Densely populated areas are major sources of air, soil and water pollution. Agriculture, manufacturing, consumer households and road traffic all have their share. This is particularly true for the country featured in this paper: the Netherlands. Continuous pollution of the air and soil manifests itself as acification, decalcification and eutrofication. Biodiversity becomes lower and lower in nature areas. Biological farms are also under threat. In case of mobility, local air pollution may have a huge health impact. Effective policy is called for, after high courts blocked construction projects, because of foreseen building- and transport-related NOx emissions. EU law makers are after Dutch governments, because these favoured economics and politics over environmental and liveability concerns. But, people in the Netherlands are strongly divided. The latest provincial elections were dominated by environmental concerns, next to many socio-economic issues. NOx and CO2 emissions by passenger cars are in focus. Technical means and increasing fuel economy norms strongly reduced NOx emissions to a still too high level. A larger number of cars neutralized a technological reduction of CO2 emissions. The question is: What would be the impact of a drastic mandatory reduction in CO2, NOx, and PM10 emissions on car ownership and use in the Netherlands? The authors used literature, scenario analysis and simulation modelling to answer this question. Electric mobility could remove these emissions. Its full impact will only be achieved if the grid-mix, which is still dominated by fossil fuels, becomes green(er), which is a gradual, long-term, process. EVs compete with other consumers of electricity, as many other activities, such as heating, are also electrifying. With the current grid-mix, it is inevitable that the number of km per vehicle per year is reduced to reach the scenario targets (−25% resp. −50% CO2 emissions by cars). This calls for an individual mobility budget per car user.
LINK
Woningcorporaties staan aan de voet van een belangrijke fase in de verduurzaming van de woningvoorraad. Er moeten ingrijpende maatregelen doorgevoerd om de woningvoorraad CO2-neutraal te maken. Maar welke beleidskeuzes en -instrumenten zijn ervoor nodig om deze transitie te versoepelen? Dat onderzocht het Lectoraat Energy in Transition van de Haagse Hogeschool in het onderzoek ‘gezamenlijk naar een CO2-neutrale woningvoorraad’.
Nederland heeft de doelstelling om in 2050 klimaatneutraal zijn. Dit staat ook hoog op de agenda in het bedrijfsleven en bij consumenten maar vereist grote inspanning. Bedrijven kunnen een belangrijke rol spelen in het verlagen van de CO2-uitstoot van consumenten. Er zijn diverse initiatieven die bedrijven kunnen nemen om consumenten bewust te maken van hun CO2-uitstoot, maar ze moeten die ook accepteren. Welke initiatieven zullen de consumenten omarmen en welke niet? Welke consumenten gaan het verschil maken?
MULTIFILE
In dit RAAK-mkb project werken penvoerder Hogeschool van Amsterdam, Kennisinstellingen TU Delft en TNO samen met veertien mkb-ondernemers, drie grootbedrijven, drie brancheorganisaties en vier gebouweigenaren aan het onderzoek naar hoogwaardig hergebruik van vlakglas. Het project heeft als doel de vragen te beantwoorden die de mkb-bedrijven op dit gebied hebben en bij te dragen aan de toepassing van circulaire raambeglazing met 100% hergebruikt vlakglas. Jaarlijks komt er meer dan 90.000 ton glas uit bouw- en sloopafval vrij, dat vooral wordt gedowncycled. Gelijktijdig leidt de benodigde nieuwbouw en verduurzamingsopgave tot meer vraag naar bouwmaterialen. Hergebruik van glas uit ramen is een duurzame oplossing hiervoor. Het energieverbruik, de CO2 voetafdruk en het verminderen van gebruik van nieuwe grondstoffen zijn duurzame gevolgen van hoogwaardig hergebruik. De glasverwerkende bedrijfspartners in deze aanvraag zien bedrijfskansen in het selecteren, opwaarderen en verwerken van gebruikt basis vlakglas tot circulair speciaal vlakglas, maar ervaren uitdagingen om dit technisch en financieel voor elkaar te krijgen. De succesvolle marktintroductie van 50% circulair isolatieglas van onderzoekspartner GSF Glasgroep geeft echter vertrouwen in de verdere ontwikkeling van de ontmantelings- en hergebruikstrategie van isolatieglas. De ingenieurs- en architectenbureaus zien bedrijfskansen in het leveren van geveloplossingen met een lage CO2-voetafdruk, maar hebben geen inzicht in welke soorten circulair glas op korte termijn veilig (her)gebruikt kunnen worden. Alle partners zijn het erover eens dat door gezamenlijk onderzoek de waardepropositie wordt versterkt en daarmee maatschappelijke duurzaamheidsambities worden gerealiseerd. Het onderzoek combineert kennis van glaseigenschappen, productiemogelijkheden en ondernemerschap en concentreert zich op de ontwikkeling van 3 soorten circulair speciaal glas: Gehard vlakglas Gelaagd vlakglas Warmte-isolerend gecoat vlakglas Het onderzoek bestaat uit praktijktesten, laboratoriumtesten en veldonderzoek aangevuld met milieu-analyses en marktconsultaties. Samen met glasverwerkende bedrijven (mkb), ingenieurs/adviesbureaus (mkb), geeft het consortium inzicht in de kansen en risico’s van het circulaire speciaal glas waarmee de mkb-ondernemers duurzame waarde kunnen leveren.
In this proposal, a consortium of knowledge institutes (wo, hbo) and industry aims to carry out the chemical re/upcycling of polyamides and polyurethanes by means of an ammonolysis, a depolymerisation reaction using ammonia (NH3). The products obtained are then purified from impurities and by-products, and in the case of polyurethanes, the amines obtained are reused for resynthesis of the polymer. In the depolymerisation of polyamides, the purified amides are converted to the corresponding amines by (in situ) hydrogenation or a Hofmann rearrangement, thereby forming new sources of amine. Alternatively, the amides are hydrolysed toward the corresponding carboxylic acids and reused in the repolymerisation towards polyamides. The above cycles are particularly suitable for end-of-life plastic streams from sorting installations that are not suitable for mechanical/chemical recycling. Any loss of material is compensated for by synthesis of amines from (mixtures of) end-of-life plastics and biomass (organic waste streams) and from end-of-life polyesters (ammonolysis). The ammonia required for depolymerisation can be synthesised from green hydrogen (Haber-Bosch process).By closing carbon cycles (high carbon efficiency) and supplementing the amines needed for the chain from biomass and end-of-life plastics, a significant CO2 saving is achieved as well as reduction in material input and waste. The research will focus on a number of specific industrially relevant cases/chains and will result in economically, ecologically (including safety) and socially acceptable routes for recycling polyamides and polyurethanes. Commercialisation of the results obtained are foreseen by the companies involved (a.o. Teijin and Covestro). Furthermore, as our project will result in a wide variety of new and drop-in (di)amines from sustainable sources, it will increase the attractiveness to use these sustainable monomers for currently prepared and new polyamides and polyurethanes. Also other market applications (pharma, fine chemicals, coatings, electronics, etc.) are foreseen for the sustainable amines synthesized within our proposition.
Hout is een veelgebruikt duurzaam (bouw)materiaal met belangrijke ecologische voordelen: Het is hernieuwbaar en fungeert als CO2-opslag. Een nadeel van hout is echter dat het alleen met verspanende technieken (draaien, frezen, zagen) verwerkt kan worden, hetgeen veel houtafval veroorzaakt. Daarbij wordt het afval en hout dat ongeschikt is als constructiemateriaal slechts ingezet in laagwaardige toepassingen of verbrand. Afgezien van het gebruik van houtvezels als filler materiaal bij 3D-printen van kunststoffen, wordt 3D-printen van hout(afval) nog niet toegepast, hoewel dit wel mogelijk is: Alle plantaardige materialen bevatten natuurlijke polymeren, lignine en cellulose, welke voor mechanische eigenschappen zorgen. Door deze polymeren uit plantaardige materialen te scheiden kunnen deze, met behulp van enkele additieven, in een thermoplastisch verwerkbaar materiaal worden omgezet dat extrudeerbaar is. Door de locatie van de extruder te manipuleren en hier laagsgewijs een object mee te maken ontstaat een additive manufacturing (AM) proces: een 3D ‘hout’printer! Naast materiaalefficiëntie biedt AM unieke voordelen, namelijk grote vormvrijheid en de mogelijkheid van seriematige enkelstuksproductie. Indien gecombineerd met de ontwerptechnieken parametrisch en topologische ontwerpen zijn vergaande optimalisaties van materiaalgebruik en productvariaties mogelijk. Met AM ontstaat zodoende een enorm nieuw spectrum van hoogwaardige toepassingsmogelijkheden voor hout(afval). In dit projectvoorstel wordt via de driehoek van ‘materiaal – proces – toepassing’ simultaan onderzoek gedaan naar: (1) Geschikte combinaties (blends) van cellulose en lignine om mee te kunnen extruderen; (2) Het ontwikkelen van een 3D-printproces en setup voor het verwerken van deze materiaal-combinaties; (3) Het identificeren van geschikte toepassingen. Geschikte toepassingen worden beïnvloed door materiaaleigenschappen en het printproces. Beide aspecten hebben ook onderlinge wisselwerking. Daarom wordt binnen casestudies van mogelijke toepassingen de onderlinge invloed integraal onderzocht. De doelstelling is daarbij om een werkende 3D ‘hout’printer met een werkend receptuur te ontwikkelen en de haalbaarheid van innovatieve, duurzame en voor de markt relevante toepassingen aan te tonen middels cases.