Waarom worden bepaalde kunstenaars gekozen en andere niet? Wat is doorslaggevend in selectieprocessen binnen de professionele kunstwereld? Kunst in netwerken biedt op deze vragen een antwoord voor de sectoren van de hedendaagse dans en de beeldende kunst met een handig schema dat ook bruikbaar is voor andere sectoren van culturele productie zoals popmuziek of design. Via een cultuursociologische analyse wordt nagegaan hoe verschillende maatschappelijke aspecten een invloed uitoefenen op artistieke selectieprocessen. Daarbij komen onder andere de politieke invloeden, de onderlinge concurrentie tussen ‘kunstbeslissers’, organisatorische overwegingen, rol van vriendschapsrelaties en professionele overeenkomsten aan bod. Tegelijkertijd vertelt dit boek een geschiedenis van de hedendaagse dans en de beeldende kunst tussen 1980 en 2000 in Vlaanderen. Dat alles gebeurt gedocumenteerd met archiefmateriaal (briefwisselingen, contracten, financiële balansen, sponsor- en subsidiecijfers, artikelen, programmaboeken, catalogie,…) Aan de hand van interviews met kunstenaars, dansprogrammatoren, zakelijk leiders, museumdirecteuren, galeriehouders, verzamelaars, ambtenaren, commissieleden en politici wordt dat materiaal versterkt en kleurrijker gemaakt. Ten slotte formuleert Kunst in netwerken een uitvoerige kritiek op een van de belangrijkste kunstsociologische theorieën van de laatste twintig jaar, met name die van Pierre Bourdieu, waarin het kunstwerk nauwelijks lijkt mee te spelen. Andere sociologische insteken zoals die van Nathalie Heinich en de Actor Netwerk Theorie kunnen een uitweg bieden.
MULTIFILE
Le Premier ministre néerlandais Mark Rutte annonce en septembre 2014 la fin de l’État-providence et l’avènement de la société participative. Dans cette nouvelle société, chaque citoyen participe activement à la vie sociale et économique. Les citoyens y prennent par exemple la responsabilité de l’entretien de la rue et des espaces verts du quartier. Ils s’entraident et offrent du soutien et des soins aux voisins âgés, malades ou handicapés. Chaque individu y tient sa place dans la mesure de ses capacités personnelles. Par cette démarche, l’aide sociale n’est pas d’abord l’affaire de professionnels et de services sociaux, mais celle d’un réseau informel de personnes présentes dans l’entourage de la personne concernée. En effet, chaque citoyen, patient ou usager est invité à prendre en charge sa propre vie, pour le bien comme pour le mal. Il s’agit d’une dynamique de « Do-it-yourself-care », « le-social-fait-par-vous-même »1. Or, cette attitude du « Do-it-yourself » est aussi revendiquée par les entrepreneurs sociaux qui s’engagent par le bas dans les quartiers selon les principes de la nouvelle économie du partage. Dans ce chapitre, on se concentrera sur la figure de l’entrepreneur qui joue un rôle clé dans le renversement du système social néerlandais en cours. On y voit apparaître la logique du sujet2 déclinée dans la dynamique de subjectivation et de désubjectivation telle qu’évoquée par Michel Wieviorka3.
LINK
We hebben in onderzoek gezien dat professionals die direct met jongeren werken goed zijn in het aansluiten bij hun leefwereld. Ze doen als het ware een pedagogische dans met jongeren, waarbij ze hen zoveel mogelijk ‘in the lead’ laten, maar soms ook een andere kant op bewegen wanneer dat nodig is, terwijl ze wel in ‘close contact’ met jongeren blijven. Professionals die op school, in de wijk en online dagelijks met jongeren werken zijn goed in improviseren en afstemmen, om zo samen met elke jongere een eigen, passend ritme te vinden. Zij kunnen deze pedagogische dans echter niet uitvoeren zonder vertrouwen en steun van managers en teamleiders binnen hun eigen organisatie, en onder passende opdrachten en faciliterende kaders van beleidsmakers. Het swingt pas echt, als ook deze twee partijen bij de pedagogische dans tussen jongeren en professionals betrokken zijn. Met andere woorden: dansen doe je met zijn vieren. Hier delen we onze ‘danslessen’ voor uitvoerend professionals, teamleiders/managers en beleidsmakers in het onderwijs en het sociaal domein. We beschrijven hoe zij elk op hun eigen manier eraan kunnen bijdragen dat jongeren met plezier, energie en vertrouwen de toekomst in dansen. Dit onderzoek is uitgevoerd door onderzoekers van het lectoraat Jeugd en Samenleving van Hogeschool Inholland, perMens en het Verwey-Jonker Instituut, in het kader van de Kenniswerkplaats Jeugd KeTJAA in Amsterdam-Amstelland. KeTJAA is een van de twaalf Regionale Kenniswerkplaatsen Jeugd en wordt gefinancierd door ZonMw en de gemeente Amsterdam. Auteurs: Marjolijn Distelbrink, Femke Kaulingfreks, Kelly Matthijsen, Evelien Nijland, Sophie Vermaning en Donya Yassine
DOCUMENT
We hebben tijdens dit onderzoek gezien dat professionals die direct met jongeren werken goed zijn in het aansluiten bij hun leefwereld. Ze doen als het ware een pedagogische dans met jongeren, waarbij ze hen zoveel mogelijk ‘in the lead’ laten, maar soms ook een andere kant op bewegen wanneer dat nodig is, terwijl ze wel in ‘close contact’ met jongeren blijven. Professionals die op school, in de wijk en online dagelijks met jongeren werken zijn goed in improviseren en afstemmen, om zo samen met elke jongere een eigen, passend ritme te vinden. Zij kunnen deze pedagogische dans echter niet uitvoeren zonder vertrouwen en steun van managers en teamleiders binnen hun eigen organisatie, en zonder passende opdrachten en faciliterende kaders van beleidsmakers. Het swingt pas echt, als ook deze twee partijen bij de pedagogische dans tussen jongeren en professionals betrokken zijn. Met andere woorden: dansen doe je met zijn vieren. In deze publicatie delen we onze ‘danslessen’ voor uitvoerend professionals, teamleiders/managers en beleidsmakers in het onderwijs en het sociaal domein. We beschrijven hoe zij elk op hun eigen manier eraan kunnen bijdragen dat jongeren met plezier, energie en vertrouwen de toekomst in dansen. Dit onderzoek is uitgevoerd door onderzoekers van het lectoraat Jeugd en Samenleving van Hogeschool Inholland, perMens en het Verwey-Jonker Instituut, in het kader van de Kenniswerkplaats Jeugd KeTJAA in Amsterdam-Amstelland. KeTJAA is een van de twaalf Regionale Kenniswerkplaatsen Jeugd en wordt gefinancierd door ZonMw en de gemeente Amsterdam. Auteurs: Marjolijn Distelbrink, Femke Kaulingfreks, Kelly Matthijsen, Evelien Nijland, Sophie Vermaning en Donya Yassine
DOCUMENT
This applied research project aims to generate a better understanding of the effects of heatwaves on vulnerable population groups in the municipality of The Hague, and suggests ways in which the municipality can help such groups to cope with these heatwaves. The research was performed as a cooperation between The Hague University of Applied Sciences (THUAS), the International Institute of Social Studies (ISS, Erasmus University Rotterdam) and the International Centre for Frugal Innovation (ICFI, Leiden-Delft-Erasmus Universities). Heatwaves constitute an important yet often overlooked part of climate change and their impacts qualify as disasters. According to the World Disasters Report 2020, the three heatwaves affecting Belgium, France, Germany, Italy, the Netherlands, Spain, Switzerland and the UK in the summer of 2019 caused 3,453 deaths.1 2020 was a new record year for the Netherlands because it was the first time that a heatwave included five days in a row during which the temperature reached 35 degrees or more. In addition, 40 degrees was measured for the first time, and periods of tropical days and nights are generally getting longer. Most importantly, this trend is accelerating faster than the climate change models are predicting.2 In addition, the COVID-19 pandemic is compounding the effect of heatwaves, as vulnerable individuals may be reluctant to seek cool spaces out of fear of infection. Already in 2006, the Netherlands ranked near the top of the global disaster index due to the number of excess deaths that could be attributed to the heatwave. In the same year, the EU published the first climate strategy in which heat is recognised as a priority. In 2008, the Netherlands developed its first national heat plan.4 The municipality of The Hague has a municipal climate adaptation strategy and has developed a draft local heat plan in the summer of 2021, which was published in February 2022 . This research was not meant to be and was not set up as an evaluation of the current heat plan, which has not yet been activated. At the level of municipalities and cities, the concept of urban resilience is key. It refers to “the capacity of individuals, communities, institutions, businesses, and systems within a city to survive, adapt, and grow no matter what kinds of chronic stresses and acute shocks they experience”. Heatwaves clearly constitute acute shocks which are rapidly developing into chronic stresses. In turn, heatwaves also exacerbate the chronic stresses that are already there, i.e. existing chronic stresses also lead to greater impact of a heatwave. In other words, there are negative interaction effects. Addressing these effects requires overcoming the silo approach to urban governance, in which different municipal departments as well as other stakeholders (such as the Red Cross, housing corporations, tenants’ associations, care organisations, entrepreneurs etc.) each address different parts of the problem, rather than doing so in an integrated and inclusive manner. The dataset for this study is archived in DANS Easy: https://doi.org/10.17026/dans-xeb-h8uk
MULTIFILE
Recensie van de voorstelling Krisztina's keuze. Een productie van De Châtel sur place, een stichting die het complete werk van Krisztina de Châtel beheert, maar ook jonge eigenzinnige dansers en dansmakers financieel en artistiek inhoudelijk ondersteunt.
DOCUMENT
Lezing en workshop in het kader van de alumnibijeenkomst 25 jarig jubileum van de opleiding creatieve therapie Hogeschool Zuyd met als thema actuele ontwikkelingen in creatieve therapie.
DOCUMENT
This article traces the emergence of one particular genre of discourse, the genre of "new realism" in the Dutch public debates on multicultural society from the early 1990s till Spring 2002. The focus upon different "genres" implies an interest in the performative power of discourse, i.e. the way in which any discourse, in or by its descriptions of reality, (co)produces that reality. Four distinctive characteristics of "new realism" are detected in three subsequent public debates, culminating in the genre of "hyper-realism", of which the immensely successful and recently murdered politician Pim Fortuyn proved to be the consummate champion. Cet article explique le développement d'un genre particulier de discours, le "nouveau réalisme", au sein du débat public sur la société multiculturelle aux Pays Bas. La période étudidée s'étale du début des années 1990 jusqu'au printemps 2002. L'importance attribuée aux différents "genres" reflète un intérêt pour le pouvoir performatif du discours, notamment la facon dont le discours (co)produit la réalité qu'il décrit. On décèle quatre traits distinctifs du "nouveau réalisme" dans trois débats publics qui débouchent sur le "hyper-réalisme" genre dont Pim Fortuyn, homme politique ayant connu un grand succès et victime récente d'un meurtre,s'était fait le champion attitré.
DOCUMENT