Geen samenvatting beschikbaar
Samenvatting In het hier beschreven onderzoek is de focus gericht op etnische ondernemers met een Turkse of Marokkaanse afkomst. De volgende probleemstelling is als uitgangspunt geformuleerd voor het onderzoek: 'Wat is de invloed van de cultuur van Turkse en Marokkaanse ondernemers op hun ondernemerschap in een multiculturele westerse samenleving en hoe beïnvloedt de culturele achtergrond de uitwisselingsrelaties binnen relevante netwerken in het bijzonder met betrekking tot banken? De culturele achtergrond van etnische ondernemers en de donorgroep waartoe zij behoren, heeft invloed op hun oriëntatie op waarden, belangen en normen. Natuurlijk geldt dit niet alleen voor etnische ondernemers. Betekenistoekenning vindt vooral plaats vanuit een culturele en sociale context waarbinnen geldende waarden en normen leidend zijn voor het handelen in het algemeen en voor uitwisselingsrelaties in het zakelijke verkeer in het bijzonder We constateren dat de drive om een onderneming te starten door de culturele achtergrond van de etnische ondernemer wordt beïnvloed. Sociale hulpbronnen zijn in het netwerk van de ondernemer dominant aanwezig op het niveau van het primaire segment: gezin, familie en vriendenkring. Ook een tweede niveau in het sociaal kapitaal, de collega etnische ondernemers en de overige ondernemers met eenzelfde culturele achtergrond vormen een bron van informatie en steun. Het tertiaire segment, de instituties zoals de banken, Kamer van Koophandel, de gemeente en de overheid vormen een minder relevante groep waarbinnen uitwisseling plaats vindt.De relaties met de banken blijken nog niet te vlotten. Het imago van de banken is niet altijd even goed in de ogen van de etnische ondernemers. De dienstverlening is zeker nog niet even optimaal. De etnische ondernemer verwacht veel maar verwachtingen worden veelal niet waargemaakt. De grote afstand tot de bank heeft allerlei redenen. Etnische ondernemers uit ons onderzoek zijn van mening dat er te veel regels en procedures zijn, dat er te bureaucratisch gewerkt wordt, dat de bank niet altijd begrijpt welke behoeften de ondernemers hebben en dat de adviseurs te weinig doen om een goede relatie op te bouwen en de ondernemer onvoldoende respecteren. De ondernemers verwachten soms (te) veel van de adviseurs omdat zij denken dat deze autonoom werken en omdat zij te weinig oog hebben voor de criteria die de bank stelt met betrekking tot kansrijk ondernemerschap. Adviseurs beseffen dat de cultuur van de etnische ondernemers hierin een rol speelt, maar weten dit nog niet te benutten ten dienste van een goede uitwisselingsrelatie. Verkeerde beeldvorming, verschillende verwachtingen, verschillen in de communicatie zijn zaken die de uitwisselingsrelatie bemoeilijken. Meerwaarde in dienstverleningsrelaties kan pas bereikt worden als door beide partijen de relatie wordt gezien als een uitwisseling op basis van gelijkwaardigheid waarbij wederzijds voordeel is te behalen. Dit vraagt voor alle betrokkenen een groter bewustzijn van culturele verschillen.
Mbo'ers gebruiken thuis, op school en op hun stage vaak onbewust een combinatie van allerlei verschillende talen, taalvariëteiten en registers. Zo hebben ze al heel wat meertalige ervaring opgedaan en meertalige competenties ontwikkeld. Daar kun je als docent je onderwijs op afstemmen. Maar dan moet je wel ween hoe de meertalige repertoires van mbo-studenten eruitzien. Hoe krijg je deze repertoires in beeld?
Leerkrachten in Friese basisscholen zoeken naar goede strategieën om meertaligheid te erkennen en effectief in te zetten. Waar het onderwijs tot nu toe twee- en drietalig was (Fries, Nederlands en Engels), hebben leerkrachten nu in toenemende mate te maken met anderstalige migrantenleerlingen. Leerkrachten willen met deze strategieën antwoorden vinden op twee problemen. Ten eerste ervaren ze problemen in de omgang met migrantentalen: ze geven aan dat ze migrantentalen niet willen negeren, maar waarderen en gebruiken vinden ze moeilijk. Ten tweede willen leerkrachten de kwaliteit van het twee- of drietalige basisonderwijs waarin sprake is van taalscheiding, verbeteren. Er wordt per dag of in het Fries, of in het Nederlands of in het Engels onderwezen en geleerd. Men verwacht dat het verbinden van talen hogere resultaten opbrengt. Dit wordt ondersteund door wetenschappelijk onderzoek. Vierentwintig leerkrachten op twaalf basisscholen willen een innovatieve aanpak voor meertalig onderwijs ontwikkelen, die zowel een kader biedt voor de waardering en het gebruik van migrantentalen, als voor een samenhangend gebruik van het Nederlands, het Fries en het Engels in de scholen. Dat geheel vormt de basis van het project Meer kansen Met Meertaligheid (3M). Wetenschappelijk onderzoek levert gevalideerde benaderingen op die moeten worden uitgebreid, gecombineerd en toegesneden op de eigen schoolsituatie om voor de leerkrachten van nut te kunnen zijn. Het 3M-project richt zich op het samen ontwikkelen (d.m.v. ontwikkelingsonderzoek), uitproberen en evalueren van een nieuwe aanpak en nieuwe didactische tools voor meertalig onderwijs (d.m.v. interventieonderzoek). Alle ontwikkelde tools worden in een digitale 3M-Toolbox ondergebracht, die beschikbaar gesteld zal worden aan alle scholen. In de derde plaats vindt een flankerend effect-onderzoek naar (taal)attitudes plaats. In dit project beoogt het consortium een innovatieve kwaliteitsimpuls aan het meertalig basisonderwijs te geven, niet alleen in Fryslân, maar in heel Nederland.
ADAS Kennisbank Advanced Driver Assistent Systems (ADAS) bepalen als een van de vier disruptieve automotive trends1 de komende jaren de automotive-branche. In de breedte van de branche –mkb-autobedrijven en -werkplaatsen, rijschoolhouders, verzekeraars, overheden, belangenorganisaties - bestaat het bewustzijn van de potentie en de impact van deze trend. Door de snelheid, waarmee deze ontwikkeling gepaard gaat, groeit de behoefte aan state of the art ADAS-kennis bij MKB-bedrijven in de automotive sector. Tevens vraagt de aard van deze disruptieve trend om interdisciplinaire samenwerkingen om de state of the art kennis te blijven ontwikkelen en om deze toegankelijk te presenteren. Met een consortium- bestaande uit MKB-ers en branche- belangenorganisaties- dat de breedte van de automotive-branche vertegenwoordigt, wil HAN-AR de behoefte aan ADAS kennis concretiseren en een kennisbank creëren waar onafhankelijke state of the Art ADAS kennis voor een breed netwerk toegankelijk wordt gepresenteerd. Doormiddel van dit onderzoek worden de ADAS kennishiaten in kaart gebracht en worden op basis daarvan nieuwe netwerken gevormd waarmee relevante en ontbrekende state of the art kennis wordt onderzocht. Het onderzoek moet leiden tot het uitbreiden van het ADAS netwerk dat zowel voor onderzoek als ook voor het automotive onderwijs komende jaren een prominente rol zal gaan spelen.
Voldoende bewegen is van belang voor iedereen, maar bij uitstek voor patiënten met chronische aandoeningen. Draagbare beweegsensoren bieden veel potentie om beweeggedrag van deze patiënten effectief te stimuleren binnen de eerstelijns zorg en revalidatiecentra. Zorgprofessionals erkennen die potentie, met name voor het creëren van bewustzijn van beweeggedrag bij hun patiënten en om gerichte feedback te geven. Echter ervaren de zorgprofessionals moeite bij het gebruik van beweegsensoren; bijvoorbeeld bij het instellen, uitlezen en interpreteren van de data. Ze geven aan kennis en vaardigheden te missen om de beweegsensoren doelgericht in te kunnen zetten, en passen het dan ook maar weinig toe. Dit terwijl de zorgprofessionals cruciale schakels zijn in de steeds evidenter wordende noodzaak van toepassing van technologie in de zorg. Momenteel bestaan er nog geen standaard richtlijnen, werkwijzen of een andere vorm van ondersteuning om beweegsensoren doelgericht en effectief in te zetten. De onderzoeksvraag die wordt beantwoord in dit project is: “Hoe kunnen professionals in de beweegzorg, werkzaam in de 1e lijn en revalidatiecentra, ondersteund worden bij het doelgericht inzetten van technologie voor het meten en stimuleren van beweeggedrag bij patiënten met chronische aandoeningen?” Deze onderzoeksvraag wordt opgelost door middel van een ontwerpgericht onderzoek, waarin een Evidence-Based-Practice methodiek wordt ontwikkeld die zorgprofessionals ondersteunt bij het inzetten van beweegsensoren. De eerste fase (problem finding) in het ontwerpgerichte onderzoek richt zich op wat er ontwikkeld gaat worden, o.a. aan de hand van stakeholder-mapping, best practices, en het opstellen van een plan van eisen & wensen. De tweede fase (solution finding) richt zich op het ontwikkelen van de methodiek, door middel van co-creatie ontwerpsessies met de stakeholders. In deze fase wordt een prototype ontwikkeld dat in de praktijk getest en geëvalueerd gaat worden. In beide fasen en in elke stap wordt de praktijk betrokken door middel van focusgroepen, groepsbijeenkomsten en expert raadpleging.