Leren is niet alleen een psychologisch proces, maar ook een tijd- en plaatsgebondenproces. Om zicht te krijgen op dit proces zijn kwalitatieve onderzoeksmethodes nodig, betoogt Evert Bisschop Boele. In dit artikel laat hij zien wat het narratief biografisch interview als onderzoeksinstrument ons vertelt over het leren musiceren. Zijn conclusie is dat de scheidslijnen tussen formeel en informeel leren minder hard zijn dan gedacht en dat het zinvoller is te denken in termen van een meervoudig continuüm.
Lectoraten van Hogeschool Utrecht, Hogeschool van Amsterdam en Fontys Hogeschool sloegen, in opdracht van Zestor, de handen ineen om onderzoek te doen naar de professionele ontwikkeling van hbo-docenten in teamverband. De praktijkkwestie die het vertrekpunt voor het onderzoek vormt, is: Hoe kunnen docententeams gezamenlijk leren om hun vakbekwaamheid en professionele identiteit te versterken?
Lector Marco Snoek heeft een belangrijke bijdrage geleverd aan de publicatie ‘Shaping career-long perspectives on teaching’. Deze ‘Guide on policies to improve initial teacher education’ is onlangs gepubliceerd door de Europese Commissie. De guide omvat handreikingen die het resultaat zijn van het werk van de Working Group Schools van de Europese Commissie. De publicatie gaat in op de rol van leraren en hoe leraren in die rol ondersteund kunnen worden door een structuur voor het beroep, die gericht is op een leven lang leren en op samenwerkend leren. Het realiseren van een dergelijke structuur vraagt een nauwe samenwerking van de verschillende stakeholders: ministeries, leraren en schoolleiders. In de Working Group Schools bogen vertegenwoordigers van de verschillende lidstaten zich over de vraag hoe beleid van overheden het continuum van het beroep (de samenhang tussen de lerarenopleiding, de eerste fase van de beroepsuitoefening en de verdere loopbaan van leraren) kan versterken, welke bijdrage leeromgevingen die gericht zijn op samenwerkend leren tussen professionals daar aan kunnen leveren en wat dit vraagt van beleid en van de samenwerking tussen stakeholders bij het ontwikkelen van dit beleid. Marco Snoek vertegenwoordigde daarbij het Nederlandse Ministerie van Onderwijs. De verschillende inzichten die ontstonden op basis van uitwisseling van beleidsaanpakken in verschillende landen zijn vertaald naar aanbevelingen voor beleid. In een TEDlike talk die Marco Snoek op het Europese Education, Training and Youth Forum in Brussels op maandag 19 oktober verzorgde, gaat hij in op de hoofdpunten van de publicatie. Zie: www.vimeo.com/144635675
MULTIFILE
De gemeente Nijmegen, Radboud Universiteit en Hogeschool van Arnhem en Nijmegen hebben vanuit de City Deal Kennis Maken een Strategische Agenda opgesteld bestaande uit zes thema’s: Integrale wijkaanpak, Gezonde stad, Robotisering/digitalisering, Huisvesting voor internationale studenten en onderzoekers, Talentontwikkeling en Ondernemerschap, en Oudste stad. In de periode 2019-2020 trachten wij het City Deal netwerk uit te breiden met het ROC Nijmegen. De projectgelden zullen in 2018-2019 met voorrang worden ingezet voor de projecten Integrale Wijkaanpak en Gezonde Stad, omdat deze in de praktijk de beste inzichten kunnen verschaffen over hoe de duurzame relatie tussen kennisinstellingen en gemeente in de toekomst vorm te geven. Het geld zal besteed worden om studenten te faciliteren in hun werk in de wijk, zoals bijvoorbeeld het organiseren van bijeenkomsten voor wijkbewoners, het betrekken van wijkprofessionals, of het inhuren van externe adviseurs. Waar nuttig worden studenten in staat gesteld zich elders te laten informeren over succesvolle interventies. De resultaten die met deze projecten worden geboekt en de lessen die hieruit worden geleerd, vormen de basis een duurzame samenwerking tussen de partners, gericht op een continue inzet van studenten voor projecten binnen de thema’s van de Strategische Agenda in de jaren daarna. De stuurgroep van de City Deal wordt gevormd door bestuurders/collegeleden van de drie partnerinstellingen. De regie over de projecten komt voor rekening van een ambtelijk programmateam, dat samen met de inhoudelijk trekkers van de thema’s concrete invulling geeft aan de projecten.
In De tentoonstellingsmaker van de 21ste eeuw richten we ons op een aspect dat de laatste jaren steeds dominanter is geworden in het werk van tentoonstellingsmakers in musea: het bieden van een bezoekersbeleving oftewel het inspireren en raken van bezoekers. Dit als aanvulling op de taakstelling van musea om een inhoudelijke boodschap over te brengen (informeel leren). Tentoonstellingsmakers geven aan meer gevalideerde kennis nodig te hebben om goede afwegingen te kunnen maken in het creëren van de bezoekersbeleving en om de feitelijke bezoekersbeleving te kunnen evalueren. Vragen die ook bij betrokken bureaus voor ontwerp en realisatie leven, omdat reflectie op ontwerpkeuzes en hoe deze uitpakken er vaak bij inschiet tijdens de realisatie van museale projecten. Uit gesprekken met al deze partijen is een overkoepelende vraag geformuleerd: Hoe kan ik als tentoonstellingsmaker meer onderbouwde afwegingen maken in het bieden van een bezoekersbeleving zodat bezoekers meer leren over de inhoud van de tentoonstelling én geïnspireerd en geraakt worden? De vraag is natuurlijk hoe een beoogde bezoekersbeleving te realiseren is in een tentoonstelling. In De tentoonstellingsmaker van de 21ste eeuw bouwen we voort op drie eerdere projecten die we met musea en tentoonstellingsmakers hebben gedaan: het RAAK-project Museumkompas, het project Designing ExperienceScapes en een studie naar de regeling Digitale Innovatie in Musea. Met de opgedane inzichten en ervaring in die projecten worden experimenten gedaan bij vier deelnemende musea naar aspecten die tentoonstellingsmakers, vanuit zowel musea als ontwerp- en designbureaus, aangeven als belangrijke sturingsmogelijkheden van de bezoekersbeleving: publieksparticipatie, verhalen vertellen, inzet van digitale media, en sfeer. Een kring van andere deelnemende musea zal de opgedane kennis verder toepassen en valideren. De tentoonstellingsmaker van de 21ste eeuw levert zo reproduceerbare kennis waarmee tentoonstellingsmakers van de 21ste eeuw onderbouwde keuzes kunnen maken in het sturen op het inspireren en raken van bezoekers oftewel de bezoekersbeleving.
Het project ‘IN THE ZONE!? Sporten en bewegen binnen openbare Sportzones’ vindt plaats in de kernen Doornenburg en Gendt van de gemeente Lingewaard. In deze kernen zijn met Living lab Lingewaard Sportzones ontwikkeld. Deze Sportzones als interventie om de openbare ruimte beweegvriendelijker te maken, zijn (nu nog) uniek in Nederland. Ze worden gekenmerkt door de realisatie van en aanpassingen aan hardware, software en orgware in de openbare ruimte binnen en rondom sportparken. Hardware betreft de verkeersinfrastructurele aanpassingen om de veiligheid in en zichtbaarheid van de sport- en beweeggebieden te vergroten. De software bestaat uit georganiseerd en ongeorganiseerd sport- en beweegaanbod in openbaar toegankelijke sport- en beweegvoorzieningen. Het aanbod komt tot stand door verschillende samenwerkingsverbanden (orgware). Binnen dit project worden de Sportzones in Doornenburg en Gendt geëvalueerd met stakeholders (de gemeente Lingewaard, de HAN, het Transferpunt Sport, lokale sport- en welzijnsorganisaties en dorpsontwikkelgroepen) die de interventie hebben geïnitieerd, ondersteund en uitgevoerd én met inwoners als (potentiële) gebruikers van de Sportzones. Er wordt inzicht verkregen in de werkzame bestandsdelen en effecten van de hardware, software en orgware in de Sportzones, door onderzoek te doen naar (veranderingen in) de objectieve en ervaren (verkeers)veiligheid en zichtbaarheid van het gebied, het gebruik van en de tevredenheid over de sport- en beweegvoorzieningen en het -aanbod en de mate en het succes van samenwerking ten behoeve van sporten en bewegen binnen de Sportzones. Op basis van de met dit onderzoek verkregen inzichten worden beleidsambtenaren van verschillende sectoren en (gemeentelijke) professionals geïnformeerd over en geactiveerd tot het beweegvriendelijker inrichten van de openbare buitenruimte door middel van Sportzones. Daartoe worden in dit project aan de hand van de onderzoeksbevindingen lokale adviezen en presentaties ontwikkeld, evenals een Sportzone kennis- en inspiratiepakket, welke wordt aangeboden via het Kenniscentrum Sport, de VSG, NOC*NSF en de HAN.