Mkb-ondernemers in zwaar weer zoeken te laat hulp. Hierdoor gaat het verval van hun onderneming sneller, krijgt de maatschappij te maken met de kosten hiervan en gaat veel innovatiekracht in het mkb verloren. Dit geldt met name voor ondernemingen met 10 tot 50 medewerkers die net de startersfase voorbij zijn. In het project ‘Signaleer snel symptomen & voorkom verder verval (3SV)’ wordt door middel van focusgroepsbijeenkomsten verkend hoe deze mkb-bedrijven zelf vroegtijdig hun continuïteitsproblemen kunnen signaleren en daarop vroegtijdig kunnen reageren.
MULTIFILE
Background: Stroke is not only an acute disease, but for the majority of patients, it also becomes a chronic condition. There is a major concern about the long-term follow-up with respect to activities of daily living (ADL) in stroke survivors.Some patients seem to be at risk for decline after a first-ever stroke. The purpose of this study was to determine the course of ADL from 3 months after the first-ever stroke and onward and identify factors associated with decline in ADL. Methods: A systematic literature search of 3 electronic databases through June 2015 was conducted. Longitudinal studies evaluating changes in ADL from 3 months post stroke onward were included. Cohorts including recurrent strokes and transient ischemic attacks were excluded. Regarding the course of ADL, a meta-analysis was performed using random-effects model. A best evidence synthesis was performed to identify factors associated with decline in ADL. Results: Out of 10,473 publications, 28 unique studies were included. A small but significant improvement in ADL was found from 3 to 12 months post stroke (standardized mean difference (SMD) 0.17 (0.04–0.30)), which mainly seemed to occur between 3 and 6 months post stroke (SMD 0.15 (0.05–0.26)). From 1 to 3 years post stroke, no significant change was found. Five studies found a decline in ADL status over time in 12–40% of patients. Nine factors were associated with ADL decline. There is moderate evidence for being dependent in ADL and impaired motor function of the leg. Limited evidence was found associated with insurance status, living alone, age ≥ 80, inactive state and having impaired cognitive function, depression and fatigue with decline in ADL. Conclusion: Although on an average patients do not seem to decline in ADL for up to 3 years, there is considerable variation within the population. Some modifiable factors associated with decline in ADL were identified. However, more research is needed before patients at risk of deterioration in ADL can be identified.
DOCUMENT
Samenvatting van het boek: De democratische rechtsstaat heeft een mooie voorkant en een rafelige achterkant. Het institutionele bouwwerk mag in orde lijken, maar bedreigingen van buitenaf en ‘betonrot’ van binnenuit geven reden tot zorg. Deze bundel behandelt de grondslag, kwetsbaarheid en weerbaarheid van onze rechtsstaat. Hier geen klaagzang over verval, maar kritische kanttekeningen gecombineerd met positieve richtingwijzers: suggesties om te komen tot een vitale rechtsstaat. Het boek 'Een vitale rechtsstaat' verschijnt als aflevering 107.2 in de reeks Annalen van het Thijmgenootschap.
DOCUMENT
Het schatten van het tijdstip van overlijden is een van de taken van een forensisch arts. De mate van ontbinding, het proces van verval van het lichaam, is een van de methoden die wordt gebruikt om het tijdstip van overlijden te bepalen. Het is echter onbekend hoe betrouwbaar deze methode is. Om dit te toetsen zijn vijftien casussen geselecteerd uit in totaal 1534 lijkschouwingen op basis van vooropgestelde criteria. Deze vijftien casussen zijn voorgelegd aan tien ervaren forensisch artsen met de vraag om het postmortale interval te schatten. Dit onderzoek toont aan dat er weinig overeenstemming is tussen de forensisch artsen. Het gebruik van ontbinding alleen om het tijdstip van overlijden te bepalen wordt daarom ontraden.
DOCUMENT
Op dit moment is 13% van de Nederlandse bevolking 65 jaar of ouder en is 3% 85 jaar of ouder. De gemiddelde levensverwachting voor mannen ligt op 77 jaar en voor vrouwen op 81 jaar. Voorspeld wordt dat de zogeheten vergrijzing rond 2040 zijn hoogtepunt bereikt. In dat jaar hoop ik mijn vijfenzeventigste verjaardag te vieren en zullen velen van u misschien wel tot de 85-plussers behoren. In dat jaar zal naar verwachting 23,5% van de bevolking 65-plus zijn. Daarvan zal het percentage 85-plussers een groter aandeel uitmaken dan nu. Al vanaf de oudheid bestaat er een tweeslachtige houding ten opzichte van ouderen: De ogen van de geest zien pas scherp als de ogen van het lichaam hun scherpte verliezen, schreef Cicero in de vierde eeuw voor Christus. Wanneer de rozen zijn afgevallen, veracht men de doornen, schreef Ovidius rond het begin van de christelijke jaartelling. Is de ouderdom nu een periode van achteruitgang, aftakeling, ziekte en verval? Of is het toch een periode van plezier, inzicht, macht en wijsheid? Hoe in een bepaalde periode naar ouderen wordt gekeken, is ook bepalend voor het Nederlandse overheidsbeleid. Tot de jaren zeventig van de vorige eeuw was dit beleid gericht op bescherming. Ouderen waren bejaarden voor wie gezorgd moest worden. Met het oog op meer samenhang in het zorgstelsel en op kostenbeheersing verschoof de aandacht vervolgens naar preventie en stimulering van zorg in eigen kring. Sinds de jaren negentig staat het beleid in het teken van het bevorderen van zelfstandigheid en zelfredzaamheid van ouderen. Het beeld van ouderen is nu dat van een kritische consument die zelf keuzes en kostenafwegingen kan maken (Huijsman & De Klerk, 1997). De vraag is of dat ook aansluit bij de realiteit van mensen met een chronische ziekte. Binnen het Lectoraat Verpleegkundige en paramedische zorg voor mensen met een chronische aandoening richten we ons op oudere chronisch zieken. Niet alleen omdat deze groep, zoals we u zullen laten zien, in kwantitatieve zin het grootste is maar ook omdat de zorg voor deze groep in kwalitatieve zin vaak ernstige hiaten vertoont. In deze openbare les willen wij pleiten voor een herbezinning op de professionele zorg voor chronisch zieke ouderen.
DOCUMENT
This relationship between external knowledge providers, e.g. consultants and academic institutions, and small and medium enterprises (SMEs) is a difficult one. SME entrepreneurs think external advice is expensive, not required and/or not useful. In this paper these arguments are explored against the specific characteristics of SMEs. The argument of price probably tells more about the consultants inability to quantify the returns on their advice than about the cost of their services. Support policies enable free consults for SMEs on numerous topics, but the use of these facilities is relatively low. The suggestion that SME entrepreneurs do not need external knowledge is contradicted by their own assessment of their qualities. Typically the entrepreneurs lack expertise in supporting business functions like HR, IT, Finance and Legal. In SMEs these blank spots are not compensated by specialist staff members because the of the scale of the organization. The argument that the advice of an external consultant is generally not useful raises the question whether the insights gained in several business sciences only apply to large companies. This seems unlikely. Given the characteristics of SMEs the difference is probably more the context in which the insights are applied than the content of the insights itself. From the analysis of the characteristics of SMEs the dominant influence of the person of the owner/director, together with the absence of specialist staff, appeared as two of the most significant differences between SMEs and large companies. Given the personal profiles of these owners/directors as studied by Blom (Blom, 2001), the external knowledge providers should realize the three ways in consulting. The first way is the way of thinking. For this way it was stated already that the content of business sciences is not likely to differ for SMEs. The second way, the way of working, represents for the way information is gathered and the entrepreneur and his staff is involved in the process of developing the advice. In this way the consultant should allow for interaction and should make it fun for the participants. In this aspect, the process approach of consulting shows promising. The third way, the way of communicating, represents the way the knowledge is transferred from the advisor to the entrepreneur. In this way it is crucial to acknowledge the different personal profiles of SME entrepreneurs and consultants and to adjust the communication accordingly. Taking the three ways into account, the conclusion could be that the transfer of knowledge should be more the sharing of experiences. The Chair of Management Consulting will adjust her activities to explore this insight further.
DOCUMENT
De toenemende vergrijzing vergroot de druk op het zorgstelsel. Om zo lang mogelijk zelfstandig thuis te kunnen wonen, is gezonde voeding van belang. Ouderen worstelen echter met, soms conflicterende, waarden die zij toekennen aan eten, zoals gezondheid, smaak en gezelligheid. Tegelijkertijd lukt het professionals onvoldoende om voedingszorg aan te laten sluiten bij de waarden van ouderen rondom ‘goed eten’. Daarvoor was een goed gesprek over de waarden van eten tussen ouderen en zorgprofessionals nodig. LinkedIn: https://www.linkedin.com/in/matthijs-fleurke-66279110/ https://www.linkedin.com/in/dorien-voskuil-9b27b115/
DOCUMENT
Beleggen in staatsobligaties werd niet lang geleden gezien als risicovrij maar het begint angstwekkend veel te lijken op deelnemen in een piramidefonds.
DOCUMENT
Over de valkuilen van het perfectionisme toegepast op het op de arbitrage in de sportsector
DOCUMENT