If being physically fit is of the outmost importance, then what can be said about the fitness of persons with severe or profound intellectual, visual and motor disabilities? Exactly how could their level of physical fitness be measured? Formulated differently, if a person sees little to nothing and in addition has little comprehension of its immediate environment, then how should one go about testing? How motivated would this person be to be subjected to tests and to perform the tasks as well as possible?' Finding an answer to these questions formed the main incentive for this research. The important concrete results of this research are feasible, reliable, and valid tests for assessing physical fitness of persons with severe or profound intellectual and multiple disabilities, which can be directly implemented into the daily practice.
Verslag van een onderzoek naar toegankelijkheid voor mensen met beperkingen in de welzijnssector in Amsterdam. Het gaat hierbij om mensen met een psychiatrische, verstandelijke, zintuiglijke en fysieke beperking en hun deelname aan activiteiten in de diverse welzijnsvoorzieningen. Aanleiding voor het onderzoek was de bezuinigingen in de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ). De gemeente Amsterdam heeft een convenant opgesteld met afspraken waarmee de toegankelijkheid vergroot moet worden. Het onderzoek ‘Welzijn designed for all’ brengt de ontwikkelingen in zowel de fysieke als sociale de toegankelijkheid van welzijnsinstellingen in kaart. De drie centrale vragen in dit onderzoek aan de orde komen, zijn: 1)Dragen de afspraken in het convenant, resp. de Training Toegankelijkheid, uit het oogpunt van medewerkers en bezoekers bij aan het vergroten van de toegankelijkheid? 2) Kan door een grotere sociale toegankelijkheid van brede welzijnsorganisaties in Amsterdam een deel van de gevolgen van de pakketmaatregel AWBZ worden gecompenseerd? 3) Over welke competenties dienen (a.s.) professionals in het sociaal agogisch domein te beschikken om het reguliere aanbod ook bereikbaar en toegankelijk te maken/houden voor mensen met een beperking?
Full text aanvragen via link Hoofdstuk 7 in Beperkt in de keten.Mensen met een licht verstandelijk beperking in de strafrechtsketen. Veel cliënten met een licht verstandelijke beperking die met justitie in aanraking komen krijgen te maken met de reclassering. Hoewel betrouwbare cijfers over het percentage cliënten met een licht verstandelijke beperking onder de totale reclasseringspopulatie ontbreken, wordt geschat dat dit aantal aanzienlijk is (het aantal mensen met een licht verstandelijke beperking onder volwassen reclasseringscliënten worden geschat tussen de 15 tot 25%; Poort, Bosker & Agema, 2011). Reclasseringstaken voor jongeren worden uitgevoerd door de Raad voor de Kinderbescherming en Bureau Jeugdzorg. Jongeren met een licht verstandelijke beperking worden veelal doorverwezen naar de William Schrikker Groep (WSG). Deze organisatie is onder andere gespecialiseerd in jeugdreclassering voor jongeren met een licht verstandelijke beperking. Volwassen cliënten met een licht verstandelijke beperking komen terecht bij de reguliere reclasseringsorganisaties. In Nederland zijn er drie organisaties die reclasseringstaken uitvoeren voor volwassenen: Reclassering Nederland, Stichting Verslavingsreclassering GGZ en Leger des Heils Jeugdzorg en Reclassering. In dit hoofdstuk worden de verschillende taken beschreven die de reclassering vervult. Vervolgens wordt, na een summiere introductie van het wetenschappelijke kader voor het reclasseringswerk, ingegaan op de specifieke eisen die aan het reclasseringswerk worden gesteld bij cliënten met een licht verstandelijke beperking bij screening en het opstellen van een plan van aanpak, en bij toezicht en begeleiding. Afgesloten wordt met een korte beschrijving van recente ontwikkelingen om het reclasseringswerk voor cliënten met een licht verstandelijke beperking te verbeteren.
LINK
Een substantiële groep jongeren en jongvolwassenen ondervindt ernstige problemen vanwege hun licht verstandelijke beperking (LVB). Naast een laag IQ en beperkt aanpassingsvermogen betekent het hebben van een LVB vaak ook dat er op andere leefgebieden beperkingen zijn. Beperkte impulscontrole is een centraal kenmerk van LVB, en vandaaruit – in combinatie met andere factoren – ontwikkelen zich problemen zoals verslaving of agressief gedrag. Dit heeft gevolgen voor de veiligheid van cliënten en medewerkers in de residentiele (jeugd)zorg en het heeft daarnaast een negatief effect op de behandeling en participatie in de maatschappij. Met name de gevoeligheid van deze jongeren en jongvolwassenen voor sociale druk (peer pressure) draagt bij aan deze problematiek. Beschikbare trainingen en therapieën gericht op het vergroten van sociale weerbaarheid tegen peer pressure sluiten vaak onvoldoende aan op de beleving, motivatie, leermethoden en informatieverwerking van jongeren en jongvolwassenen met een LVB en hebben daardoor niet altijd het gewenste resultaat. Daarnaast laat de generalisatie van het geleerde naar het dagelijks leven vaak te wensen over. De residentiële jeugdzorg ziet de samenwerking met de creatieve industrie als noodzakelijk om innovatieve therapeutische interventies te ontwikkelen die beter aansluiten op de beperkingen van deze doelgroep. Dit project zet daarvoor een eerste stap om Virtual Reality (VR) in te zetten om weerbaarheid tegen peer pressure bij jongeren/jongvolwassenen te verbeteren en uiteindelijk een effectieve behandelmethode te ontwikkelen. Doel van het project is tweeledig: enerzijds een participatief ontwerptraject voor een VR-film die ingezet kan worden binnen de bestaande behandeling, gebaseerd op wensen, ervaringen en input van de doelgroep; ook een kleinschalige evaluatie van de haalbaarheid van de VR-film als therapeutisch interventiemiddel maakt deel uit van dit project. De VR-film en de pilot dienen als onderbouwing voor de aanvraag van verdere onderzoeksgelden. Anderzijds dient dit project als verkenning van de mogelijkheden voor samenwerking in ontwerpend onderzoek in een nieuw netwerk, waarvan de kern bestaat uit de Hogeschool Utrecht, Pluryn / Intermetzo, en ontwerpbureau Coolminds.
Dit onderzoeksvoorstel is gericht op de meest kwetsbare jongeren en volwassenen in onze samenleving die afhankelijk zijn van de zorg en woonachtig zijn in verschillende soorten instellingen en gezinshuizen en op de medewerkers van deze instellingen. Instellingen in de jeugdzorg, de maatschappelijke opvang, de zorg voor mensen met een verstandelijke beperking, gezinshuizen en justitiële/forensische (jeugd)inrichtingen zijn sinds de inwerkingtreding van de coronamaatregelen geconfronteerd met een nieuwe werkelijkheid. Dat heeft grote gevolgen voor het leven in deze settingen. Er is sprake van (nog) minder bewegingsvrijheid dan normaal, er zijn geen of zeer beperkte mogelijkheden voor bezoek en verlof, gezinshuisouders werken nu letterlijk 24 uur per dag en medewerkers zien zich voor de uitdaging gesteld om een volledig dagprogramma te realiseren en ook onderwijs of dagbesteding aan te bieden. Het doel van het onderzoek is inzicht te krijgen in het leef- en werkklimaat zoals dat in deze tijd wordt ervaren door cliënten/bewoners en medewerkers van jeugdzorginstellingen, justitiële/forensische instellingen en gezinshuizen en de eventuele verschillen met het ervaren leefklimaat uit eerdere jaren inzichtelijk te maken. Daarnaast willen we inzicht krijgen in de veranderingen die in de verschillende settingen hebben plaatsgevonden in het dagelijks leven en welke factoren van invloed zijn op het ervaren leef- en werkklimaat. Tot slot is deze studie er op gericht betekenis te geven aan de door lessen te trekken uit de verzamelde gegevens voor de praktijk en voor beleidsmakers. Deze inzichten zijn van belang met het oog op de toekomst, met name met betrekking tot mogelijke aangescherpte en beperkende maatregelen als gevolg van bijvoorbeeld een nieuwe uitbraak of pandemie.
Het zelfstandig kunnen uitvoeren van algemene dagelijkse levensverrichtingen wordt steeds belangrijker in het licht van de vermaatschappelijking van de zorg. Voor cliënten met een cognitieve beperking (licht verstandelijke beperking, autisme spectrum stoornis, niet aangeboren hersenletsel, e.d.) is het aanleren van dergelijke vaardigheden vaak moeilijk. Technologie die zelfredzaamheid stimuleert (zoals apps en serious games die cliënten helpen structuur aan te brengen in alledaagse taken) is veelbelovend, maar ontwikkeling hiervan is vaak gedreven vanuit technologische mogelijkheden in plaats van talenten en mogelijkheden van cliënt en zorgverlener. Hierdoor ontstaat technologie die vraagt om het aanleren van nieuw gedrag van zowel cliënt als zorgverlener, waardoor tot 70% van nieuwe technologie niet bestendigt. De kans op daadwerkelijke en duurzame impact op zelfredzaamheid neemt toe wanneer uitgegaan wordt van talenten en vaardigheden van cliënt en zorgverlener. Een participatieve aanpak biedt hier kansen toe. In dit project ontwikkelen cliënten en zorgverleners daarom samen zelfredzaamheid-bevorderende technologie via participatieve methoden uit de designwereld. Onder leiding van ontwerpers werken zij via creatieve en visuele technieken zoals dagboekmethoden en foto-opdrachten samen aan nieuwe technologie. Via deze technieken kunnen alle betrokkenen communiceren over het onderwerp, niet gehinderd door barrières voortkomend uit een jargon en/of discipline. Aan de hand van cases bij drie zorginstellingen worden interventies en participatieve ontwerpmethoden vastgelegd, geanalyseerd en verwerkt tot de volgende resultaten: " Inhoud: Ontwerpprincipes voor zelfredzaamheid-stimulerende technologie die aansluit op talent en vaardigheden van cliënten met een cognitieve beperking en richtlijnen voor het beroepsmatig handelen van zorgverleners, aansluitend op de zelf-regisserende cliënt en invoering van technologie; " Interventies: Technologische interventies gericht op stimuleren van zelfredzaamheid van cognitief beperkte cliënten bij algemene dagelijkse levensverrichtingen; " Proces: Ontwerpmethoden via welke cliënt en zorgverlener samen zelfredzaamheid-stimulerende technologie kunnen ontwikkelen, implementeren en evalueren.