Publicatie van Victor van den Bersselaar als reactie op 'De vrije wil bestaat niet' van Victor Lamme. De auteurs plaatst kritische kanttekeningen bij het pleidooi van Lamme, die in 'De vrije wil bestaat niet' pleit voor neurologisch onderzoek naar sociale interventies. Volgens de auteur betwist Lamme op neurologische gronden het bestaan van en vrije wil, maar veronachtzaamt daarbij het verschil tussen vrije wil en vrijheid. Daarmee zet hij de vrijheid van het individu om sociale interventies te omarmen, maar ook te weigeren, op het spel. Lamme pleit voor een neurologisch gefundeerde utilitaristische benadering van de training en correctie van menselijk gedrag. Volgens Van den Bersselaar benadrukt zijn visie op de communicatieve functie van het taalcentrum in de hersenen impliciet de relevantie van het publieke debat over gedragsregels en van persoonlijke vrijheid. Wanneer Lamme dat nader zou uitwerken en daarvoor aansluiting zou zoeken bij de bestaansethiek (deugd- en zorgethiek), zou zijn pleidooi aanzienlijk versterkt worden.
Ongetwijfeld zijn er vrouwen (en mannen) die aan hun werk als pornoster of prostituee oprecht plezier beleven en het gevoel hebben daarin pas echt 'zichzelf' te kunnen zijn. Maar als dergelijke praktijken floreren op een gebrek aan zelfrespect en het onvermogen om de eigen grenzen te bepalen, is het maar zeer de vraag of 'respect voor eigen keuze' niet een eufemisme is voor onverschilligheid.
De kredietcrisis wakkert een discussie aan die sinds de val van het communisme gesloten leek. De tegenstanders en criticasters van de vrije markt die zich in 1989 noodgedwongen in hun ideologische bastions hadden teruggetrokken, komen er weer uit. Een veelgehoorde stelling is nu dat de vrije markt, met als resultante het onbeperkt nastreven van eigen belang, schadelijk is voor de moraliteit en sociale cohesie. Hoewel de vrije markt dus in toenemende mate wordt vereenzelvigd met a - sociaal gedrag en het recht van de sterkste, is het tegenovergestelde waar.
The climate change and depletion of the world’s raw materials are commonly acknowledged as the biggest societal challenges. Decreasing the energy use and the related use of fossil fuels and fossil based materials is imperative for the future. Currently 40% of the total European energy consumption and about 45% of the CO2 emissions are related to building construction and utilization (EC, 2015). Almost half of this energy is embodied in materials. Developing sustainable materials to find replacement for traditional building materials is therefore an increasingly important issue. Mycelium biocomposites have a high potential to replace the traditional fossil based building materials. Mycelium is the ‘root network’ of mushrooms, which acts as a natural glue to bind biomass. Mycelium grows through the biomass, which functions simultaneously as a growth substrate and a biocomposite matrix. Different organic residual streams such as straw, sawdust or other agricultural waste can be used as substrate, therefore mycelium biocomposites are totally natural, non-toxic, biological materials which can be grown locally and can be composted after usage (Jones et al., 2018). In the “Building On Mycelium” project Avans University of Applied Sciences, HZ University of Applied Sciences, University of Utrecht and the industrial partners will investigate how the locally available organic waste streams can be used to produce mycelium biocomposites with properties, which make them suitable for the building industry. In this project the focus will be on studying the use of the biocomposite as raw materials for the manufacturing of furniture or interior panels (insulation or acoustic).
Het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (IenW), directie Duurzame Mobiliteit, heeft aan Breda University of Applied Sciences (BUas) verzocht om een onderzoek uit te voeren naar de CO2 voetafdruk – de zgn. carbon footprint - van de recreatieve mobiliteit in Nederland in 2023. Dit op basis van het nieuwe Nederlands Vrije-tijdsonderzoek (NVTO), wat een completer beeld over recreatieve bestemmingen moet geven dan eerder onderzoek op basis van de ‘Onderweg in Nederland’ (OdiN) dataset (Martensen et al., 2023). Het onderzoek moet de directie Duurzame Mobiliteit van IenW helpen bij de verduurzaming van recreatieve mobiliteit, als onderdeel van het behalen van klimaatdoelstellingen. Het uiteindelijk doel is om in beeld te brengen wat de carbon footprint van aan recreatie gerelateerde mobiliteit in Nederland is.De hoofdvraag luidt:“Hoe ziet de CO2-uitstoot van recreatieve reizen door de inwoners van Nederland eruit, voor verschillende recreatieve bestemmingen en reizigers(doel)groepen?”Societal IssueHet reduceren van CO2 uitstoot door personenmobiliteit is een van de werkzaamheden van de directie Duurzame Mobiliteit van IenW om aan de klimaatdoelstellingen te werken. Recreatieve mobiliteit – verplaatsingen van en naar een recreatieve bestemming door bezoekers van die recreatieve bestemming – is hier een onderdeel van. Een eerste stap in het krijgen van meer inzicht in de uitstoot van recreatieve mobiliteit vormde het rapport ‘CO2 uitstoot bij recreatieve verplaatsingen’ door het KiM (Martensen et al., 2023), op basis van de dataset ‘Onderweg in Nederland’ (OdiN). IenW wil op basis van de dataset van het NVTO extra inzicht verkrijgen in recreatief reizigersgedrag en bijbehorende uitstoot, om hiermee beleid beter te kunnen ontwikkelen en af te stemmen. IenW wil inzicht op welke manier Nederlanders, en verschillende groepen daarbinnen, naar recreatieve bestemmingen reizen en hoeveel CO2-uitstoot hiermee gepaard gaat. Benefit to societyCarbon footprint rapportages bieden bedrijven, organisaties en overheden de mogelijkheid om de consequenties van klimaatbeleid in te kunnen schatten, strategische beslissingen te nemen, en bijvoorbeeld producten en communicatie aan te passen.
Zijn data-analyse en bio-informatica de sleutel naar voorspellingen over de invloed van giftige stoffen op de gezondheid van mensen? Het project DART Pathfinder is een vervolgonderzoek naar een dierproefvrije testmethode. Met moderne ICT-technieken proberen we die voorspellingen te doen.Doel Het doel van dit project is om gegevens over giftige stoffen uit verschillende data bronnen samen te brengen. In het onderzoek gebruiken we technieken uit de bio-informatica. Zo willen we de eigenschappen van giftige stoffen beter in kaart brengen en (nadelige) effecten van soortgelijke stoffen kunnen voorspellen. Veel bedrijven maken producten of stoffen, die getest moeten worden of ze veilig zijn. Met dit project helpen we bedrijven om o.b.v. bestaande gegevens een betere keuze te maken welke testen ze hiervoor het beste kunnen gebruiken. Resultaten Kennis over computer modellen die voorspellingen doen, zoals machine learning, regression tree-based models; Nieuwe algoritmen (instructies om berekeningen uit te voeren) Inzicht in nieuwe biologische mechanismen obv data science Nieuwe statische methoden om data te analysen en voorspellingen te doen. Looptijd 01 februari 2018 - 01 februari 2022 Aanpak Met de gegevens uit het onderzoek maken we een computermodel dat voorspelt of giftige stoffen invloed hebben op de voortplanting en ontwikkeling van mensen. Die voorspelling gebeurt via machine learning, algoritmen en statistische methoden. Voor dit model wordt informatie uit publieke databases over fysische en chemische eigenschappen van mogelijk gevaarlijke stoffen samengevoegd met de gegevens over de invloed van deze stoffen op levende organismen. Net als in het eerste onderzoek (PreDART) werken we met rondwormen (C.elegans) en embryo's van zebravissen, met als doel geen proeven meer met ratten en konijnen te hoeven doen.