In deze handleiding wordt een framework en bijbehorende toolsgepresenteerd waarmee ontwerpers en andere stakeholders ondersteundworden bij het zoeken naar nieuwe en zinvolle toepassingsmogelijkhedenvoor reststromen. Als er van afgedankte producten, onderdelen ofmaterialen nieuwe producten worden ontworpen met een andere functienoemen we dat Repurpose.Uit eerder onderzoek door de Hogeschool van Amsterdam naar RepurposeDriven Design and Manufacturing bleek dat er geen methoden bestaan diehet ontwerpen met reststromen ondersteunen, terwijl er ook naar vorenkwam dat hier wel behoefte aan was bij bedrijven en ontwerpers. Daaromzijn in samenwerking met partners deze tools ontwikkeld.Deze handleiding geeft eerst een korte introductie over Repurposeen de ontwikkelde tools. Daarna worden de stappen toegelicht diekunnen worden gezet in een ontwerpproces waarbij een reststroom hetuitgangspunt is. Vervolgens wordt per tool de werkwijze besproken. Alslaatste vindt u de bestanden in een printbare versie, zodat u ze zelf kuntafdrukken en ermee aan de slag kunt gaan.
Background and Aim: Caregivers in the home environment have an important role in timely detecting and responding to abuse. The aim of this review was to provide insight into both the existing tools for the assessment of and interventions for elder abuse by formal and informal caregivers in the home environment, and to categorize them according to a public health perspective, into primary, secondary, tertiary or quaternary prevention. Methods: We selected the assessment tools and interventions that can be used by caregivers in the home environment included in previous reviews by Gallione et al (2017) and Fearing et al (2017). To identify published studies after these reviews, a search was performed using PubMed, Cochrane Database, CINAHL and Web of Science. Results: In total, fifteen assessment tools and twelve interventions were included. The number of assessment tools for elder abuse for use in the home environment is increasing; however, tools must be validated over different cultures and risk groups. In addition, the tools lack attention for the needs of vulnerable older persons such as persons with dementia. Existing interventions for caregivers in the home environment lack evidence for addressing elder abuse and do not address potential adverse effects (quaternary prevention). Conclusion: Assessment tools for elder abuse need further testing for validity and reliability for use by caregivers in the home environment. For interventions, meaningful outcome measures are needed. Important to note is that quaternary prevention requires more attention. This argues for taking into account perspectives of (abused) older persons and caregivers in the development of assessment tools and interventions protocols.
The purpose of this research is to find evidence for the assumption that allowing children to create their own news messages is an effective approach to teach them how to distinguish between reliable news and fake news. Three students of the primary teacher training programme of The Hague University of Applied Sciences developed five lessons concerning fake news and five Kahoot! quizzes for each of those lessons. They taught the lessons they developed under the supervision of a primary school teacher and one of their lecturers from the university. A Friedman test on the scores of the Kahoot! quizzes indicate that the children made progress over the course of the study. In addition, it appears that the children appreciated the lessons and that they have learned how news is created and how fake news can be recognised. The outcomes of this study have prompted a larger, international Erasmus+ project. Schools and libraries in three countries will investigate similar innovative blended-learning approaches for pupils between ages 12 to 15.
MULTIFILE
Kinderen met een autismespectrumstoornis (ASS) komen te vaak in de problemen in het onderwijs, waarbij een deel van de kinderen zelfs uit het onderwijs valt. Dit heeft mogelijkerwijs te maken met twee duidelijke knelpunten van het beleid van passend onderwijs. Ten eerste is passend onderwijs nog te veel een bestuurlijk construct en nauwelijks op het handelingsniveau van professionals gericht. Ten tweede vormen de grenzen van onderwijs en de jeugdhulpverlening nog te veel een belemmering om met vereende kracht leerlingen op maat te ondersteunen. Het op maat ondersteunen vraagt om een versteviging van vaardigheden van leerkrachten en jeugdhulpverleners om het welbevinden en leergedrag van ASS-leerlingen te stimuleren. Daarbij kunnen professionals elkaars expertise beter benutten om op deze manier samen in de klas op een talentgerichte wijze het welbevinden en leergedrag van leerlingen met ASS te ondersteunen. Het doel van deze aanvraag is het ontwikkelen van een bruikbaar prototype van een professionaliseringsaanbod voor leerkrachten en jeugdhulpverleners dat de vaardigheden die deze professionals in de klas nodig hebben versterkt, zodat leerlingen met ASS op een passende wijze ondersteund worden in hun leergedrag en welbevinden. Het consortium –bestaande uit leerkrachten uit het (speciaal) primair onderwijs, jeugdhulpverleners, gedragsdeskundigen – managers en onderzoekers, brengt via een ontwerponderzoek de behoeftes en benodigde vaardigheden in kaart en ontwikkelt ontwerpprincipes en een concept professionaliseringsaanbod. Dit concept is de basis van een professionaliseringsaanbod waarmee een bredere groep leerkrachten en jeugdhulpverleners tools krijgt om leerlingen met ASS effectief te ondersteunen. Het doel van deze aanvraag is in lijn met het landelijk beleid rondom passend onderwijs en de nationale wetenschapsagenda bij het thema ‘Jeugd in ontwikkeling, opvoeding en onderwijs’. Verbetering van het handelen van leerkrachten en jeugdhulpverleners in een integrale aanpak zorgt voor betere schoolresultaten, minder schooluitval en een betere communicatie tussen leerkrachten en hulpverleners en draagt bij aan een inclusieve maatschappij.
De Wet passend onderwijs (2014) zou er voor moeten zorgen dat alle kinderen een goede onderwijsplek krijgen. Echter, voor leerlingen met autismespectrumstoornis (ASS) die substantiële ondersteuning nodig hebben, is dat lastig te realiseren. Zij laten problemen zien in hun betrokkenheid bij de leertaak, wat gerelateerd is aan lage schoolprestaties en voortijdige uitval. Deze leerlingen hebben baat bij een goede gezamenlijke ondersteuning van leerkracht en jeugdprofessional. Echter, leerkrachten hebben weinig kennis en ervaring met ASS om de juiste ondersteuning te kunnen bieden. Jeugdhulpverleners, die op school ingezet worden, zijn onvoldoende op de hoogte van wat er vanuit het onderwijs moet gebeuren. Leerkrachten en jeugdhulpverleners kunnen elkaar versterken, maar er is nog te vaak sprake van figuurlijke afstand en gebrek aan verbondenheid. Professionalisering is nodig, gericht op het versterken van het handelen van leerkrachten en jeugdhulpverleners in de klas en hun interprofessionele samenwerking. Hoe zo’n professionalisering eruit moet zien en hoe leerkrachten en jeugdhulpverleners elkaar kunnen versterken is nog onduidelijk. Er is behoefte aan good practices op dit terrein. Om dit complexe praktijkprobleem op te lossen, maken we gebruik van ontwerponderzoek. We richten ons op de vraag: Hoe draagt een professionaliseringstraject bij aan het versterken van het handelen in de klas en het interprofessioneel samenwerken van leerkrachten en jeugdhulpverleners, zodat zij een integrale aanpak kunnen vormgeven waarmee de betrokkenheid van leerlingen met ASS in de klas wordt vergroot? Daartoe ontwikkelen we een professionaliseringstraject, waarbij we voortbouwen op kennis uit onder andere het vooronderzoek ’T PASST WEL!. We voeren het traject uit en evalueren systematisch de genomen stappen. Het project levert een toepasbaar professionaliseringstraject met (e-)tools rondom good practices voor de (opleidings-)praktijk op. Deze producten bieden onderbouwde en overdraagbare oplossingen voor problemen waar leerkrachten en jeugdhulpverleners tegenaan lopen bij het integraal vormgeven van hun aanpak bij leerlingen met ASS.
Leerkrachten in Friese basisscholen zoeken naar goede strategieën om meertaligheid te erkennen en effectief in te zetten. Waar het onderwijs tot nu toe twee- en drietalig was (Fries, Nederlands en Engels), hebben leerkrachten nu in toenemende mate te maken met anderstalige migrantenleerlingen. Leerkrachten willen met deze strategieën antwoorden vinden op twee problemen. Ten eerste ervaren ze problemen in de omgang met migrantentalen: ze geven aan dat ze migrantentalen niet willen negeren, maar waarderen en gebruiken vinden ze moeilijk. Ten tweede willen leerkrachten de kwaliteit van het twee- of drietalige basisonderwijs waarin sprake is van taalscheiding, verbeteren. Er wordt per dag of in het Fries, of in het Nederlands of in het Engels onderwezen en geleerd. Men verwacht dat het verbinden van talen hogere resultaten opbrengt. Dit wordt ondersteund door wetenschappelijk onderzoek. Vierentwintig leerkrachten op twaalf basisscholen willen een innovatieve aanpak voor meertalig onderwijs ontwikkelen, die zowel een kader biedt voor de waardering en het gebruik van migrantentalen, als voor een samenhangend gebruik van het Nederlands, het Fries en het Engels in de scholen. Dat geheel vormt de basis van het project Meer kansen Met Meertaligheid (3M). Wetenschappelijk onderzoek levert gevalideerde benaderingen op die moeten worden uitgebreid, gecombineerd en toegesneden op de eigen schoolsituatie om voor de leerkrachten van nut te kunnen zijn. Het 3M-project richt zich op het samen ontwikkelen (d.m.v. ontwikkelingsonderzoek), uitproberen en evalueren van een nieuwe aanpak en nieuwe didactische tools voor meertalig onderwijs (d.m.v. interventieonderzoek). Alle ontwikkelde tools worden in een digitale 3M-Toolbox ondergebracht, die beschikbaar gesteld zal worden aan alle scholen. In de derde plaats vindt een flankerend effect-onderzoek naar (taal)attitudes plaats. In dit project beoogt het consortium een innovatieve kwaliteitsimpuls aan het meertalig basisonderwijs te geven, niet alleen in Fryslân, maar in heel Nederland.