Since 2000, all Dutch Universities of Professional Education are confronted with three major renewals. The first was the European agreement to implement the Bachelor-Master system in Higher Education. The second was the strong tendence to renew eduction towards Competence Based Education. The third renewal came from the decision of the ministery of Education to contract lectures (lectoren) and research networks (kenniskringen) to improve research competences among students. Basic idea behind the latest renewal was that if students from Universities of Professional Education bring in more knowledge in companies, during and after their study, this will stimulate the innovative power of Dutch small and medium enterprices (SME’s). Educational developers have been very bussy with these renewals. Under the cloak of national assurance guidelines and external panels of inspection many educational developers automatically tended to use the instrumental paradigm for many design contexts. In accordance with the research of Gustafson (1993) and Richey (1993) we raised questions about the relevance of the instrumental paradigm for educational design contexts, because often the means-end thinking of the instrumental approach have seemed to be out of place. This research project by Lappia, De Boer & Van Rennes took place in 2006 at INHOLLAND university of professional education in the western part of The Netherlands with four pilots at School of Technology, Social Work, Education and Economics. The researchers started from the assumption that improving competence-based internships could not been based on an instrumental paradigma, because of the lack of absolute standards and the need to support deliberation among stakeholders. The Design Science Approach of Van Aken (2004) and Andriessen (2004) was been used to reveal field-tested and grounded technological rules as design specifications for improvement tools. Beside that the research project used the communicative paradigm (Visscher-Voerman & Gustafson, 2004) to reach consensus among the practitioners, who accompanion students during their internships in organisations in order to achieve a growth of competences in the choosen working field. Participants in the research project were employees of the School of Education, The School of Technology and the School of Economics, the department of Education, Quality, Research and development (OKR). Conditions for participating in the project were that the Schools recognized the problems with implementing Competence Based Internship and the School had to set the employees whe participated in the project free for half a day during the project. The Schools as stakeholders in the project were primary interested in solution of their practical problem (practical stream). The department of Education, Quality, Research and development was interested in solution of the pratical problem for dissemination reasons, but would also learn new strategies for implementation (knowledge stream). Therefore was choosen to follow the Design Science Research Approach.
De leerling ontwikkelt kennis en vaardigheden door creativiteit en nieuwsgierigheid in te zetten, aldus het eerste kenmerk van de visie op toekomstgericht onderwijs uit het advies van Platformonderwijs2032 (Schnabel, 2016). Dit kenmerk veronderstelt dat leerlingen probleemoplossend aan de slag gaan, kritische vragen stellen en hun inventiviteit gebruiken. Dat klinkt fantastisch, maar hoe kan een leerkracht voor elkaar krijgen dat dit gebeurt? In dit artikel schetsen we aan de hand van praktijkvoorbeelden in het primair onderwijs hoe je als leerkracht dit soort vaardigheden en houdingen kunt stimuleren. Belangrijk daarvoor is dat leerlingen onderwijstaken niet ervaren als opdrachten voor een vak maar als echte problemen met meerdere dimensies om op te lossen. Dit kan bewerkstelligd worden door op een meer vakoverstijgende manier te gaan werken (Thijs, Fisser, & Hoeven, 2014). We beginnen met het schetsen van de theoretische achtergrond rond vakoverstijgend onderwijs en werken vervolgens enkele praktische voorbeelden uit.
In this chapter, we discuss the education of secondary school mathematics teachers in the Netherlands. There are different routes for qualifying as a secondary school mathematics teacher. These routes target different student teacher populations, ranging from those who have just graduated from high school to those who have already pursued a career outside education or working teachers who want to qualify for teaching in higher grades. After discussing the complex structure this leads to, we focus on the aspects that these different routes have in common. We point out typical characteristics of Dutch school mathematics and discuss the aims and challenges in teacher education that result from this. We give examples of different approaches used in Dutch teacher education, which we link to a particular model for designing vocational and professional learning environments.We end the chapter with a reflection on the current situation.
LINK
Eerder onderzoek toont aan dat de leerkrachtinterventies, wanneer leerlingen werken met ICT-roboticaomgevingen, bijdragen aan de beslissingsvaardigheid van leerlingen bij het oplossen van programmeerproblemen. Ook is aangetoond dat het de leerkracht moeite kost om terughoudend te zijn wanneer leerlingen m.b.v. ICT een probleem moeten oplossen. Deze terughoudendheid van de leerkracht is een belangrijke voorwaarde om onderzoekend leren en probleemoplossend handelen op basis van ICT-omgevingen bij leerlingen mogelijk te maken. In plaats van een zekere terughoudendheid te betrachten interveniëren leerkrachten vaak vanuit zichzelf om informatie te verstrekken of wanneer moeilijke problemen opgelost moeten worden waarbij misconcepties dreigen te ontstaan. Het doel van het project is om vast te stellen welke leerkrachtinterventies werken en wat daar de opbrengst van is binnen een ICT-programmeeromgeving. De beoogde resultaten bestaan enerzijds eruit dat leerlingen van zowel onderbouw, middenbouw als bovenbouw in staat zijn om: - te programmeren met behulp van LEGO materiaal; - zodanig te programmeren dat ze systematisch een probleem aanpakken; - zodanig te programmeren dat ze binnen een statische of dynamische programmeeromgeving en programmeerprobleem kunnen oplossen; en bestaan anderzijds eruit dat in kaart wordt gebracht welke leerkrachtinterventies werken en wat daarvan de opbrengst is.
Gemeente Arnhem heeft als doel geformuleerd dat alle wijken klimaatneutraal moeten zijn voor 2050. Voor de wijk Elderveld-Noord is de uitdaging om een duurzame aardgasvrije energie-infrastructuur te ontwikkelen, bestaande woningen te verduurzamen én energielasten voor huurders gelijk te houden. Deze uitdaging is niet alleen technologisch, maar ook sociaal-maatschappelijk complex. Naast energetische verbetering en gebruik van circulaire materialen gaat het ook om een gezonde en leefbare omgeving voor een zich veranderende populatie met een eigen economische contextkenmerken. De wijk Elderveld-Noord is als proeftuin gestart om deze transitie vorm te geven vanuit technologisch perspectief. De vraag bleef: hoe kan de sociale kant van samenwerking, participatie en implementatie hierbij worden ingevuld in een dynamisch leerproces? Via een proces van vraagarticulatie met de stakeholders in deze proeftuin is de praktijkvraag ontstaan hoe een actieve ontwerpgerichte en lerende gemeenschap te realiseren, waarbij een cocreatieproces tot een integrale, succesvolle energietransitie leidt. Vanuit deze praktijkvraag is de volgende onderzoeksvraag ontstaan: Op welke wijze kan een transdisciplinaire lerende gemeenschap worden gevormd die zich richt op meervoudige waardecreatie voor het aardgasvrij maken van de Arnhemse wijk Elderveld-Noord en hoe kan dit proces leiden tot de ontwikkeling van een lerende aanpak zodat in andere wijken van Arnhem hier ook mee gewerkt kan worden? Het beoogde resultaat is transformatieve kennisontwikkeling met een lerende gemeenschap ter ondersteuning van de energietransitie in de pilotwijk Elderveld-Noord, leidend tot een participatieve lerende aanpak voor energietransitie in andere wijken: De Arnhemse Lerende Aanpak. Dat vergt een systeemgerichte, transdisciplinaire opzet. De vraag is hoe we die cocreatie vormgeven en welke lessen we daaruit leren in een transdisciplinaire aanpak van integrale wijkvernieuwing. De beoogde impact van dit onderzoek is dat lerende gemeenschappen van publiek-private samenwerkingen voor de wijkgerichte energietransitie in hoge mate zullen bijdragen aan gezonde en klimaatneutrale wijken in Arnhem en in Nederland.
Eén van de taken van verpleegkundigen is om de kwaliteit van hun werk te monitoren via richtlijnen en protocollen. Maar in mensgerichte beroepen doen zich voortdurend omstandigheden voor waarin regels geen antwoord geven op individuele situaties en behoeften van zorgvragers. Daar waar regelgeving en protocollen haperen als instrument voor het professionele handelen, zal de professional een beroep doen op andere bronnen van inspiratie. Die bronnen zijn, naast cognitieve kaders, de normen en waarden die gevormd worden in de opvoeding, de cultuur en religie, de opleiding en de sociale context van het beroep. De diverse bronnen worden, meestal in overleg met anderen, gewogen om tot wijze besluitvorming te komen. Het verwerven en gebruiken van bronnen voor wijze besluitvorming wordt in de literatuur aangeduid als een stap in de ontwikkeling tot ‘expert’ professional. Deze ontwikkeling zou vooral ná de opleiding plaatsvinden door het opdoen van ervaringen in de beroepspraktijk. De laatste jaren is in de literatuur hernieuwde belangstelling voor deze ‘vaardigheid van wijze besluitvorming’ van professionals. Deze belangstelling lijkt een reactie op de protocollair aangestuurde beroepspraktijk en de onmogelijkheid om alle professionele handelen daarin te vatten. Data uit onderwijskundige bronnen tonen aan dat studenten al in de opleiding starten met het ontwikkelen van deze vaardigheid. Doel van het onderzoek is om meer kennis te verzamelen over deze vaardigheid van wijze besluitvorming van de hbo-verpleegkundige en hoe zij bronnen van inspiratie inzetten in hun professionele handelen. Het onderzoek beoogt 1) literatuurstudie naar het ontwikkelen van de vaardigheid van wijze besluitvorming en de rol daarin van bronnen van inspiratie, 2) kwalitatief onderzoek onder laatstejaars studenten en novice hbo-verpleegkundigen naar welke bronnen zij ontwikkelen en inzetten in de vaardigheid van wijze besluitvorming, en 3) actieonderzoek naar het gebruik van de bronnen in het handelen in de verpleegkundige praktijk en het handelingsrepertoire uit te breiden.