Het sociaal netwerk vormt een belangrijk thema doordat vanuit de Wmo verondersteld wordt dat de cliënt eerst de eigen kracht aanboort, alvorens er professionele hulp kan worden ingeschakeld. Dat betekent dat hij ook de kracht die het eigen sociaal netwerk bezit moet benutten. Het gaat bij kracht van het sociaal netwerk om steun die door familie, vrienden , kennissen en buren gegeven kunnen worden. Hierdoor kan de cliënt langer zelfstandig thuis blijven wonen en/of meer participeren in de samenleving. In de literatuur wordt wel onderscheid gemaakt tussen het persoonlijk – en het maatschappelijk steunsysteem van de cliënt. Bij het maatschappelijk steunsysteem gaat het dan met name over het benutten van algemene voorzieningen als vrijwilligers of lotgenotencontacten etc. In deze docentenhandreiking ligt de focus op het persoonlijk steunsysteem. De opzet van deze handreiking is dat je als docent tijdens je lessen voor een bepaald vak waar het onderwerp Sociale netwerken bij aan de orde komt, kan putten uit dit lesmateriaal. Daarbij kun je gericht zoeken vanuit de deelthema’s waar deze docentenhandreiking uit is opgebouwd. Ieder deelthema wordt kort ingeleid. Hierdoor krijgt de lezer een goede indruk van de belangrijkste items die bij ieder deelthema aan de orde zijn. Daarnaast wordt een overzicht gegeven van de literatuur en onderwijsmodules uit de Wmo-werkplaatsen, zodat jij en studenten zich verder in het thema kunnen verdiepen. Tot slot wordt bij ieder deelthema een aantal opdrachten geformuleerd die je als docent kan gebruiken als opdrachten tijdens de lessen.
Learning Analytics en bias – Learning analytics richt zich op het meten en analyseren van studentgegevens om onderwijs te verbeteren. Bakker onderscheidt hierin verschillende niveaus, zoals student analytics en institutional analytics, en focust op inclusion analytics, waarin gekeken wordt naar kansengelijkheid. Bias – systematische vooroordelen in data – kan vooroordelen in algoritmen versterken en zo kansenongelijkheid veroorzaken. De onderzoeksmethode maakt gebruik van het 4/5-criterium, waarbij fairness in uitkomsten gemeten wordt door te kijken of de kansen voor de beschermde groep minstens 80% zijn van die van de bevoorrechte groep.Onderzoeksaanpak – Bakker gebruikt machine learning om retentie na het eerste studiejaar te voorspellen en onderzoekt vervolgens verschillen tussen groepen studenten, zoals mbo-en vwo-studenten. Hij volgt drie stappen: (1) Data voorbereiden en modellen bouwen: Data worden opgesplitst en opgeschoond om accurate voorspelmodellen te maken. (2) Variabelen analyseren: Invloed van kenmerken op uitkomsten wordt beoordeeld voor verschillende groepen. (3) Fairness berekenen: Het 4/5-criterium wordt toegepast op metrics zoals accuraatheid en statistische gelijkheid om bias en ongelijkheden te identificeren. Resultaten, aanbevelingen en vervolgonderzoek – Uit het onderzoek blijkt dat kansengelijkheid bij veel opleidingen ontbreekt, met name voor mannen en mbo-studenten, die een hogere kans op uitval hebben. Bakker adviseert sensitieve kenmerken zoals migratieachtergrond mee te nemen in analyses op basis van informed consent. Daarnaast pleit hij voor meer flexibiliteit in het beleid, geïnspireerd door maatregelen tijdens de coronacrisis, die een positief effect hadden op studiesucces.Toekomstvisie – Bakker benadrukt dat niet elke ongelijkheid het gevolg is van discriminatie en roept op tot data-informed interventies om sociale rechtvaardigheid in het onderwijs te bevorderen. Zijn methode wordt open access beschikbaar gesteld, zodat ook andere instellingen deze kunnen toepassen en kansengelijkheid systematisch en bewust kunnen onderzoeken.
Op een waardige manier deelnemen aan en deel zijn van het maatschappelijk leven is niet altijd even makkelijk als je een beperking hebt. Het onderzoek van Jeroen Knevel is erop gericht bij te dragen aan de levenskwaliteit van mensen die belemmeringen ervaren. Zijn onderzoek doet hij samen met de praktijk en laat hij in allerlei creatieve en speelse vormen terugkomen in het onderwijs. Doel Het onderzoek beoogt een bijdrage te leveren aan kennis over theorie en praktijk van sociale inclusie bij mensen met een verstandelijke beperking. We willen we de kennis vergroten die sociaal werkers in de VG-sector nodig hebben om de inclusie van personen met een verstandelijke beperking te bevorderen. Resultaten Proefschrift op basis van artikelen. Verder artikelen, hoofdstukken, lezingen, workshops en cursussen. Bijvoorbeeld: Knevel, J. & Wilken J.P. (2019). Sociale inclusie. In J.P. Wilken & D. den Hollander (Eds.), Handboek Steunend Relationeel Handelen. Amsterdam: Uitgeverij SWP. Knevel, J. (2019). Inclusiegericht sociaal werk. Workshop op Landelijk congres Zoek ‘t uit! Praktijk en wetenschap dichter bij elkaar. Utrecht. 31 januari 2019. Knevel, J. (2019). Over inclusie. Presentatie Amersfoort’ bij Samenwerkend Netwerk (Indebuurt033). 4 april 2019. Knevel, J. (2019). Over inclusie. Lezing MEE Rotterdam, 27 juni 2019. Knevel, J. (2018). Module 2: Inclusief project. Minor Gehandicaptenzorg: inclusiegericht samenwerken met jeugd en volwassenen met een verstandelijke beperking. Utrecht: 3 september 2018 - 31 januari 2019. Inclusiegericht werken en inclusief samenwerken staat centraal in deze module. Knevel, J. (sinds 2017). Sociaal werk en mensenrechten. College 2e jaars opleiding Sociaal Werk, wekplaats Sociale Rechtvaardigheid. Utrecht. Knevel, J. (sinds 2017). (On)rechtvaardigheid en (on)gelijkwaardigheid. Colleges 2e jaars voltijd- en deeltijdopleiding Sociaal Werk, wekplaats Sociale Rechtvaardigheid. Utrecht. Podcast Lessen uit #HUonderzoek Looptijd 01 maart 2018 - 01 maart 2022 Aanpak Enkele vragen die centraal staan in dit onderzoek: Hoe kan sociaal werk in de verstandelijk gehandicaptenzorg begrepen worden vanuit het perspectief van inclusie en mensenrechten? En enkele kleinere vragen zoals: Inclusiegericht werken: hoe doe je dat in de praktijk? Wat doe je dan? Wat doe je dan niet? En waarom dan wel of niet? Wat voor effect(en) heeft inclusiegericht werken voor: Mensen met een verstandelijke beperking? Professionals die werken vanuit de VGZ (begeleiders, coaches, participatiecoaches) En waaraan merk je dat er effect is? Verschillende vormen van dataverzameling worden ingezet. Literatuurstudie; Vier ontwikkelwerkplaatsen in Amsterdam Noord, Amersfoort Vathorst, Wageningen en Utrecht; Interviews; Inclusief karakter; Afstudeerkring. Dit houdt in: Er wordt samen gewerkt aan een sociaal vraagstuk. In dit geval ‘inclusie’ in relatie tot mensen met een verstandelijke beperking. Er is sprake van een netwerkstructuur van praktijkorganisaties, lectoraten, docent-onderzoekers die zich verbinden aan het vraagstuk. Er is sprake van een langlopende kennisagenda. Er is sprake van jaarlijkse opdrachten voor studenten die daar op kunnen ‘solliciteren’. Studenten kunnen mailen met jeroen.knevel@hu.nl. Er kan sprake zijn van taakgroepen van studenten die opdrachten uitwerken; elke student voert een deelaspect van de opdracht (individuele toetsing) uit. De ontwikkelwerkplaats is een plek waar data worden verzameld en waar nieuwe werkwijzen worden ontwikkeld. Allerlei activiteiten ondersteunen dat proces. Er worden gesprekken gevoerd. En discussies. Bijvoorbeeld over de persoonlijke betekenis van inclusie. Er worden ervaringen gedeeld en verzameld, en uiteindelijk geclusterd. Er worden pitches gegeven. Er worden doelen geformuleerd door deelnemers van de ontwikkelwerkplaats. Er worden factoren benoemd die werken en die niet werken in het inclusiegericht werken. Er wordt een analyse gemaakt van alle verzamelde ervaringen.
Sociaal werkers houden zich bezig met het versterken van sociaal functioneren van mensen en sociale kwaliteit van de samenleving rond maatschappelijke kwesties als eenzaamheid, armoede en schulden. Zij zijn daarbij gericht op het realiseren van belangrijke waarden als sociale rechtvaardigheid, gelijkheid, solidariteit en menselijke waardigheid. Sociaal werkers interveniëren op drie niveaus: - individuen/ huishoudens (microniveau) - het collectief: groepen, wijken, gemeenschappen (mesoniveau) - organisaties en beleid (macroniveau) De praktijk en de methodiekontwikkeling van het sociaal werk spitsen zich vooral toe op het interveniëren op microniveau. Collectieve arrangementen (mesoniveau) en het signaleren en agenderen van structurele oorzaken waardoor mensen in de problemen komen (macroniveau) krijgen minder aandacht terwijl die ook van groot belang zijn voor de aanpak van sociale kwesties. Individueel georiënteerde sociaal werkers vinden het moeilijk om de mogelijkheden op meso- en macroniveau te zien. Sociaal werkers die meer op collectieve arrangementen gericht zijn vinden het lastig hun werk goed te verwoorden en te verantwoorden. En beide type sociaal werkers erkennen dat zij signalen op macroniveau wel opvangen, maar handelingsverlegenheid ervaren om daar vervolgens voldoende werk van maken. In een ontwerpgericht onderzoek werken in dit project de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, Movisie, Ons Welzijn, Synthese, buurtteam Venlo, gezinscoachteam Venray en Buurtplein samen aan de vraag: Wat biedt sociaal werkers houvast bij het besluiten welke interventies zij op welk niveau gaan inzetten en bij het verantwoorden van deze keuze? Via vier fasen (diagnose, ontwerp, test en implementatie) worden tools ontwikkeld voor de praktijk en het onderwijs van het sociaal werk. Het model professionele besluitvorming door sociaal werkers van Movisie wordt door ontwikkeld met behulp van wetenschappelijke, praktijk- en ervaringskennis over interveniëren in het sociaal werk en het versterken van sociale kwaliteit om (toekomstige) professionals een houvast te bieden bij het interveniëren op alle niveaus.
Sociaal werkers houden zich bezig met het versterken van sociaal functioneren van mensen en sociale kwaliteit van de samenleving rond maatschappelijke kwesties als eenzaamheid, armoede en schulden. Zij zijn daarbij gericht op het realiseren van belangrijke waarden als sociale rechtvaardigheid, gelijkheid, solidariteit en menselijke waardigheid. Sociaal werkers interveniëren op drie niveaus: - individuen/ huishoudens (microniveau) - het collectief: groepen, wijken, gemeenschappen (mesoniveau) - organisaties en beleid (macroniveau) De praktijk en de methodiekontwikkeling van het sociaal werk spitsen zich vooral toe op het interveniëren op microniveau. Collectieve arrangementen (mesoniveau) en het signaleren en agenderen van structurele oorzaken waardoor mensen in de problemen komen (macroniveau) krijgen minder aandacht terwijl die ook van groot belang zijn voor de aanpak van sociale kwesties. Individueel georiënteerde sociaal werkers vinden het moeilijk om de mogelijkheden op meso- en macroniveau te zien. Sociaal werkers die meer op collectieve arrangementen gericht zijn vinden het lastig hun werk goed te verwoorden en te verantwoorden. En beide type sociaal werkers erkennen dat zij signalen op macroniveau wel opvangen, maar handelingsverlegenheid ervaren om daar vervolgens voldoende werk van maken. In een ontwerpgericht onderzoek werken in dit project de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, Movisie, Ons Welzijn, Synthese, buurtteam Venlo en Buurtplein samen aan de vraag: Wat biedt sociaal werkers houvast bij het besluiten welke interventies zij op welk niveau gaan inzetten en bij het verantwoorden van deze keuze? Via vier fasen (diagnose, ontwerp, test en implementatie) worden tools ontwikkeld voor de praktijk en het onderwijs van het sociaal werk. Het model professionele besluitvorming van Movisie wordt door ontwikkeld met behulp van bestaande kennis over interveniëren in het sociaal werk en het versterken van sociale kwaliteit om (toekomstige) professionals een houvast te bieden bij het interveniëren op alle niveaus.