Kwaliteit van leven is een belangrijk begrip in de gezondheidszorg. Het bereiken en handhaven van een zo goed mogelijke kwaliteit van leven wordt beschouwd als het hoofddoel van de zorg. Kwaliteit van leven is voornamelijk een persoonlijke aangelegenheid: niemand kan voor een ander zijn of haar kwaliteit van leven vaststellen.Maar tegelijkertijd roept de kwaliteit van leven van de ene mens ook vraagstukken op bij anderen, bijvoorbeeld vragen rondom levensbeëindiging of rondom ethische kwesties bij het doen van wetenschappelijk onderzoek. In dit boek wordt kwaliteit van leven beschouwd vanuit diverse perspectieven: de medisch-psychologische, filosofische, wetenschappelijke, juridische en sociale gezichtspunten worden geschetst die van belang zijn om in concrete (gezondheidszorg) situaties weloverwogen beslissingen te kunnen nemen. Het boek is rijk geïllustreerd met praktijkvoorbeelden. Kwaliteit van leven is bedoeld voor studenten en professionals die zich beroepshalve bekommeren om kwaliteit van leven in de gezondheidszorg.
DOCUMENT
Deze vier artikelen uit verschillende hoeken van de HU illustreren uiteenlopende ervaringen met de koppeling tussen onderwijs, onderzoek en beroepspraktijk. Uit hun verhalen blijkt dat deze verbindingen steeds meer vorm krijgen en dat de ervaringen met de HU als kennisinstelling vooral positief zin. Uitgegeven op het HU onderwijscongres 2008 als Passie & Precisie deel 02.
DOCUMENT
The Best of Both Worlds: Success factors of Turkish-Dutch innovative entrepreneurs In recent years, a number of countries, among them the Netherlands, attach great importance to stimulating the economic development in the country, by promoting entrepreneurship in general and within the ethnic and cultural entrepreneurial groups in particular. Innovation is generally the result of an interactive process involving synergy between the diverse backgrounds and characteristics. Based on a qualitative research, this article provides an overview of insights in the critical success factors of Turkish-Dutch innovative entrepreneurs in the Netherlands. The success factors of ethnic entrepreneurs are approached in this study from three different dimensions: individual factors, social factors, and environmental factors. The individual factors are presented as personality traits and personal motivations. The social factors are discussed from the perspective of social networks, socio-cultural and socio-economic characteristics. As for environmental factors, they are divided into regional characteristics as well as the availability of resources and the presence of opportunities. Turkish-Dutch entrepreneurs, also called “ethnic entrepreneurs”, appear proficient in linking different innovation opportunities to their own strengths. They are operating better in both worlds, and are successfully navigating between the two cultures. This article also formulates several suggestions for the Dutch government, business world and educational institutions to stimulate innovation. SAMENVATTING Het beste van beide werelden: Succesfactoren van Turks-Nederlandse innovatieve ondernemers De laatste jaren hechten vele landen, onder andere Nederland, er groot belang aan om de economische ontwikkelingen op een hoger niveau te tillen door ondernemerschap in het algemeen, en binnen de etnische en culturele groepen in het bijzonder, te stimuleren. Innovatie is een gevolg van een interactief proces waarbij synergie ontstaat tussen de diverse achtergronden en kenmerken. Gebaseerd op een kwalitatief onderzoek worden in dit artikel, aan de hand van drie verschillende dimensies, te weten individuele, sociale en omgevingsfactoren, de succesfactoren van Turks-Nederlandse innovatieve ondernemers inzichtelijk gemaakt. De Turks-Nederlandse ondernemers, ook wel “etnische ondernemers” genoemd, blijken bedreven te zijn in het koppelen van innovatiekansen aan hun eigen sterke punten. Ze komen beter tot hun recht in beide werelden, en navigeren op succesvolle wijze tussen de twee culturen door. Dit artikel formuleert een aantal aanbevelingen voor de Nederlandse overheid, het bedrijfsleven en de klanten.
DOCUMENT
Nederland kent 75.000 tot 116.000 gezinnen met meervoudige en complexe problemen (GMCP). Deze problemen verslechteren de kwaliteit van leven van ouders en kinderen, vergroten de kans op uithuisplaatsing van kinderen en psychische problemen van kinderen in de volwassenheid. De jaarlijkse maatschappelijke kosten bedragen circa 10 miljard euro. De behandelnoodzaak is daarom groot. In GMCP staat de gezinsdynamiek onder druk. Ouders ervaren intense opvoedstress wat de ouder-kindinteractie negatief beïnvloedt en leidt tot hechtings- en gedragsproblemen bij kinderen. Bevordering van intrapersoonlijke empowerment van ouders kan opvoedstress verminderen, samen met het streven naar ‘goed genoeg ouderschap’, de opvoedstrategieën ‘vertragen’ en ’verdragen’ en versterking van het sociaal netwerk. Huidige gezinsgerichte interventies in de kinder- en jeugdzorg zijn niet altijd passend als intense opvoedstress samengaat met trauma, persoonlijkheidsproblematiek, angst, depressie én als ouders emotionele geremdheid of beperkte taalvaardigheid hebben. Dit vermindert de effectiviteit en duurzaamheid van de behandeling. Vaktherapie (beeldende, dans-, drama-, muziek-, psychomotorische therapie en speltherapie) is ervaringsgericht en sluit daardoor mogelijk beter aan. Vaktherapie vermindert stress en verbetert emotieregulatie en waargenomen zelfeffectiviteit. Vaktherapie is echter nog meer gericht op persoonlijke problemen van ouders dan op uitdagingen in het ouderschap en sluit nog onvoldoende aan bij de gezinsdynamiek van GCMP en geboden hulp. Vaktherapeuten en gezinsbegeleiders vragen om de ontwikkeling van vaktherapeutische gezinsinterventies om opvoedstress van ouders van GMCP te verminderen. In het ‘Bouwen in Vertrouwen’ project wordt een gezinsgerichte vaktherapeutische behandelmodule ontwikkeld en geëvalueerd gericht op het verminderen van opvoedstress in GMCP. Dit gebeurt in een leernetwerk van zorgprofessionals, praktijkonderzoekers, docenten en studenten. Het leernetwerk gebruikt daarbij een systematische aanpak voor interventieontwerp (Intervention Mapping) en state-of-the-art technologieën (Key Enabling Methodologies) die ondersteunen bij het ontwikkelen en structureren van de behandelmodule. De ontwikkelde behandelmodule wordt vervolgens met een multiple-baseline studie op effectiviteit onderzocht en, middels het leernetwerk, duurzaam geïmplementeerd.
Unieke, onderscheidende en kwalitatief hoogwaardige opleidingen van vier kennisinstellingen (HAN, Van Hall Larenstein, ArtEZ en ROC Rijn IJssel) maken Arnhem tot een echte studiestad. Via de City Deal Kennis Maken zoeken we in Arnhem de samenwerking meer op en benutten we elkaars afzonderlijke kwaliteiten optimaal. Zo vormen we in Arnhem gezamenlijk steeds meer een learning community. Via verschillende labs in de stad (Presikhaaf en het Spijkerkwartier) en regio (Westervoort) werken we op een interdisciplinaire manier samen om creatieve en innovatieve oplossingen te vinden voor lokale maatschappelijke opgaven. We richten ons hierbij op twee grote thema's: kansengelijkheid en duurzaamheid. Studenten, docenten en onderzoekers werken hierbij samen met wijkbewoners, maatschappelijke organisaties, overheid en bedrijfsleven. Door deze nieuwe manier van samenwerken willen we niet alleen 'kennis maken' die ten goede komt aan het oplossen van maatschappelijke vraagstukken, maar ook 'kennis maken' over deze nieuwe en uitdagende manier van samenwerken. Want multilevel (MBO-HBO-WO) samenwerken, hoe doe je dat eigenlijk?; en hoe maak je kennis zichtbaar?; en hoe creëer je maatschappelijke impact? Om antwoorden op dit soort vragen te vinden verbinden we nadrukkelijk onderzoek aan onze manier van samenwerken. De uitkomsten van dit onderzoek moeten in de eerste plaats ten goede komen aan het verbeteren van onze manier van samenwerken. De opbrengsten van het onderzoek vloeien dus rechtstreeks weer terug in onze learning community, in de vorm van verbeterde samenwerking tussen de kennisinstellingen en andere betrokken partners, nieuwe onderwijsinnovaties en slimmere oplossingen voor maatschappelijke problemen. Daarnaast vinden we het belangrijk om de uitkomsten en opbrengsten van dit onderzoek te delen met een groot publiek. Op deze manier vormen we een steeds hechtere, lerende gemeenschap die in staat is om kwalitatief hoogwaardig en toekomstbestendig onderwijs aan te bieden, kennis zichtbaar te maken en impact te creëren.
Uit gesprekken met bedrijven binnen de pluimveesector en maatschappelijke organisaties blijkt dat bij de ontwikkeling van pluimveeproducten de focus ligt op duurzaamheid en circulariteit. Bedrijven zijn hierbij specifiek bezig met het vervangen van uit Zuid-Amerika afkomstige soja door duurzame eiwitstromen, omdat de stellige verwachting is dat de sojaprijs gaat stijgen en dat milieubelasting van pluimveeproducten belangrijker gaat worden dan dierenwelzijn. Bovendien kunnen zonder geïmporteerde soja betere garanties worden afgegeven voor GMO-vrije veevoeders. De geconsulteerde bedrijven en organisaties geven aan dat praktijkproeven op het gebied van eiwit uit reststromen en insecten nodig zijn om stappen te zetten wat betreft het inzetten op toekomstbestendig pluimveevoer. Uit een literatuuronderzoek concludeert het consortium dat een aantal alternatieve eiwitbronnen voor diervoer interessant zijn maar nog niet altijd ver genoeg ontwikkeld zijn voor praktische toepasbaarheid op korte termijn. Uit een overzicht van CLM blijkt dat milieutechnisch én economisch vooral de peulvruchten (lupinen, erwten en veldbonen) en eiwitrijke restproducten van verscheidene teelten (o.a. aardappel- en wortelteelt) in aanmerking komen om geïmporteerde sojaschroot te vervangen. Echter, deze eiwitbronnen kunnen hoogwaardiger worden ingezet als voedingsmiddelen voor humane consumptie. Daartegenover staan de verwachte ontwikkelingen wat betreft legalisering van insecten in veevoer. Tenslotte is ook eendenkroosraffinage ver genoeg ontwikkeld om toe te gaan passen in pluimveevoer. Het praktijkgestuurd onderzoek wordt uitgevoerd door de Aeres Hogeschool in samenwerking met MKB-bedrijven die op dat onderwerp actief zijn en belang hebben bij kennisontwikkeling. Het onderzoek wordt ondersteund door expertisecentra. De belangrijkste doelstelling van het onderzoek is dat bestaande kennis wordt toegepast en nieuwe kennis wordt ontwikkeld om de nieuwe voeders te kunnen gebruiken in de primaire pluimveehouderij. Belangrijk hierbij is de praktijkproef waarin pluimveevoeders geproduceerd worden op basis van reststromen en/of insecten en gevoerd worden aan pluimvee. De effecten van deze nieuwe voeders zullen in een praktijkopstelling bepaald worden.
Lectoraat, onderdeel van NHL Stenden Hogeschool