We leven in een democratie en genieten van onze vrijheid. Maar is dat wel zo vanzelfsprekend? Er gebeurt veel in onze samenleving: kerninstituties van onze democratie liggen onder vuur en de vrije pers wordt soms aangevallen. Kortom: de democratische gezindheid lijkt af te nemen en de democratie lijdt onder aanvallen op haar kerninstituties. Kinderen hebben daarin de toekomst, wordt vaak gezegd. Hoe kunnen we hen op zo’n manier opvoeden dat ze dat gevoel ook zelf krijgen, zodat ze democratische waarden omarmen én de bereidheid ontwikkelen om bij te dragen aan het voortbestaan van onze democratische samenleving? Samenlevingspedagogiek biedt mogelijk antwoorden. Dr. Iris Andriessen, lector Samenlevingspedagogiek bij Fontys Hogeschool, onderzoekt welke rol opvoeding speelt in sociale structuren, normen en waarden, en in burgerschap bij kinderen en jongeren. Ze vertelt erover in dit artikel.
Wat je leest in dit artikel
Dr. Iris Andriessen is lector Samenlevingspedagogiek aan Fontys Hogeschool. Ze onderzoekt hoe sociale structuren het opvoeden en opgroeien van jeugdigen raken en hoe opvoeding kan bijdragen aan het voortbestaan, vernieuwen of veranderen van die sociale structuren. En vooral: hoe bied je kinderen de gelegenheid om democratisch burgerschap te ontwikkelen, door in de praktijk bij te dragen aan de inherente waarde van democratie? Door middel van verschillende praktijkgerichte onderzoeken probeert Andriessen antwoorden te geven op deze vragen en zo de relevantie ervan te onderstrepen
Iris Andriessen studeerde Algemene Sociale Wetenschappen aan de Universiteit Utrecht en studeerde af in de richting Studies van Culturen en Minderheden en Vrouwenstudies. In 2006 promoveerde ze met haar onderzoek naar schoolse betrokkenheid van leerlingen met een migratieachtergrond in het voorgezet onderwijs.
Andriessen: “Na mijn promotie werkte ik bij het Sociaal en Cultureel Planbureau waar ik onderzoek deed naar discriminatie en de positie van minderheden op de arbeidsmarkt. Dat was heel maatschappelijk gericht werk, maar na het zoveelste rapport over discriminatie dat niet tot merkbare verandering leidde, begon ik toch een beetje gefrustreerd te raken. Ik wilde actiever bijdragen aan verandering en verbetering. En ik ben een echte onderzoeker. Toen zag ik de functie van lector voorbijkomen; die voelde voor mij als een uitgelezen kans om onderzoek te doen én impact te maken.”
Het lectoraat Samenlevingspedagogiek wil opvoeders en pedagogische professionals ondersteunen in hun handelen dat erop gericht is jeugdigen te laten groeien als democratisch betrokken burgers, die zich met elkaar inzetten om de samenleving steeds opnieuw vorm te geven.
Andriessen: “Er gebeurt veel in onze samenleving: we staan voor grote maatschappelijke uitdagingen en we zullen met elkaar moeten bedenken hoe we daarmee om willen gaan. Daarvoor heb je burgers nodig die de ruimte voelen om hun perspectief in te brengen en daartoe bereid zijn. Ons lectoraat onderzoekt welke rol opvoeding daarin kan spelen. We zijn gestart met een nieuwe cyclus waarin we onderzoeken hoe kinderen en jongeren democratisch burgerschap kunnen ontwikkelen. We beseffen: sociale structuren worden door mensen gemaakt en kunnen dus ook door mensen worden veranderd. Hoe verhoudt opvoeding zich daartoe? Daarbij hebben we twee onderzoekslijnen. De ene is gericht op de jeugdigen: hoe vormen kinderen democratisch betrokken burgerschap? De andere is gericht op de opvoeders: welke gelegenheden bieden zij aan kinderen om democratisch betrokken burgers te zijn en wat leven zij daarin voor?”
Om bovenstaande onderzoeksvragen te beantwoorden, moeten bepaalde begrippen wel worden afgebakend, bijvoorbeeld ‘samenlevingspedagogiek’.
Andriessen legt uit: “Deze term, afkomstig van Micha de Winter, gaat over de dynamische relatie tussen kind en samenleving, via de opvoeding. De Winter benadrukt de maatschappelijke functie van opvoeden: kinderen worden via opvoeders ingeleid in de samenleving. Maar je wenst ook dat kinderen uiteindelijk bereid zijn zelf de samenleving vorm te geven. Daarvoor moeten kinderen kritisch leren kijken én ruimte krijgen, zodat ze de samenleving niet alleen reproduceren, maar ook kunnen vernieuwen. De omstandigheden veranderen immers steeds, er komen steeds weer nieuwe uitdagingen op ons af. Bij samenlevingspedagogiek kijken we hoe kinderen democratisch burgerschap ontwikkelen en welke rol opvoeders daarin spelen. Kinderen moeten het gevoel krijgen dat ze een onderdeel zijn van onze samenleving en er iets nieuws aan kunnen bijdragen.”
Hoe ziet een onderzoek naar samenlevingspedagogiek er in de praktijk uit? Een mooi voorbeeld was te zien binnen een integraal kindcentrum (IKC).
Andriessen: “We zagen het IKC als minisamenleving, pasten de mozaïekmethode toe en beschouwden de kinderen als deskundigen. Vanuit hun perspectief gaf het onderzoek een levendig beeld van het IKC. Zo brachten we hun leefwereld in beeld: ze kregen een camera, gaven rondleidingen of vertelden verhalen met poppetjes. Ze waren vrij om daarin zelf keuzes te maken. Al die stukjes vormden samen een mozaïek van hun perspectief. We brachten in kaart waaraan de kinderen waarde hechtten en lieten op een heel andere manier zien wat ze belangrijk vonden en hoe ze ingebed waren in die ‘gemeenschap’.”.
Lees meer over de methode in de handreiking Mozaïkmethode.
Andriessen vervolgt: “In een ander onderzoek – Betrokken Jeugd – interviewden we, samen met studenten van de opleiding Pedagogiek, kinderen. Daaruit bleek dat ze heel maatschappelijk betrokken waren. Ze hadden vaak een scherp gevoel voor hedendaagse kwesties, zoals klimaat, oorlog en ongelijkheid. Ze lieten ook zien dat ze daar zelf actief een bijdrage aan leverden. Ze bespaarden bijvoorbeeld water door korter te douchen en zamelden afval in. Zulke inzichten geven aan dat kinderen al burgers zijn, niet slechts ‘burgers in wording’. Het ontbreekt er nu vaak aan dat ze serieus worden genomen. Ze voelen zich niet altijd gehoord en dat doet wat met hun burgerschapsontwikkeling. Daarin willen we verandering brengen.”
In een tijd van grote maatschappelijke uitdagingen – stikstofprobleem, woningnood, klimaatcrisis – heb je betrokken burgers nodig om samen oplossingen te bedenken. Democratie is daarvoor een manier, maar samenlevingspedagogiek gaat verder dan een systeem om besluiten te nemen.
Andriessen: “Wij zien democratie niet alleen als een politiek instrument, maar ook als een manier van samen-leven gebaseerd op gelijkheid, openheid en vrijheid. Die vrijheid is ook paradoxaal: we kunnen de democratie immers gebruiken om haar af te schaffen, maar daarmee ontneem je de volgende generatie haar vrijheid. Er zijn onderzoeken waarin jongeren zeggen: in tijden waarin snel ingewikkelde beslissingen genomen moeten worden, kan een dictator dat beter doen. Dan kom je snel verder, maar dat doet iets met de inherente waarde van democratie. Het gaat er juist om dat je samen verder komt. Ondanks de vele verschillen binnen ons land moeten we in gesprek blijven en een gezamenlijk algemeen belang proberen te formuleren, zodat we uitdagingen kunnen aangaan.”
Dat brengt ons bij het tweede begrip: ‘goed burgerschap’. Dat wil zeggen dat je betrokken burgers nodig hebt om een goed functionerende democratie te creëren.
Andriessen: “Democratisch betrokken burgerschap kent drie dimensies: kennis van de samenleving, verbinding met de samenleving en ernaar handelen. Dat handelen kan groot en klein zijn. Bijvoorbeeld: een kind dat afval in de buurt opruimt toont betrokkenheid; een jongere die zich uitspreekt over ongelijkheid op school laat betrokken burgerschap zien. We moeten als onderzoekers, professionals en opvoeders ruimte maken voor die betrokkenheid van kinderen en jongeren en ze laten ervaren dat ze gehoord worden en ertoe doen.”
Hoe kunnen jeugdigen hun burgerschap beter ontwikkelen in de praktijk? Door de onderzoeken binnen het lectoraat hoopt Andriessen daarin meer inzicht te krijgen. Maar ze ziet ook een grote rol voor opvoeders en onderwijs. Hoe kunnen die dat proces ondersteunen?
Andriessen besluit: “Opvoeding is bepalend in de ontwikkeling van burgerschap bij jongeren. Ook daar moeten we kritisch naar kijken. Wat geven we onze kinderen bewust en onbewust mee over onze manier van (samen) leven? Wat laten we zelf zien in het bijdragen aan of vernieuwen van de samenleving? Dat gebeurt op allerlei plekken waar kinderen komen: thuis, in het onderwijs, de jeugdhulp en in de wijk. Dat kan uiteenlopen van een pannetje soep brengen naar een zieke buurvrouw tot het aanpakken van knellende wet- en regelgeving die jeugdigen in de verdrukking brengt. Voor dat laatste ontwikkelen we, samen met onze eigen master Pedagogiek en de master Pedagogiek van de Hogeschool Utrecht, onderwijs om professionals handvatten te geven om met dat soort veranderingen aan de slag te gaan. Die kennis kan ook gebruikt worden door andere opleidingen, zoals sociale studies, jeugdwerk en misschien ook verpleegkunde.”
Meer weten?
Wat jeugdigen weten, vinden en kunnen wordt vaak niet serieus genomen. Jeugdigen worden systematisch onderschat als personen met waardevolle kennis en als competente beslissers. Dit heeft tot gevolg dat de stem van jeugdigen niet altijd gehoord wordt en hun belangen daardoor niet altijd goed meegewogen (kunnen) worden. Ook beleidsmakers en politici weten vaak niet goed hoe jeugdigen over maatschappelijke thema’s denken. Dat betekent dat waardevolle perspectieven ontbreken en dat niet altijd goed rekening wordt gehouden met de belangen van jeugdigen. In de samenleving wordt de kracht van maatschappelijk geëngageerd actorschap van jeugdigen veelal onderschat en in elk geval nog weinig benut. In dit onderzoek schetsten we daarom een beeld van hoe jeugdigen tussen de 7 en 25 jaar denken, voelen en handelen ten aanzien van maatschappelijke vraagstukken waarvan zij vinden dat deze met voorrang moeten worden aangepakt.
De verschillen in belangen, betrokkenheid, gebruiksvormen en gebruiksdoeleinden van de publieke ruimte tussen volwassenen en jongeren brengt spanningen met zich mee. Deze spanningen dragen niet bij aan een gezonde leefomgeving. Het is daarom belangrijk om te onderzoeken hoe we de publieke ruimte zo kunnen vormgeven dat iedereen er zich welkom, veilig en thuis voelt. In dit rapport wordt dit onderzocht vanuit de positie van jongeren. De leidende vraag voor dit rapport is: Hoe kan op democratische wijze met jongeren een inclusieve publieke ruimte gecreëerd worden? Deze vraag roept ook een tweetal deelvragen op: Wat zijn de voorwaarden voor de inclusieve publieke ruimte voor jongeren? Hoe krijgt jongerenparticipatie vorm in het creëren van inclusieve democratische publieke ruimte?
Dit onderzoek heeft, in opdracht van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, de omvang, aard en reikwijdte van discriminatie in het (semi)publieke domein in kaart gebracht. Daarbij is gekeken in welke sub-domeinen met discriminatie relatief veel voorkomt. Ook is er aandacht voor de specifieke context waarbinnen discriminatie-incidenten plaatsvinden. Tot slot is een verkenning gedaan welke maatschappelijke partijen kunnen bijdragen aan de aanpak van discriminatie in publieke ruimtes en op welke wijze. Om op deze vragen een antwoord te geven zijn verschillende methoden van onderzoek gebruikt: • Een deskresearch dat specifiek ingaat op discriminatie in de publieke ruimte • Een surveyonderzoek waaraan 2261 volwassen Nederlanders hebben meegewerkt dat een representatief beeld geeft van de aard, omvang en reikwijdte van ervaren discriminatie in de publieke ruimte. • Verdiepende interviews met acht mensen die discriminatie in de publieke ruimte hebben ervaren, vanuit een narratieve onderzoeksmethode. • Focusgroepen met maatschappelijke partijen die mogelijk kunnen bijdragen aan het aanpakken van discriminatie in de (semi)publieke ruimte.