Een meertalige aanpak – die ruimte biedt aan alle thuistalen – kan ons onderwijs toegankelijker, rijker en eerlijker maken. Toegankelijker, omdat zo’n aanpak meertalige leerlingen in staat stelt om volledig mee te doen in ons onderwijs, en gebruik te maken van kennis en vaardigheden die zij in andere talen dan het Nederlands hebben ontwikkeld. Daarnaast zullen ouders-verzorgers makkelijker hun weg vinden naar het Nederlandse onderwijs, net zoals het onderwijs naar hen, en zullen ouders-verzorgers hun kinderen beter kunnen ondersteunen. Rijker, in de eerste plaats, omdat meertaligen zich meer gezien en gehoord voelen wanneer hun thuistaal welkom is in ons onderwijs en omdat we daarmee allemaal meer te zien en te horen krijgen van de diverse wereld om ons heen. Rijker, in de tweede plaats, wanneer thuistalen een plek krijgen in betekenisvol, interactief en taalondersteunend onderwijs, waarin deeltaalvaardigheden (zoals lezen, spreken en schrijven) én vakinhoudelijke kennis (van primair tot hoger onderwijs) niet afzonderlijk maar in samenhang met elkaar worden ontwikkeld. Eerlijker, tot slot, omdat ruimte voor thuistalen bijdraagt aan gelijkere onderwijskansen en uiteindelijk dus ook bevorderlijk is voor passende doorstroom tussen onderwijssectoren en van school naar werk.
DOCUMENT
In dit boekje worden de resultaten van het NRO Comeniusproject "Gelijke kansen door meertalige pabo's" (2018-2021) gepresenteerd. In dit project wordt de toegankelijkheid van de pabo voor nieuwkomers bevorderd door een schakelklas van mbo naar hbo. In de didactiek en het opleidingsonderwijs wordt de rol van de thuistalen bij het leren ontwikkeld, zoals beschreven in het rapport ‘Ruimte voor nieuwe talenten’ (2017). Docenten én studenten gaan samenwerken om de gelijke kansen van studenten die ondervertegenwoordigde talen spreken, te bevorderen.
DOCUMENT
Engels en andere vreemde talen kunnen als didactische lingua franca worden ingezet om interculturele competenties van leerlingen te helpen ontwikkelen. Engels wordt in online internationale communicatie veel gebruikt als voertaal of lingua franca. Recent onderzoek laat zien dat Engels en ook andere talen als didactische lingua franca in de vreemdetalenlessen kunnen worden ingezet om de interculturele communicatieve competenties van leerlingen in het voortgezet onderwijs te helpen ontwikkelen.
LINK
Leerkrachten in Friese basisscholen zoeken naar goede strategieën om meertaligheid te erkennen en effectief in te zetten. Waar het onderwijs tot nu toe twee- en drietalig was (Fries, Nederlands en Engels), hebben leerkrachten nu in toenemende mate te maken met anderstalige migrantenleerlingen. Leerkrachten willen met deze strategieën antwoorden vinden op twee problemen. Ten eerste ervaren ze problemen in de omgang met migrantentalen: ze geven aan dat ze migrantentalen niet willen negeren, maar waarderen en gebruiken vinden ze moeilijk. Ten tweede willen leerkrachten de kwaliteit van het twee- of drietalige basisonderwijs waarin sprake is van taalscheiding, verbeteren. Er wordt per dag of in het Fries, of in het Nederlands of in het Engels onderwezen en geleerd. Men verwacht dat het verbinden van talen hogere resultaten opbrengt. Dit wordt ondersteund door wetenschappelijk onderzoek. Vierentwintig leerkrachten op twaalf basisscholen willen een innovatieve aanpak voor meertalig onderwijs ontwikkelen, die zowel een kader biedt voor de waardering en het gebruik van migrantentalen, als voor een samenhangend gebruik van het Nederlands, het Fries en het Engels in de scholen. Dat geheel vormt de basis van het project Meer kansen Met Meertaligheid (3M). Wetenschappelijk onderzoek levert gevalideerde benaderingen op die moeten worden uitgebreid, gecombineerd en toegesneden op de eigen schoolsituatie om voor de leerkrachten van nut te kunnen zijn. Het 3M-project richt zich op het samen ontwikkelen (d.m.v. ontwikkelingsonderzoek), uitproberen en evalueren van een nieuwe aanpak en nieuwe didactische tools voor meertalig onderwijs (d.m.v. interventieonderzoek). Alle ontwikkelde tools worden in een digitale 3M-Toolbox ondergebracht, die beschikbaar gesteld zal worden aan alle scholen. In de derde plaats vindt een flankerend effect-onderzoek naar (taal)attitudes plaats. In dit project beoogt het consortium een innovatieve kwaliteitsimpuls aan het meertalig basisonderwijs te geven, niet alleen in Fryslân, maar in heel Nederland.
Het doel van het project is het ontwerpen en evalueren van een voorleesrobot die meertalige kleuters in het basisonderwijs in hun thuistaal kan ondersteunen en ingezet kan worden voor programmeeronderwijs voor oudere kinderen. Het gebruik van thuistalen in het onderwijs is belangrijk voor de (taal)ontwikkeling van meertalige kinderen, maar blijkt vaak lastig voor leerkrachten als zij deze talen niet spreken. Een robot kan eenvoudig geprogrammeerd worden om in allerlei talen voor te lezen, waardoor leerkrachten de robot kunnen inzetten om meertalige kinderen in hun thuistaal extra ondersteuning te bieden. Robots zijn bij uitstek een geschikte vorm van technologie voor voorlezen, vanwege hun fysieke en sociale aanwezigheid en de mogelijkheid tot het maken van spraakondersteunende gebaren. De robot wordt in dit project op verschillende manieren ingezet: enerzijds als co-voorlezer naast de leerkracht, waarbij de leerkracht in het Nederlands voorleest en de robot in de thuistaal van kinderen, en anderzijds als zelfstandige pre-teachingactiviteit, waarbij de robot kinderen in de thuistaal voorleest voorafgaand aan klassikale Nederlandstalige voorleesactiviteiten. De verwachting is dat de voorleesactiviteiten met de robot het woord- en verhaalbegrip en de betrokkenheid van meertalige kinderen tijdens klassikale Nederlandstalige activiteiten ondersteunen en dat de robot het welbevinden van meertalige kinderen bevordert door hun thuistaal in het onderwijs te erkennen en gebruiken. Binnen dit project is het uitgangspunt om te zorgen voor een robotprogramma dat eenvoudig uit te breiden is naar andere verhalen én talen. Er wordt daarom ingezet op eenvoudig te programmeren software, waarbij kinderen uit groep 7 en 8 van het basisonderwijs de robot kunnen programmeren. Naast het hoofddoel van het ondersteunen van meertalige kinderen, is het secundaire doel om kinderen uit groep 7 en 8 programmeeronderwijs te bieden dat aansluit bij hun belevingswereld en hen kan helpen basisvaardigheden in het programmeren onder de knie te krijgen.
Taal speelt een essentiële rol in het leren, ook in zaakvakken zoals wereldoriëntatie of geschiedenis. Soms worden deze vakken in het Engels gegeven (CLIL). We hebben lesstrategieën en lesmaterialen ontworpen om het leren in CLIL-contexten te bevorderen.Doel Nederlandse basisscholen onderwijzen (zaak)vakken steeds vaker in het Engels. Dit wordt Content and Language Integrated Learning (CLIL) genoemd. Zeker wanneer Engels de voertaal is in de klas, moeten leerkrachten zich bewust zijn van de verschillende rollen die taal speelt in het leerproces. Wij hebben daarom samen met vijf basisscholen strategieën en materialen voor CLIL-lessen ontworpen met een effectieve focus op taal. Op deze manier werkten we aan de professionele ontwikkeling van de deelnemende scholen. Met het project wilden we ook bijdragen aan bredere praktijk- en kennisontwikkeling. Resultaten Het onderzoeks- en professionaliseringsproject heeft inzichten opgeleverd over manieren waarop leraren gelijktijdig het leren van een nieuwe taal (Engels) en nieuwe inhoud kunnen stimuleren. Deze inzichten zijn ook relevant voor andere meertalige onderwijscontexten. Vier factoren bleken van grote waarde voor de professionele- en praktijkontwikkeling van de vijf consortiumscholen: • tegemoetkoming aan contextspecifieke factoren • kennis nemen en toepassen van theorie • ruimte voor reflectie • uitwisseling en samenwerking met collega’s Het project leverde ook een aantal praktijkproducten op. Deze kunt u hier downloaden (pdf): Looptijd 01 september 2018 - 30 juni 2021 Aanpak Dit is een ontwerpgericht project waarin we samen met de betrokken scholen lesstrategieën en lesmaterialen ontwierpen, implementeerden en evalueerden. Catherine van Beuningen was vanuit het lectoraat Meertaligheid en Onderwijs hoofdonderzoeker in dit project. Momenteel is zij als hoofddocent Talenonderwijs en Meertaligheid verbonden aan de Hogeschool van Amsterdam.