Steeds meer onderbouwleerkrachten ondernemen activiteiten om technisch handelen en denken bij jonge kinderen te stimuleren. Ze zijn er van overtuigd dat dit aansluit bij hun ontwikkelingsbehoefte en daarom goed is voor een harmonische ontwikkeling. Voorbeeldgedrag en begeleidingsvaardigheden van de leerkracht spelen bij techniek een belangrijke rol. Het stellen van goede vragen is een erg belangrijke vaardigheid. Inclusief een praktische katern met technische activiteiten op basis van het natuurkundig fenomeen "Wind".
DOCUMENT
Het politieke en maatschappelijke debat over sociale menging in stedelijk beleid verloopt moeizaam, omdat verschillende interpretaties van het begrip voortdurend over elkaar heen buitelen. Om meer scherpte te creëren, zou elke protagonist in het mengingsdebat zichzelf én anderen zeven vragen moeten stellen.Waar de auteurs als wetenschappers moeite mee hebben, is het propageren van mengingsbeleid op ondoordachte en impliciete gronden. Belangrijk is dat beleidsmakers een betere antenne ontwikkelen voor wat mensen in kwetsbare posities zelf willen. Bij sociale menging wordt groepsvorming op basis van migratie-achtergrond, religie, inkomen of seksuele voorkeur veelal argwanend bekeken of afgewezen.
DOCUMENT
Hoe een natuur & techniek les een wetenschap & technologie les werd door het stellen van goede vragen. Onderzoekend en ontwerpend leren op basisschool de Kingbeek!
DOCUMENT
Interview met Eugène Thijssen, van de opleiding Vastgoed & Makelaardij over de ontwikkeling van de opleiding.
DOCUMENT
Het afweren van technologie zoals ChatGPT heeft geen zin. Bedenk liever hoe je het kunt benutten, raadt lector Bart Wernaart (Fontys Hogeschool) aan.
LINK
Grenzen zijn binnen onderwijs en opvoeding een klassiek thema. Maar waar enerzijds een roep is om meer en hardere (opvoedings)grenzen, voelen we anderzijds ook een verlegenheid bij het stellen van die grenzen. Waar komt dat ongemak vandaan en hoe gaan we ermee om? Hoogleraar Maatschappelijke Opvoedingsvraagstukken Micha de Winter beantwoordt zeven vragen over het vraagstuk
LINK
Begin 2020 heeft de gemeente Den Haag aan De Haagse Hogeschool (Lectoraat Urban Ageing) gevraagd om samen met Hulsebosch Advies en AFEdemy een integrale monitor te ontwikkelen en uit te voeren waarbij, door middel van kwalitatieve en kwantitatieve methoden, onderzoek wordt gedaan naar de stand van zaken van Den Haag als seniorvriendelijke stad en tevens te kijken naar huidige trends aangaande ouderen. Tevens vroeg de gemeente om de ontwikkeling van een meetinstrument dat in de toekomst eenvoudig bij herhaling kan worden ingezet voor onderzoek: de standaard Age Friendly Cities and Communities Questionnaire (AFCCQ) voor ouderen1. In een stadsenquête en in zogenaamde stadsateliers zijn ouderen gevraagd naar hun bevindingen. In totaal hebben 393 Haagse ouderen meegedaan aan de enquête en 50 aan de stadsateliers. De aan de ouderen gestelde vragen gingen over de volgende acht onderwerpen die volgens de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) gezamenlijk de seniorvriendelijkheid van een stad bepalen: ●Huisvesting; ●Sociale participatie; ●Respect en sociale inclusie; ●Burgerschap en werkgelegenheid; ●Communicatie en informatie; ●Sociale en gezondheidsvoorzieningen; ●Buitenruimte en gebouwen; ●Transport; ● en aanvullend, een negende domein: Financiën. CC-BY NC ND https://www.dehaagsehogeschool.nl/onderzoek/lectoraten/details/urban-ageing#over-het-lectoraat
MULTIFILE
Miriam Rasch debuteerde dit jaar bij uitgeverij De Bezige Bij met haar essaybundel Zwemmen in de oceaan. Voor De Internet Gids schreef zij het vorige week verschenen ebook 40: Een fictief smartphone-essay over vriendschap. De webredactie vroeg haar daarom om zichzelf te introduceren door ‘grote internet vragen’ te beantwoorden.
DOCUMENT
Onderwijsmateriaal (vragen en opdrachten) behorend bij 'De brede basis van het sociaal werk'.
DOCUMENT
Voor veel mensen is het internet inmiddels een medium dat niet meer weg te denken valt uit hun dagelijks leven. Wereldwijd gaat het aantal mensen dat beschikt over een internet-aansluiting, naar de 500 miljoen. In ons land maken ruim acht miljoen mensen minstens eenmaal per kwartaal gebruik van het internet. Een groot gedeelte van deze mensen gebruikt het web ook voor hun informatievoorziening. Dat kan door digitale kranten te raadplegen; vrijwel alle dagbladen hebben een online versie waartoe men wereldwijd toegang heeft en die (nu nog) gratis toegankelijk zijn. Daarnaast zijn er talrijke nieuwssites die niet zijn voortgekomen uit de traditionele dagblad- of omroepsector en die, enkel drijvend op inkomsten uit reclameboodschappen, dagelijks hun algemeen of gespecialiseerd nieuws brengen. Zo is inmiddels naast de dagblad-, radio- en televisiejournalistiek een nieuwe, vierde vorm van journalistiek ontstaan met eigen kenmerken als interactiviteit en hypertextualiteit. Brengt deze nieuwe vorm van journalistiek ook nieuwe morele vragen met zich mee die kenmerkend zijn voor deze manier van journalistiek bedrijven? Of zijn het de klassieke kwesties, nu in een elektronisch jasje? En hoe gaat de journalistieke beroepsgroep om met eventuele nieuwe vragen? Welke antwoorden hierop zijn inmiddels geformuleerd? Welke vormen van zelfregulering zijn of worden ontwikkeld? Dat zijn de vragen die centraal staan in de publicatie "Internetjournalistiek, nieuwe ethische vragen?" van Huub Evers, hoofddocent media-ethiek aan Fontys Hogeschool Journalistiek Tilburg en docent communicatie-ethiek aan de UvA.
LINK