Overbruggend sociaal kapitaal door middel van sport: Een exploratief onderzoek naar (het verbeteren van) inter-etnische contacten bij twee voetbalverenigingen in Nederland In Nederland staat de sociale integratie van minderheden de laatste jaren ter discussie. Gebeurtenissen uit het verleden, zoals de moord op politicus Pim Fortuyn en publicist Theo van Gogh, en meer recent de opmars van internationale organisaties als Islamitische Staat (IS), hebben grote impact op het maatschappelijke debat in Nederland. Desalniettemin is het geloof in de sociaal integratieve functie van sport in Nederland niet afgenomen. Van sport, en dan vooral van sportdeelname binnen verenigingsverband, wordt verwacht dat het een positieve bijdrage levert aan de sociale cohesie en sociale integratie van minderheden. Uit onderzoek weten we al langer dat beleidsmakers de sociaal integratieve functie van sport overschatten. Sport is geen wondermiddel. Sport brengt mensen samen, maar kan mensen ook uitsluiten door het samenbrengen van gelijkgestemden. In dit artikel verkennen we of (en hoe) sport, en dan met name voetbal, kan leiden tot overbruggend sociaal kapitaal (“bridging social capital”), ondanks dat mensen vooral sporten met gelijkgestemden. We baseren onze resultaten op enquêtes en een beperkt aantal aanvullende interviews bij twee voetbalverenigingen in de stad Utrecht. We concluderen dat ondanks dat sport segregatie bevordert, er binnen sportverenigingsverband een ontwikkeling is van sociale inclusie en interetnische contacten. Het onderzoek geeft aan dat extra voorwaarden kunnen worden gecreëerd om begrip en onderling respect te vergroten
DOCUMENT
As labour is becoming more and more knowledge controlled, it also getting closer to the individual person. We sometimes seem to forget this. To an increasing extent it is becoming a part of oneself and therefore of the personal identity. The increasing humanization of labour asks for an HRM-policy and an organizational context in which the individual is able to identify with the organization, colleagues, customers/clients and product. Heterononimous or abstract organizations, organizations in which the employees and civilians have been reduced to numbers and in which there is no real consideration for the individual differences, have to make way for organizational structures in which the individual feels (self) responsible again. The future lies with personal, tribally inspired organizations in which managers will be leaders and where employees and managers can show social commitment. Images like that of: the egocentric boss who by making swift career moves avoids responsibility for employee/co-worker and customer/client; of colleagues taking the day off without consultation or who are putting their phone through to someone else without saying so beforehand, meeting rooms which are not being cleaned up after use and the image of a Xerox machine not being refilled up with paper by anyone, are all too frequently dismissed as not being part of productivity.
DOCUMENT
In dit artikel wordt de literatuur verkend op het terrein van een meer sociaalparticipatieve benadering van actief burgerschap. In deze literatuur wordt de ontwikkeling van burgerschap verbonden met de noodzaak zicht te ontwikkelen op handelingscontexten die voor zowel burgers als sociale professionals van belang zijn. We verkennen relevante literatuur van onder andere De Tocqueville, Dewey, Putnam, Lichterman en Biesta. Door aandacht te besteden aan burgerschap als praktijk beogen we dichter op de huid van het werk van sociale professionals te kruipen, waardoor de huidige ontwikkelingen rondom de bevordering van actief burgerschap bevraagd kunnen worden. Wat deze literatuurverkenning in beeld brengt is dat actief burgerschap niet tot bloei komt vanuit een opgelegde moraal, maar verbonden dient te worden met het dagelijkse handelen van burgers, waarin het “al doende leren” samen op gaat met de ontwikkeling van betekenisvolle praktijken. Sociale professionals hebben vooral tot taak dit type praktijken te ondersteunen en te faciliteren.
DOCUMENT
Gemeente Arnhem heeft als doel geformuleerd dat alle wijken klimaatneutraal moeten zijn voor 2050. Voor de wijk Elderveld-Noord is de uitdaging om een duurzame aardgasvrije energie-infrastructuur te ontwikkelen, bestaande woningen te verduurzamen én energielasten voor huurders gelijk te houden. Deze uitdaging is niet alleen technologisch, maar ook sociaal-maatschappelijk complex. Naast energetische verbetering en gebruik van circulaire materialen gaat het ook om een gezonde en leefbare omgeving voor een zich veranderende populatie met een eigen economische contextkenmerken. De wijk Elderveld-Noord is als proeftuin gestart om deze transitie vorm te geven vanuit technologisch perspectief. De vraag bleef: hoe kan de sociale kant van samenwerking, participatie en implementatie hierbij worden ingevuld in een dynamisch leerproces? Via een proces van vraagarticulatie met de stakeholders in deze proeftuin is de praktijkvraag ontstaan hoe een actieve ontwerpgerichte en lerende gemeenschap te realiseren, waarbij een cocreatieproces tot een integrale, succesvolle energietransitie leidt. Vanuit deze praktijkvraag is de volgende onderzoeksvraag ontstaan: Op welke wijze kan een transdisciplinaire lerende gemeenschap worden gevormd die zich richt op meervoudige waardecreatie voor het aardgasvrij maken van de Arnhemse wijk Elderveld-Noord en hoe kan dit proces leiden tot de ontwikkeling van een lerende aanpak zodat in andere wijken van Arnhem hier ook mee gewerkt kan worden? Het beoogde resultaat is transformatieve kennisontwikkeling met een lerende gemeenschap ter ondersteuning van de energietransitie in de pilotwijk Elderveld-Noord, leidend tot een participatieve lerende aanpak voor energietransitie in andere wijken: De Arnhemse Lerende Aanpak. Dat vergt een systeemgerichte, transdisciplinaire opzet. De vraag is hoe we die cocreatie vormgeven en welke lessen we daaruit leren in een transdisciplinaire aanpak van integrale wijkvernieuwing. De beoogde impact van dit onderzoek is dat lerende gemeenschappen van publiek-private samenwerkingen voor de wijkgerichte energietransitie in hoge mate zullen bijdragen aan gezonde en klimaatneutrale wijken in Arnhem en in Nederland.
Tegenwoordig is er bijna geen gemeente meer die niet wil samenwerken met bewoners rondom de inrichting van de openbare ruimte. Toch gaat dit niet vanzelf. Voor gemeenten is het vaak lastig om een deel van de beslis- en uitvoeringsmacht af te staan en mee te gaan in de onzekere planningen van burgerorganisaties. Burgerorganisaties op hun beurt vinden de gemeente soms ondoorgrondelijk en hebben moeite met de vele betrokken ambtenaren die ook nog eens snel van positie wisselen. Fruit in de openbare ruimte is zo’n thema waarop bewoners en de gemeente elkaar kunnen vinden. In de openbare ruimte van IJsselstein staat veel fruit, waarKlimaatneutraal IJsselstein en IVN Nieuwegein-IJsselstein zich een aantal jaar terug over ontfermd hebben, samen met bewoners van IJsselstein. In deze context willen deDe consortiumpartners willen onderzoeken hoe fruit in de openbare ruimte bijdraagt aan sociaal-maatschappelijke doelen zoals binnen IJsselstein (en binnen de literatuur) worden verwoord. Dit combineren we met de inzichten in de ecosysteemdiensten van fruitaanplant, om op deze manier een totaalbeeld te formuleren van de toegevoegde waarde van fruit in de openbare ruimte. Hiermee geven we Klimaatneutraal IJsselstein, IVN en vergelijkbare organisaties onderbouwde argumenten handvatten gebaseerd op inhoudelijke argumenten om in gesprek te gaan met gemeentes over de toegevoegde waarde van fruit in de openbare ruimte en waarom dit behouden moet blijven of zelfs extra aangeplant moet worden. Ook geven we gemeentes de mogelijkheid om op basis van onderbouwde redenaties bewust te kijken naar het beheer en onderhoud van fruit in de openbare ruimte
Voor cliëntparticipatie in de zorg is volgens de Raad voor de Volksgezondheid en Zorg gezamenlijke besluitvorming (GB) belangrijk omdat het tegemoet komt aan behoeften van zorggebruikers, bijdraagt aan gezondheidswinst en kostenbesparing. In de geboortezorg ervaren zorgverleners en de cliëntenorganisatie knelpunten in de uitvoering van GB tussen verloskundige zorgverleners en cliënten, die ieder deel uitmaken van hun systeem: cliënten van hun cliëntsysteem (partner, kinderen, ouders, vrienden, sociaal-maatschappelijke omgeving) en zorgverleners van hun interprofessionele verloskundige zorgverlenerssysteem (verloskundigen, verpleegkundigen, gynaecologen, kraamverzorgenden, sociaal-maatschappelijke omgeving). Zorgverleners en cliënten hebben behoefte aan een duidelijke interventie om GB in de dynamiek van de dagelijkse verloskundige praktijk daadwerkelijk toe te passen. De onderzoeksvraag van ons netwerk van zorgverleners, cliënten, onderzoekers en experts in GB is: Welke interventie kunnen we ontwikkelen om GB tussen cliënten en zorgverleners in de geboortezorg te realiseren en hoe bruikbaar en haalbaar is deze interventie in de dagelijkse dynamiek van de geboortezorg? Het doel van dit project is om samen met zorgverleners en cliënten in de geboortezorg een interventie te ontwikkelen en beschikbaar te maken om GB in de individuele zorgverlening te realiseren. De volgende subdoelen zijn voor dit project geformuleerd: - behoefteanalyse van cliënten en zorgverleners ten behoeve van GB in de geboortezorg (programma van eisen voor te ontwikkelen interventie); (WP1) - ontwikkeling van een interventie ten behoeve van GB in de geboortezorg (WP1); - procesonderzoek van deze interventie voor GB in de geboortezorg (WP2); - doorontwikkeling en landelijk draagvlak creëren bij cliënten, werkveld en onderwijs (WP3). De continue samenwerking tussen vertegenwoordigers van cliënten, zorgverleners, onderzoek en onderwijs bij de uitvoering van dit project en de gezamenlijke ontwikkeling, uitvoering en evaluatie van de interventie bevordert hun gezamenlijke betrokkenheid en leren, en een duurzame inbedding van een haalbare praktische interventie voor GB in de geboortezorg.