Burgers moeten meer betrokken worden bij groene maatschappelijke uitdagingen en de natuur. Hoe groter de betrokkenheid, hoe groter het draagvlak voor maatregelen op het gebied van biodiversiteitsherstel, klimaatadaptatie en gezondheid. Het CoE Groenproject 'Natuurinclusief gedrag van burgers' is een tweejarig project dat loopt van maart 2022 tot en met juli 2024.
MULTIFILE
Vlees eten is geworteld in onze eetcultuur. Het minderen van vlees vraagt tijd. Ondanks campagnes die plantaardige diëten promoten eet volgens CBS nog zo’n 95% Nederlanders vlees, en de meeste daarvan doen dat meerdere keren per week als een stukje vlees bij de maaltijd. Om op kortere termijn een verschil te maken, zal het stimuleren van consumentenkeuzes voor duurzaam geproduceerd vlees in belangrijke mate bijdragen aan ‘minder en beter’. Dit vraagt om specifieke tactieken, wetende dat consumenten in hun gedrag niet altijd doen dan wat hun intentie is met betrekking tot duurzaamheid: de wil is er, maar vertaalt zich onvoldoende in koopgedrag. Om dit te overkomen zijn marketinginterventies nodig die de capaciteit, gelegenheid en motivatie van consumenten verhogen/versterken. Deze rapportage bevat de resultaten – op hoofdlijnen – van een kwantitatieve segmentatiestudie onder Nederlandse vleeskopende consumenten
Hoe kun je een koper stimuleren om niet perse de -op het eerste gezicht- goedkoopste machine of equipment aan te schaffen, maar ook te kijken naar lange termijn waardebehoud en duurzaamheid? Of andersom, hoe vergelijk je aanbod van leveranciers op een mix van criteria waaronder emissies, maar ook het lange-termijn kostenplaatje? Dit project richt zich op mkb-bedrijven in de metaal- en maakindustrie, waar veel ‘kritieke grondstoffen’ bespaard kunnen worden als er ook naar refurbish, remanufacturing en product-as-a-service gekeken wordt op het moment dat een machine vervangen moet worden. Er zal onderzocht worden in hoeverre goed gepresenteerde en samenhangende informatie over ecologische en economische duurzaamheid kan helpen bij het maken van zulke keuzes. Deze informatie wordt gepresenteerd in een beslissingsondersteunende tool. De tool moet inzicht geven over zg. Total Cost of Ownership (TCO), in plaats van enkel de aanschafprijs, en in de eco-impact van verschillende alternatieven. Eco-impact wordt vaak bepaald d.m.v. een zg. Life Cycle Analysis (LCA), waarin de levenscyclus van een product of dienst bekeken wordt van ‘wieg tot graf’. De TCO brengt juist de financiële aspecten (investering, beheer, onderhoud, ‘end-of-life’) over de levensduur in kaart. Maar het komen tot vergelijkbare LCA/TCO berekeningen vraagt afspraken over uitgangspunten en presentatiemethoden in een keten. In het project worden bestaande (reken)methoden op een vernieuwende wijze gecombineerd worden en in co-creatie geschikt gemaakt worden voor sales engineers en inkopers uit het werkveld. Het ontwerpgerichte onderzoek naar bruikbare presentatiemethoden en het mogelijke effect op aankoopgedrag zal vooral plaatsvinden met behulp van zg. ‘mockups’ waarmee de functionaliteit en interface van de tool iteratief getest wordt. Het eindresultaat is een advies over hoe te komen tot implementatie van de methode door de betrokken partijen. Het project kan zo bijdragen aan het introduceren van nieuwe circulaire business modellen in deze sector.
Dit project richt zich op mkb-ondernemers die deelnemen aan een ondernemerscollectief in een binnenstedelijk winkelgebied en zichzelf geconfronteerd zien met een forse omzetverschuiving van offline winkelen naar online winkelen. Om tijdig en op de juiste wijze te reageren op het veranderend koopgedrag van consumenten, willen mkb-ondernemers laten onderzoeken hoe op internettechnologie gebaseerde marketing- en verkoopacties door ondernemerscollectieven kunnen bijdragen aan meer omzet voor henzelf én aan het vergroten van de consumententrekkracht en verblijfswaarde van hun winkelgebied. Het consortium wordt gevormd door de Hogeschool van Amsterdam, Universiteit Utrecht, Het Platform De Nieuwe Winkelstraat (DNWS), Stad&Co, Q&A Research & Consultancy, een mkb-ondernemer en het collectief Arnhem Winkelstad. Deelnemers zijn collectieven uit Amsterdam (drie collectieven), Arnhem, Eindhoven, Roosendaal, Wageningen en Zevenaar en per collectief telkens één of twee mkb-ondernemers. De centrale onderzoeksvraag van dit project luidt: ?Hoe kunnen ondernemerscollectieven in binnenstedelijke winkelgebieden op basis van internettechnologieën hun business model versterken waardoor de deelnemende individuele mkb-ondernemers meer omzet kunnen genereren?? Om deze vraag te kunnen beantwoorden, zijn vier deelvragen met samenhangende werkpakketten geformuleerd die door de consortiumpartners op basis van praktijkgericht onderzoek worden uitgevoerd. De nieuwe kennis die met dit project wordt gegenereerd over de opzet, inrichting en werking van collectieven in binnenstedelijke winkelgebieden en hun op internettechnologie gebaseerde interventies, is van groot belang voor de overlevingskansen van winkeliers in heel Nederland. De resultaten van de interventies die in dit project worden ontwikkeld, geïmplementeerd en getest, kunnen - na validatie - door andere collectieven worden overgenomen en ingebed in hun eigen winkelgebied. Naast state-of-the-art kennis over consumer insights, de werking van business modellen van collectieven en de effectiviteit van hun interventies, is het meest belangrijke eindproduct van het project een handboek voor ondernemerscollectieven met een concreet Plan van Aanpak voorzien van praktische tips en adviezen over hoe collectieven de verschillende onderdelen van hun business model kunnen optimaliseren. Kennisplatform De Nieuwe Winkelstraat en Stad&Co zorgen er voor dat dit handboek onder de aandacht van de collectieven komt.
Situated analytics shopping assistent (SASA) systemen voor klanten maken nieuwe diensteninnovaties in winkels mogelijk. Met behulp van computer vision (CV) en augmented reality (AR) kunnen deze smartphonetoepassingen achtereenvolgens winkelproducten identificeren, aangeven of die identificatie geslaagd was (bijvoorbeeld met kleuren), informatie over producteigenschappen visualiseren en productadvies geven. Door de transparantie over producteigenschappen te vergroten kunnen ze bewuster aankoopgedrag stimuleren. Dit is bijvoorbeeld relevant voor supermarkten vanwege hun belangrijke rol in de maatschappelijke duurzaamheids- en gezondheidstransities. Hoewel er behoefte aan is, blijken SASA-systemen vooral qua productidentificatie-functionaliteit nog onvoldoende inzetbaar in de supermarktpraktijk. Dit biedt kansen voor mkb-bedrijven in de hightechsector, waaronder 360Fabriek. 360Fabriek wordt, net zoals veel andere bedrijven in de immersieve technologie-branche, bij de ontwikkeling van SASA-systemen voor supermarkten echter geconfronteerd met de beperkingen van beschikbare CV-oplossingen. Deze kunnen slechts een beperkt aantal producten op een supermarkt-rek real-time identificeren en hebben moeite met productidentificatie onder realistische supermarktomstandigheden. Tegelijkertijd beschikt 360Fabriek niet over de kennis om de vereiste CV-oplossingen zelf te ontwikkelen. Daarnaast heeft men behoefte aan aanvullende kennis over de inzet van AR in SASA-systemen. 360Fabriek zou daarom de volgende praktijkvraag graag beantwoord zien: Hoe kunnen CV en AR-technieken in SASA-systemen ingezet worden voor een effectieve en positief ervaren productidentificatie en visualisatie van de identificatieresultaten, onder realistische supermarktomstandigheden? Om deze vraag te beantwoorden, zullen de HvA en 360Fabriek dit project samen met Jumbo Bas Bobeldijk uitvoeren. Hiertoe zal een initieel SASA-prototype ontwikkeld worden, dat supermarktproducten identificeert, visualiseert of die identificatie geslaagd was, het merk en type van geïdentificeerde producten toont, en supermarktklanten instructies geeft voor het gebruik van de smartphonetoepassing. Dit prototype zal in een Jumbo-supermarktvestiging worden getest. Het project zal naast het SASA-prototype resulteren in doorontwikkelde technologische CV-oplossingen en nieuwe technologische CV en AR-kennis. Deze zullen breed gedeeld worden met de beroepspraktijk in een eindpresentatie en in twee vakpublicaties.