Purpose: Facing the COVID-19 pandemic, police officers are confronted with various novel challenges, which might place additional strain on officers. This mixed-method study investigated officers' strain over a three-month-period after the lockdown. Methods: In an online survey, 2567 police officers (77% male) from Austria, Germany, Switzerland, the Netherlands, and Spain participated at three measurement points per country in spring, 2020. Three-level growth curve models assessed changes in strain and its relation to stressor appraisal, emotion regulation, and preparedness through training. To add context to the findings, free response answers about officers' main tasks, stressors, and crisis measures were coded inductively. Results: On average, officers seemed to tolerate the pandemic with slight decreases in strain over time. Despite substantial variance between countries, 66% of the variance occurred between individuals. Sex, work experience, stressor appraisal, emotion regulation, and preparedness significantly predicted strain. Risk of infection and deficient communication emerged as main stressors. Officers' reports allowed to derive implications for governmental, organizational, and individual coping strategies during pandemics. Conclusion: Preparing for a pandemic requires three primary paths: 1) enacting unambiguous laws and increasing public compliance through media communication, 2) being logistically prepared, and 3) improving stress regulation skills in police training.
Plasmid-mediated dissemination of antibiotic resistance among fecal Enterobacteriaceae in natural ecosystems may contribute to the persistence of antibiotic resistance genes in anthropogenically impacted environments. Plasmid transfer frequencies measured under laboratory conditions might lead to overestimation of plasmid transfer potential in natural ecosystems. This study assessed differences in the conjugative transfer of an IncP-1 (pKJK5) plasmid to three natural Escherichia coli strains carrying extended-spectrum beta-lactamases, by filter mating. Matings were performed under optimal laboratory conditions (rich LB medium and 37°C) and environmentally relevant temperatures (25, 15 and 9°C) or nutrient regimes mimicking environmental conditions and limitations (synthetic wastewater and soil extract). Under optimal nutrient conditions and temperature, two recipients yielded high transfer frequencies (5 × 10–1) while the conjugation frequency of the third strain was 1000-fold lower. Decreasing mating temperatures to psychrophilic ranges led to lower transfer frequencies, albeit all three strains conjugated under all the tested temperatures. Low nutritive media caused significant decreases in transconjugants (−3 logs for synthetic wastewater; −6 logs for soil extract), where only one of the strains was able to produce detectable transconjugants. Collectively, this study highlights that despite less-than-optimal conditions, fecal organisms may transfer plasmids in the environment, but the transfer of pKJK5 between microorganisms is limited mainly by low nutrient conditions.
MULTIFILE
Isolations of 3-chlorobenzoate (3CBA)-degrading aerobic bacteria under reduced O-2, partial pressures yielded organisms which metabolized 3CBA via the gentisate or the protocatechuate pathway rather than via the catechol route. The 3CBA metabolism of one of these isolates, L6, which,vas identified as an Alcaligenes species, was studied in more detail. Resting-cell suspensions of L6 pregrown on 3CBA oxidized all known aromatic intermediates of both the gentisate and the protocatechuate pathways. Neither growth th on nor respiration of catechol could be detected. Chloride production from 3CBA by L6 was strictly oxygen dependent. Cell-free extracts of 3CBA-grown L6 cells exhibited no catechol dioxygenase activity but possessed protocatechuate 3,4-dioxygenase, gentisate dioxygenase, and maleylpyruvate isomerase activities instead. In continuous culture with 3CBA as the sole growth substrate, strain L6 demonstrated an increased oxygen affinity with decreasing steady-state oxygen concentrations.
Dit project richt zich op de ontwikkeling van de biotechnologische en chemische procesvoering om op basis van mycelium een alternatief voor leer te produceren. In vergelijking met leer is het voordeel van mycelium dat geen runderen nodig zijn, de productie kan plaatsvinden onder industriële condities en met gebruik van reststromen, de CO2 uitstoot alsook hoeveelheid afval verlaagd wordt, en het gebruik van toxische stoffen zoals chroom wordt vervangen door biobased alternatieven. In het project zullen de procescondities worden bepaald die leiden tot de vorming van optimaal mycelium. Daartoe zullen twee verschillende schimmels worden gekweekt in bioreactoren bij de Hogeschool Arnhem Nijmegen (HAN), waarbij specifiek de effecten van de procescondities (temperatuur, pH, shear, beluchting) en de samenstelling van het kweekmedium op groei van het mycelium en materiaal eigenschappen zullen worden onderzocht. De meest optimale condities zullen vervolgens worden opgeschaald. Op het op deze wijze verkregen materiaal zal Mylium BV een aantal nabehandelingsstappen uitvoeren om de sterkte, elasticiteit, en duurzaamheid van het product te vergroten. Daartoe worden biobased plasticizers, cross-linkers en/of flexibility agents gebruikt. Het resulterende eindproduct zal middels specifiek fysieke testen vergeleken worden met leer alsook worden voorgelegd aan mogelijke klanten. Indien beide resultaten positief zijn kan het betreffende proces na het project verder worden opgeschaald voor toepassing naar de markt.
De reclassering geeft haar cognitieve vaardigheidstrainingen vooral in groepen. Solo is de enige training die deelnemers een-op-een volgen. In dit vooronderzoek kijken we of Solo werkzaam is en voorziet in een behoefte. Over Solo Solo is afgeleid van het Engelse geaccrediteerde programma One-To-One. In 2016 zijn wijzingen op de programma-inhoud aangebracht: Solo heeft een praktischer insteek gekregen en is meer op de Nederlandse reclasseringspraktijk aangepast. Anno 2021 is opnieuw behoefte aan aanpassing: de sessies dienen meer op de leerdoelen te worden afgestemd en de delictanalyse kan eenvoudiger worden ingericht. Doel In dit onderzoek willen we het nut en de noodzaak voor de doorontwikkeling van Solo vaststellen, op basis van onderstaande vragen: Wat is de werkzaamheid van Solo? Op welke wijze sluit Solo aan op de behoeften van groepen cliënten en op de veranderende context? Welke regio’s voeren Solo uit (wat zijn redenen om Solo niet uit te voeren)? Welke suggesties voor doorontwikkeling worden gedaan? Als Solo bruikbaar en toepasbaar is, volgt de doorontwikkeling in een later stadium. Looptijd 01 oktober 2021 - 31 januari 2022 Aanpak Voordat aanpassingen in de training zullen worden gedaan, doen we een behoeftepeiling. Managers, coaches, trainers en deelnemers vormen de doelgroep van deze behoeftepeiling. Het vooronderzoek geeft concrete handvatten voor de doorontwikkeling en implementatie van Solo. Er worden meerdere onderzoeksmethoden ingezet: Literatuurstudie Enquête Semi-gestructureerde interviews bij reclasseringswerkers en cliënten Evaluatieformulieren bij cliënten Data-analyse IRIS Downloads en links
Kinderen van ouders met psychische problemen of verslavingsproblemen (KOPP/KOV) ervaren vaak chronische stress, mentale en lichamelijke gezondheidsproblemen. Ook hun financiële situatie, sociale welzijn en studiesucces kunnen worden beïnvloed door het leven met ouders met psychische en/of verslavingsproblematiek. Vaak zijn zij niet in beeld bij professionals of krijgen alleen verbale therapieën, zoals cognitieve gedragstherapie, terwijl lichaamsgerichte activiteiten geschikter lijken voor mensen die niet makkelijk over gevoelens praten. Sport en bewegen worden weinig ingezet in preventieve en behandelprogramma’s voor KOPP/KOV, alhoewel sport en bewegen positief zijn geassocieerd met gezondheid en welzijn. Boksen heeft aantrekkingskracht op jongeren in kwetsbare posities, heeft de potentie om het zelfvertrouwen, de persoonlijke groei en mentale gezondheid van KOPP/KOV te bevorderen en victimisatie te voorkomen of beperken. Voorwaarde is dat de manier waarop, en context waarin, het boksen wordt aangeboden zijn afgestemd op de wensen, behoeften en mogelijkheden van de doelgroep. Vanuit boks-, sport-, welzijns- en zorgprofessionals is er op dit moment een duidelijke vraag maar ook discussie over de manier waarop boksen ingezet kan worden als adequate preventieve interventie voor KOPP/KOV. Om deze handelingsverlegenheid weg te nemen, vragen bokstrainers maar ook buurtsportcoaches, welzijns- en zorgprofessionals om hulp bij het komen tot een passende en veilige boksinterventie die de mentale gezondheid van KOPP/KOV bevordert. Vanuit ondernemers perspectief zijn er daarnaast ook vragen rondom financiering en scholing van de trainers. Met een ontwerpgerichte aanpak wordt in dit project de volgende onderzoeksvraag beantwoord: “Aan welke inhoudelijke en organisatorische criteria moet een boksinterventie ter bevordering van de mentale gezondheid van KOPP/KOVV in de leeftijd 16-24 jaar voldoen?”. Het beantwoorden van deze vraag zal resulteren in een boksinterventie die kan worden aangeboden in samenwerking tussen ondernemers binnen de boks- en sportwereld én welzijns- en zorgprofessionals, en inzicht geven in de werkzame elementen, bruikbaarheid en haalbaarheid van deze lichaamsgerichte interventie voor KOPP/KOV.