Battery energy storage (BES) can provide many grid services, such as power flow management to reduce distribution grid overloading. It is desirable to minimise BES storage capacities to reduce investment costs. However, it is not always clear how battery sizing is affected by battery siting and power flow simultaneity (PFS). This paper describes a method to compare the battery capacity required to provide grid services for different battery siting configurations and variable PFSs. The method was implemented by modelling a standard test grid with artificial power flow patterns and different battery siting configurations. The storage capacity of each configuration was minimised to determine how these variables affect the minimum storage capacity required to maintain power flows below a given threshold. In this case, a battery located at the transformer required 10–20% more capacity than a battery located centrally on the grid, or several batteries distributed throughout the grid, depending on PFS. The differences in capacity requirements were largely attributed to the ability of a BES configuration to mitigate network losses. The method presented in this paper can be used to compare BES capacity requirements for different battery siting configurations, power flow patterns, grid services, and grid characteristics.
DOCUMENT
Bijen zijn door hun rol in het bestuiven van planten volstrekt onmisbaar voor het behoud van flora en fauna in Nederland én zij hebben een cruciale economische functie in de land- en tuinbouw. Al een aantal jaren is het duidelijk dat actie nodig is om bijen te beschermen. In 2013 heeft het toenmalige kabinet een Actieprogramma Bijengezondheid gepresenteerd. Dat richtte zich vooral op de honingbij. Deze nieuwe Nationale Bijenstrategie richt zich op alle ‘bestuivers’, in het bijzonder de vele wilde bijensoorten. In Nederland horen juist wilde bijen tot de voornaamste bestuivers. Meer dan de helft van de wilde bijensoorten staat echter op de Rode Lijst. Zij worden met uitsterven bedreigd. In 2017 is in Nederland breed onderkend dat meer insecten in de gevarenzone verkeren. Daarom hebben wetenschappers en maatschappelijke organisaties stappen gezet voor een Deltaplan Biodiversiteitsherstel groene ruimte van Nederland. Verbinding tussen de bijenstrategie en dit deltaplan is van groot belang. Met deze nieuwe strategie willen wij tot een alomvattende aanpak komen om alle bijensoorten en andere bestuivers blijvend te behouden. Daarvoor hebben wilde bijen twee dingen nodig: nestelgelegenheid en voldoende voedselaanbod, zeg maar: bed & breakfast for bees. In de vele initiatieven waaraan wordt gewerkt en in deze strategie zijn drie kernthema’s vastgesteld, namelijk 1) het bevorderen van de biodiversiteit, 2) het verbeteren van de wisselwerking tussen landbouw en natuur en 3) het helpen van imkers om de gezondheid van de honingbij te verbeteren.
MULTIFILE
Electrification of residential areas is increasingly common. Major areas of development include promoting rooftop solar panels, electric vehicles and heat pumps. However, existing grid components may have insufficient capacity to support the resulting electricity flows. Battery energy storage (BES) can be used to prevent transformer overloading resulting from electrification. Ideally, BES should be sized and placed such that it can prevent overloading with a minimum amount of storage capacity, but it is unclear how load characteristics affect BES capacity requirements. This study investigated how load simultaneity affects the minimum BES capacity required to prevent transformer overloading, comparing a central with a decentral BES configuration. It was found that as simultaneity increases, decentral storage requires relatively less capacity than central storage. This is likely due to the reduced ability of central BES to share capacity between connections with higher simultaneity, and the ability of decentral BES to better reduce transportation losses.
DOCUMENT
In tijden van toenemende culturele diversiteit en arbeidsonzekerheid hebben jongeren in Nederlandse en Duitse stadswijken grote behoefte aan richting met betrekking tot hun toekomstige leven. Ouders en leraren lijken zelf vaak te worden overweldigd door de snel veranderende wereld waarin ze leven. Naast deze veranderingen neemt het gebruik van sociale media sterk toe, waardoor de al bestaande generatiekloof nog groter wordt. Deze ontwikkelingen hebben grote gevolgen voor de levensloopperspectieven van jongeren en leiden er vaak toe dat ze meer dan ooit richting zoeken bij hun leeftijdgenoten. In plaats van dit te zien als een problematische situatie, is dit project erop gericht de netwerken van jongeren te gebruiken als bron voor verbetering van de stadswijken. Het basisidee is jonge adolescenten (in de leeftijd van 12-14 jaar) te empoweren via bepaalde leeftijdgenoten die al gerespecteerd, verantwoordelijk en stabiel in het leven staan. Deze ‘homies’ (vier Nederlandse en vier Duitse jongeren) worden getraind en begeleid door experts op het gebied van oplossingsgericht denken en inspirerende communicatie. Daarna gaan de homies aan de slag in hun eigen wijk, waar ze drie maanden actief zullen zijn. De meeste communicatie met hun leeftijdgenoten zal verlopen via mobiele communicatie en sociale medianetwerken. In het begeleidende onderzoek wordt een analyse gemaakt van de leefsituatie van jongeren in de geselecteerde wijken voor en na de tussenkomst van de homies. De homies houden zelf een (mobiel) dagboek bij dat inzicht zal bieden in hoe zij zelf de veranderingen bij de jongeren in hun wijk zien.
Mensen die moeite hebben met lezen en schrijven (laaggeletterden) zijn ondervertegenwoordigd in onderzoek, waardoor een belangrijke onderzoekspopulatie ontbreekt. Dit is een probleem, omdat zorgbeleid dan onvoldoende op hun behoeften wordt aangepast. Laaggeletterden hebben vaak een lage sociaal economische positie (SEP). Mensen met een lage SEP leven gemiddeld 4 jaar korter en 15 jaar in minder goed ervaren gezondheid vergeleken met mensen met een hoge SEP. Om laaggeletterden te betrekken in onderzoek, is het o.a. nodig om onderzoek toegankelijker te maken. Dit project draagt hieraan bij door de ontwikkeling van een toolbox voor toegankelijke (proefpersonen)informatie (pif) en toestemmingsverklaringen. We ontwikkelen in co-creatie met de doelgroep toegankelijke audiovisuele materialen die breed ingezet kunnen worden door (gezondheids)onderzoekers van (zorggerelateerde) instanties/bedrijven én kennisinstellingen voor de werving voor en informatieverstrekking over onderzoek. In de multidisciplinaire samenwerking met onze partners YURR.studio, Pharos, Stichting ABC, Stichting Crowdience, de HAN-Sterkplaats en de Academische Werkplaats Sterker op eigen benen (AW-SOEB) van Radboudumc stellen we de behoeften van de doelgroep centraal. Middels creatieve sessies en gebruikerservaringen wordt in een iteratief ontwerpende onderzoeksaanpak toegewerkt naar diverse ontwerpen van informatiebrieven en toestemmingsverklaringen, waarbij de visuele communicatie dragend is. Het ontwikkelproces biedt kennisontwikkeling en hands-on praktijkvoorbeelden voor designers en grafisch vormgevers in het toegankelijk maken van informatie. Als laaggeletterden beter bereikt worden d.m.v. de pif-toolbox, kunnen de inzichten van deze groep worden meegenomen. Dit zorgt voor een minder scheef beeld in onderzoek, waardoor (gezondheids)beleid zich beter kan richten op kwetsbare doelgroepen. Hiermee wordt een bijdrage geleverd aan het verkleinen van gezondheidsverschillen.
Patiëntdata uit vragenlijsten, fysieke testen en ‘wearables’ hebben veel potentie om fysiotherapie-behandelingen te personaliseren (zogeheten ‘datagedragen’ zorg) en gedeelde besluitvorming tussen fysiotherapeut en patiënt te faciliteren. Hiermee kan fysiotherapie mogelijk doelmatiger en effectiever worden. Veel fysiotherapeuten en hun patiënten zien echter nauwelijks meerwaarde in het verzamelen van patiëntdata, maar vooral toegenomen administratieve last. In de bestaande landelijke databases krijgen fysiotherapeuten en hun patiënten de door hen zelf verzamelde patiëntdata via een online dashboard weliswaar teruggekoppeld, maar op een weinig betekenisvolle manier doordat het dashboard primair gericht is op wensen van externe partijen (zoals zorgverzekeraars). Door gebruik te maken van technologische innovaties zoals gepersonaliseerde datavisualisaties op basis van geavanceerde data science analyses kunnen patiëntdata betekenisvoller teruggekoppeld en ingezet worden. Wij zetten technologie dus in om ‘datagedragen’, gepersonaliseerde zorg, in dit geval binnen de fysiotherapie, een stap dichterbij te brengen. De kennis opgedaan in de project is tevens relevant voor andere zorgberoepen. In dit KIEM-project worden eerst wensen van eindgebruikers, bestaande succesvolle datavisualisaties en de hiervoor vereiste data science analyses geïnventariseerd (werkpakket 1: inventarisatie). Op basis hiervan worden meerdere prototypes van inzichtelijke datavisualisaties ontwikkeld (bijvoorbeeld visualisatie van patiëntscores in vergelijking met (beoogde) normscores, of van voorspelling van verwacht herstel op basis van data van vergelijkbare eerdere patiënten). Middels focusgroepinterviews met fysiotherapeuten en patiënten worden hieruit de meest kansrijke (maximaal 5) prototypes geselecteerd. Voor deze geselecteerde prototypes worden vervolgens de vereiste data-analyses ontwikkeld die de datavisualisaties op de dashboards van de landelijke databases mogelijk maken (werkpakket 2: prototypes en data-analyses). In kleine pilots worden deze datavisualisaties door eindgebruikers toegepast in de praktijk om te bepalen of ze daadwerkelijk aan hun wensen voldoen (werkpakket 3: pilots). Uit dit 1-jarige project kan een groot vervolgonderzoek ‘ontkiemen’ naar het effect van betekenisvolle datavisualisaties op de uitkomsten van zorg.
Centre of Expertise, onderdeel van Hogeschool van Arnhem en Nijmegen
Centre of Expertise, onderdeel van Hogeschool iPabo, Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten, Avans Hogeschool, +3