patiënt te faciliteren. Hiermee kan fysiotherapie mogelijk doelmatiger en effectiever worden. Veel fysiotherapeuten en hun patiënten zien echter nauwelijks meerwaarde in het verzamelen van patiëntdata, maar vooral toegenomen administratieve last. In de bestaande landelijke databases krijgen fysiotherapeuten en hun patiënten de door hen zelf verzamelde patiëntdata via een online dashboard weliswaar teruggekoppeld, maar op een weinig betekenisvolle manier doordat het dashboard primair gericht is op wensen van externe partijen (zoals zorgverzekeraars). Door gebruik te maken van technologische innovaties zoals gepersonaliseerde datavisualisaties op basis van geavanceerde data science analyses kunnen patiëntdata betekenisvoller teruggekoppeld en ingezet worden. Wij zetten technologie dus in om ‘datagedragen’, gepersonaliseerde zorg, in dit geval binnen de fysiotherapie, een stap dichterbij te brengen. De kennis opgedaan in de project is tevens relevant voor andere zorgberoepen. In dit KIEM-project worden eerst wensen van eindgebruikers, bestaande succesvolle datavisualisaties en de hiervoor vereiste data science analyses geïnventariseerd (werkpakket 1: inventarisatie). Op basis hiervan worden meerdere prototypes van inzichtelijke datavisualisaties ontwikkeld (bijvoorbeeld visualisatie van patiëntscores in vergelijking met (beoogde) normscores, of van voorspelling van verwacht herstel op basis van data van vergelijkbare eerdere patiënten). Middels focusgroepinterviews met fysiotherapeuten en patiënten worden hieruit de meest kansrijke (maximaal 5) prototypes geselecteerd. Voor deze geselecteerde prototypes worden vervolgens de vereiste data-analyses ontwikkeld die de datavisualisaties op de dashboards van de landelijke databases mogelijk maken (werkpakket 2: prototypes en data-analyses). In kleine pilots worden deze datavisualisaties door eindgebruikers toegepast in de praktijk om te bepalen of ze daadwerkelijk aan hun wensen voldoen (werkpakket 3: pilots). Uit dit 1-jarige project kan een groot vervolgonderzoek ‘ontkiemen’ naar het effect van betekenisvolle datavisualisaties op de uitkomsten van zorg.
Dossiervorming speelt een grote rol binnen de fysiotherapie. Behandelingen worden minutieus vastgelegd en patiënten vullen vragenlijsten in over het beloop van hun klacht. Fysiotherapeuten willen deze data inzetten om grip te krijgen op hun behandeltrajecten. Praktijken die kwalitatief goede, effectieve en doelmatige zorg leveren, ontvangen namelijk de hoogste behandeltarieven van zorgverzekeraars. Eigenaren van fysiotherapiepraktijken ervaren twee belangrijke knelpunten bij het verzilveren van hun eigen data. Ze hebben namelijk zelf geen toegang tot deze gegevens. Daarnaast krijgen praktijken alleen informatie op basaal niveau teruggekoppeld en dat is niet toereikend om de kwaliteit van de fysiotherapeutische zorg te verbeteren. Het lectoraat Performing Arts Medicine van Codarts Rotterdam heeft veel expertise op het gebied van dossiervorming binnen de (para)medische zorg, sport en podiumkunsten. Fysiotherapie-praktijken hebben daarom het lectoraat benaderd om gezamenlijk te werken aan betekenisvolle dossiervorming. Doel van het project is om patiëntgegevens en behandelgegevens tussen fysiotherapiepraktijken te delen en met deze grootschalige dataset voorspellende modellen te ontwikkelen. Deze predictiemodellen gebruiken praktijken om de patiënttevredenheid te verbeteren. Praktijken met een hoge patiënttevredenheid komen in aanmerking voor hogere behandeltarieven, wat een positief effect heeft op de bedrijfsvoering. De volgende twee onderzoeksvragen staan in het project centraal: 1. Hoe kunnen behandelgegevens op betekenisvolle wijze teruggekoppeld worden aan praktijkeigenaren? 2. Kunnen predictiemodellen opgesteld worden die praktijkeigenaren inzicht geven in het verbeteren van patiënttevredenheid met de fysiotherapeutische zorg? Het project is gericht op kennisontwikkeling en –toepassing en levert de volgende resultaten op: 1. Een dashboard dat relevante behandelinformatie op begrijpelijke wijze terugkoppelt aan fysiotherapeuten en praktijkeigenaren. 2. Predictiemodellen die inzicht geven in het verbeteren van de patiënttevredenheid met de fysiotherapeutische zorg. Het project wordt uitgevoerd door 2 hogescholen (Codarts Rotterdam en Hogeschool van Arnhem en Nijmegen), 1 universiteit (Erasmus Medisch Centrum), 7 mkb-bedrijven (6 fysiotherapiepraktijken en softwareontwikkelaar System4) en 1 beroepsorganisatie (het Nederlands Paramedisch Instituut).
De beroepsgroep van diëtisten staat voor de uitdaging om de bijdrage van diëtistische zorg in de behandeling transparanter te maken. Het aantonen van (kosten)effectiviteit van de behandeling wordt door de beroepsgroep gezien als een urgente en noodzakelijke voorwaarde voor de continuïteit van de bedrijfsvoering en als wapen tegen dreigende bezuinigingen door overheid en zorgverzekeraars. Diëtisten hebben bovendien te maken met de toegenomen marktwerking in de zorg. De afgelopen jaren hebben steeds meer organisaties voor Thuiszorg afdelingen diëtetiek afgestoten en zijn diëtisten als zelfstandig ondernemer verder gegaan. Meer dan ooit wordt de noodzaak gevoeld om de toegevoegde waarde van de diëtist inzichtelijk te kunnen maken in onderhandelingen met zorgverzekeraars en zorggroepen. Zoals een diëtist het verwoordt: ?Zorgverzekeraars zullen in toenemende mate eisen stellen aan het aantonen van meerwaarde van dieet-behandeling en willen resultaat zien.? Van daaruit ontstaat vanuit de beroepspraktijk de vraag: ?Hoe kunnen we de meerwaarde van de diëtist aantonen op het niveau van de eigen praktijk én als beroepsgroep als geheel?? Eenduidige registratie en evaluatie van doelen van dieetbehandeling is een voorwaarde om uiteindelijk de (kosten)effectiviteit van de dieetbehandeling te kunnen aantonen. Op dit moment wordt binnen diëtistenpraktijken niet eenduidig geregistreerd, gemeten en geëvalueerd. Diëtisten zijn zich hiervan bewust en hebben de wens geuit op niveau van eigen praktijk, groepspraktijk en zelfs landelijk te willen komen tot een afstemming over registratie van data (welke data, op welk meetmoment en op welke manier). In diverse kleine voortrajecten hebben diëtisten uit het werkveld, samen met het lectoraat Voeding in relatie tot Sport en Gezondheid (VSG) van de HAN, toegewerkt naar een keuze voor doelen, meetinstrumenten en meetmomenten voor dieetbegeleiding bij cardiovasculair risicomanagement (CVRM). Een belangrijke en nog te beantwoorden vraag is of de gekozen methoden werkbaar en inpasbaar zijn in de dagelijkse praktijkvoering.