‘Hartstikke leuk om een dagje onder collega’s te zijn en te praten over onderwijs, maar wat heb ik erverder aan? Morgen moet ik gewoon weer aan het werk’. Deze houding over de onderwijsconferentie, en misschien wel conferenties in het algemeen, zal velen bekend in de oren klinken. Het is vaak lastig te bepalen wat je nu precies hebt aan een conferentie, wat eruit voortkomt en wat voor impact de conferentie heeft op je dagelijkse werkzaamheden. Dat kan anders, dachten we als kleine groep onderzoekers van verschillende lectoraten van de Hogeschool van Amsterdam. En het moet eigenlijk ook anders, zeker als een zo belangrijk thema als inclusie en diversiteit op de agenda staat.Daarom zijn we aan de slag gegaan om de resultaten en actiepunten die voortkomen uit de onderwijsconferentie van 2017 in kaart te brengen. Dit verslag is daarvan het resultaat. Het is tot stand gekomen door een samenwerking van onderzoekers van drie lectoraten, die bij elkaar gebracht zijn op initiatief van lector Martha Meerman (gedifferentieerd HRM) en de organisatie van de Onderwijsconferentie.
MULTIFILE
Werken aan meer inclusie en participatie van mensen met beperkingen blijkt in de praktijk weerbarstig. Wat is er nodig om aan inclusie te werken? Welke kennis en competenties hebben professionals nodig? Wat wordt van mensen met beperking zelf en hun netwerk gevraagd? Welke werkwijzen en activiteiten dragen bij aan meer inclusie? Antwoorden op deze vragen kan het meedoen en meetellen van mensen met een verstandelijke beperking in de samenleving een stukje dichterbij brengen.
Deze top-up subsidie sluit aan op het project ‘Afstemmen op diversiteit in de klas. De ontwikkeling van een passend professionaliseringspalet voor leraren’. De wens en noodzaak om het onderwijs goed af te stemmen op diversiteit onder leerlingen zijn groter dan ooit binnen onze maatschappelijke context van passend onderwijs, kansenongelijkheid en het streven naar inclusie. Professionele ontwikkeling op dit vlak vindt met name plaats in de scholen, wanneer leraren zich ontwikkelen van basisbekwaam tot vakbekwaam. Het vormgeven van effectieve professionalisering op dit thema is complex. De praktijkvraag van de werkveldpartijen was dan ook: ‘Hoe kunnen leraren door voortgezette professionalisering ondersteund worden om beter af te stemmen op diversiteit?’ In drie deelstudies is deze vraag onderzocht. Eerst zijn differentiatiestrategieën, opvattingen, dilemma’s en factoren in verwachtingsvorming van leraren onderzocht. Daarnaast zijn inhouden en vormen van voortgezette professionalisering die leraren als effectief ervaren voor het afstemmen op diversiteit in kaart gebracht. Op basis van de uitkomsten is een professionaliseringspalet ontwikkeld en geïmplementeerd in vijf scholen. De professionalisering was zo opgebouwd dat leraren op basis van de visie van de school en hun individuele leervragen keuzes maakten uit de leeractiviteiten in het palet en hier in leerteams mee aan de slag gingen. Eigen regie op de professionalisering en afstemming op de diversiteit in de teams werd hiermee beoogd. In de praktijk bleek het nemen van professionele ruimte zowel inhoudelijk als organisatorisch nog geen vanzelfsprekendheid is in scholen. Veel leraren hoopten op sturing en concrete aanbevelingen. Hierop zijn trajecten in de scholen aangepast en is er minder met het professionaliseringspalet gewerkt dan beoogd. De doorontwikkeling van het palet op basis van de behoeften en ervaringen van de leraren tijdens de professionalisering is hierdoor minder goed gerealiseerd dan gepland. Gezien de ontwikkelingen in de beroepspraktijk rondom passend onderwijs en inclusie is een goed ontwikkeld professionaliseringspalet wel wenselijk.
Biodiversiteit is essentieel voor de land- en tuinbouw, maar staat onder druk door maatschappelijke en ecologische uitdagingen. Dit onderzoek richt zich praktische maatregelen om de biodiversiteit rondom kassen in de regio te vergroten, rekening houdend met de mogelijkheden en belangen van telers. Hoewel biodiversiteit rondom kassen risico’s met zich mee kan brengen, zoals plagen en ziekten, biedt het ook kansen voor een duurzamere en veerkrachtigere tuinbouwsector. Het project wordt uitgevoerd in opdracht van SIGN (Stichting Innovatie Glastuinbouw Nederland) en omvat onderzoeklocaties bij verschillende tuinbouwbedrijven en onderwijsinstellingen. In samenwerking met het waterschap, de gemeente en telers worden ecologische biobased vlotten geplaatst in sloten rondom de kassen en wordt via aangepast maaibeheer gunstige condities gecreëerd voor een meer biodivers kruidenrijk (oever)vegetatie, fauna en waterleven in de kasomgeving. Tot slot zal gewerkt worden met kruidenmengsels. De centrale onderzoeksvragen richten zich op effectieve biodiversiteitsmaatregelen en de verdeling van verantwoordelijkheden tussen betrokken partijen. Het onderzoek levert toepasbare en haalbare oplossingen op die direct in de praktijk kunnen worden geïmplementeerd. Dit draagt bij aan een natuurinclusieve glastuinbouw.
Participatieve methoden zijn een steeds meer erkende vorm om sociale, technische en politieke maatschappelijke uitdagingen te onderzoeken. Kunst, design en digitale media hebben potentieel voor het ontwikkelen van positieve relaties tussen verschillende belanghebbenden en nieuwe perspectieven op gedeelde (publieke) ruimtes. Een van die methoden is het creëren en faciliteren van gemedieerde dialogen. Dit instrument wordt gezien als belangrijk instrument om in gezamenlijkheid onze toekomst te bepalen en ruimte te maken voor diversiteit en verschillende perspectieven in gesprek. In dit project onderzoek ik hoe dit instrument optimaal vormgegeven en ingezet kan worden, en hoe digitale technologie daarin kan mediëren. In dit onderzoek verhoud ik me met name tot de participatory design aanpak en dialogic art aanpak. Hoewel deze aanpakken uit kunst en design zeer krachtig kunnen zijn, roepen het ontwerp en de inzet van digitaal gemedieerde dialogen ook vragen op. De centrale vraag is: Hoe kan de digitaal gemedieerd dialoog op een inclusieve manier gefaciliteerd worden in dialogic art practices en hoe kan gedeeld eigenaarschap gestimuleerd worden in het ontwerp van deze gemedieerde dialoog?