In een RAAK Mkb project heeft Marklinq samen met twaalf betrokken bedrijven samengewerkt, met als doel: hoe kunnen zij klanten effectiever betrekken bij productinnovaties? Er is een online platform ontwikkeld (www.proofofthepudding.nl) en bijgaand kookboek voor klantonderzoek in de foodsector. Het kookboek bestaat uit gerechten en recepten. De gerechten zijn vragen waar de ondernemer tegenaan kan lopen bij het ontwikkelen van nieuwe producten. Bij ieder gerecht zijn enkele recepten beschikbaar van tools die je kunt toepassen. Het boek is een handig hulpmiddel voor elke ondernemer in de foodsector.
Elk jaar bezoeken tussen de een en twee miljoen mensen het waddengebied. Het toerisme is daar uitgegroeid tot een van de belangrijkste economische activiteiten. In Nederland zijn vooral de eilanden een populaire vakantiebestemming. Fietsen, wandelen en strandbezoek zijn populaire activiteiten. De authentieke atmosfeer, het strand en het duinlandschapworden het meest gewaardeerd. De natuurwaarden van de Waddenzee spelen een minder grote rol, hoewel uit onderzoek blijkt dat er een zekere relatie bestaat tussen natuurervaringen en de plaatsgebondenheid van de toerist. In tegenstelling tot Duitsland komt het toerisme op de vastelandskust van Noord-Holland, Friesland en Groningen nauwelijks op gang en kan niet profiteren van de stroom bezoekers naar de Waddeneilanden. De recente aanwijzing van de Waddenzee tot werelderfgoed wordt over het algemeen gezien als een belangrijke stimulans voor de ontwikkeling van het toerisme. InNederland blijkt de werelderfgoedstatus echter nog relatief onbekend te zijn. In tegenstelling tot het Duitse kustgebied wordt door ondernemers deze status niet of nauwelijks benut. Met de werelderfgoedstatus van de Waddenzee en de voorgenomen uitbreiding van het vliegveld Eelde als nieuwe uitdagingen zijn met behulp van scenarioplanning een aantal richtingen voor de ontwikkeling van het toerisme in Noord-Nederland geïdentificeerd en uitgewerkt in 23 product-markt-partner-combinaties. Deze hebben het karakter van shortbreaks waarineen bezoek aan het waddengebied gekoppeld wordt aan andere highlights in Noord-Nederland
Het meeste vlees dat Nederlanders eten wordt niet duurzaam geproduceerd. Veel productie leidt tot overbemesting, kost veel water en gaat ten koste van de biodiversiteit en het landschap, terwijl dierenwelzijn niet per se is geborgd. Hogeschool Van Hall Larenstein participeerde binnen het onderzoek ‘Dierzaam’ van de Hogeschool Utrecht. Het project zocht naar marketingstrategieën die consumenten verleiden om over te stappen naar meer duurzaam geproduceerd vlees. In dit whitepaper beschouwt Van Hall Larenstein (VHL) de kansen in de keten vanuit het perspectief van de boer. Hiervoor bestudeerden onderzoekers literatuur en inspirerende voorbeelden. Meer aandacht voor dierenwelzijn zal leiden tot extensivering van de veehouderij. De milieubelasting van vlees wordt bepaald op veel criteria, de uitkomsten verschillen per diersoort en voor traditioneel of organische houderijsystemen. Over het algemeen zijn kip- en varkensvlees minder milieu belastend dan rundvlees. Echter, varkens en kippen eten weer meer granen die wereldwijd voor mensen belangrijk zijn en rundvee kan daarentegen op grasland leven. Voor de omschakeling naar duurzame vleesvee houderij is een systeemverandering nodig waar álle partijen een rol in hebben. De boer moet voldoen aan de vele normen en heeft deskundigheid nodig. Sociale media kunnen een transparante communicatie tussen boer en consument ondersteunen. De supermarkt en de slager kunnen het eigen assortiment kiezen en meer communiceren en informeren en de consument maakt uiteindelijk de keuze in de winkel. De overheid moet zich actiever opstellen in markt- en prijsbeleid. Boeren staan onder druk door enerzijds maatschappelijke eisen en aan de andere kant de kostprijs van duurzame productie. Een eerlijk en duurzaam verdienmodel voor de boer vereist een hogere vleesprijs, gecombineerd met betalingen van de boer voor maatschappelijke (ecosysteem)diensten.
MULTIFILE
Uit de ongevallenstatistieken blijkt dat ouderen verhoudingsgewijs vaker betrokken zijn bij verkeersongevallen en vaker de veroorzaker van een ongeval zijn. Ze worden daarom als risicogroep in het verkeer aangeduid. Diverse eerder uitgevoerde onderzoeken verwachten dat rijhulpsystemen, de zogenoemde ‘Advanced Driver Assistance Systems’ (ADAS) het verhoogde ongevalsrisico van de oudere autobestuurder kan verlagen. Toch blijkt uit voorgaand onderzoek dat deze ADAS, die generiek ontwikkeld worden voor een universele gebruiker, juist bij oudere automobilist nog niet goed aanslaan en de potentie van een doelgroepgerichte ADAS voor ouderen niet optimaal benut wordt. De technische mogelijkheden om ouderen te ondersteunen bestaan al, maar het ontbreekt op dit moment nog aan praktische toepassingen. In BRAVO staat een doelgroepgerichte ADAS voor ouderen centraal en zullen de marktmogelijkheden samen met de mkb-partners onderzocht worden. Dit onderzoek vraagt om een multidisciplinaire benadering van zowel de problematiek, de huidige markt als de behoeften van de consument/doelgroep. BRAVO zal resulteren in een businesscase die scenario’s bevat waarin een doelgroepgerichte ADAS voor ouderen kan worden toegepast. Daarnaast zal dit verkennende onderzoek nieuwe inzichten geven die zullen leiden tot nieuwe (en grotere) onderzoeken naar het effect en de impact van een doelgroepgerichte ADAS voor ouderen. Met BRAVO wordt een eerste stap gezet naar de ontwikkeling van een doelgroepgerichte ADAS die kan bijdragen aan de verkeersveiligheid en het zelfstandige mobiliteitsbelang van de oudere bestuurder.
In de ontwikkeling van voedingsmiddelen draait alles om smaak. Eten moeten vooral lekker zijn, toch? Om smaak en andere producteigenschappen in kaart te brengen wordt sensorisch onderzoek (SO) uitgevoerd. In de praktijk gebeurt dit vaak onder suboptimale omstandigheden vanwege bijvoorbeeld onvoldoende beschikbaarheid van panelleden en een gebrek aan tijd. Belangrijke beslissingen worden vervolgens gebaseerd op onbetrouwbare, invalide resultaten. Er is daarom een behoefte naar snelle, betrouwbare en valide methodieken. Daarbij geldt dat voedselkeuze een complex proces dat verder gaat dat het analytisch beoordelen van producteigenschappen. Zo kan de context van consumptie van invloed zijn op de perceptie van smaak. In het sensorisch onderzoeksveld is hier steeds meer aandacht voor. Hiermee beweegt SO zich richting consumentenonderzoek (CO). De overlap en wederzijdse beïnvloeding van elementen uit SO en CO zijn relevant tijdens verschillende fases van het productontwikkelingsproces. In dit postdoconderzoek zal Vera van Stokkom een snelle en flexibele onderzoeksmethode ontwikkelen en valideren. Elementen van SO en CO zullen geïntegreerd worden in een methodiek onder de werktitel Rapid Sensory & Consumer Modules Tool (RSCM-tool). De methodiek zal worden gericht op de productcategorie groenten. Groenten passen bij uitstek in een gezond en duurzaam voedingspatroon. Ook zal worden onderzocht of de RSCM-tool kan worden ingezet bij ouderen, omdat bij ouderen achteruitgang in sensorische perceptie plaatsvindt. Met dit postdoconderzoek wordt kennis en ervaring opgedaan over de toepassing van een nieuwe sensorische onderzoeksmethodiek (RSCM) die uiterst relevant is voor onderzoek met, en onderwijs op het gebied van voeding. Dit postdoconderzoek valt onder het Research and Innovation Centre Agri, Food & Life Sciences van Hogeschool Inholland. Naast een verbreding en verdieping op de onderzoekslijn Gezondheid in de Metropool en het domeinoverstijgende onderzoeksprogramma Food for Happy Ageing, zal dit onderzoek bijdragen aan duurzame curriculuminnovatie binnen de opleiding Food Commerce and Technology en de profilering van Hogeschool Inholland als kennispartner.
In line with the ‘Natuur- en milieubeleidsplan Caribisch Nederland 2020-2030 (NMBP)’ the consortium intends with this research proposal to contribute to a prosperous society with a resilient population and healthy natural environment. The Caribbean Netherlands are dealing with a situation where imported vegetables and fruits are mostly imported and hardly affordable. This leads to consuming unhealthy food and high obesities rates as a consequence. A lack of good agricultural practices with regard to water-smart and nature inclusive agriculture, as well as limited coping capacities to deal with hazards and climate change, results in very limited local production and interest. Initiatives that focused only on agrotechnological solutions for food resilient futures turned out to be ineffective due to a lack of local ownership, which jeopardizes sustainability. Moreover, the ‘green’ and ‘blue’ domains are not seen as attractive career perspectives among youth, hampering a bright future for those domains. The aim of this research is to contribute to water-smart and nature inclusive food resilience embedded in a local participatory perspective in the Caribbean Netherlands. To address the above challenges, a living lab approach is adopted, where youth will be trained as (co)-facilitators (WP1) who will contribute to a participatory envisioning process and an articulation of food resilient futures (WP2). Finally, based on the envisioning process local stakeholders will select and implement experiments for food resilient futures followed by dissemination of results among key stakeholders as well as children and youth at the BES islands (WP3). This project strategy will lead to a network of a living lab where professionals and youth work together on food resilient futures. Training manuals and the results of experiments with regard to water and food system alternatives will be used actively to encourage youth to be involved in sustainable agriculture and consumption.